ogen op. Met trots bedacht hij, dat dit fiere meisje toch wel een grote vriendschap voor hem hebben moest.
‘Wat was er gebeurd?’
‘Dat mag ik niet vertellen. Ik kan je alleen zeggen, dat hij haar laag behandeld heeft, en zelfs dat mag je niet verder vertellen, aan niemand.’
Met een peinzende blik keek ze naar zijn verduisterend gezicht.
‘Zou je hem gedood hebben, als hij buiten gekomen was?’
‘Zonder de minste twijfel.’
Zij huiverde en lei haar kleine hand op zijn arm.
‘Je moet je drift beheersen, Gerbrandt,’ zei ze zacht. Als je weer zo'n woeste opwelling hebt, denk dan aan mij, en houd je in toom.’
Ze keek hem met een sterke blik recht in de ogen. Ontroerd nam hij haar hand en bracht die aan zijn lippen.
‘Dat is lief van je, Tesseltje...... Ik beloof je, dat ik er aan denken zal.’
Vertrouwelijk schoof zij haar arm door de zijne. Zij wandelden verder, gingen bij de kleine koepel op een bank zitten in de schaduw van een machtige kastanje.
‘De Heer De Groot is erg op je gesteld, Sinjeur Breêro.’
‘Daar ben ik trots op, Joffer Visscher.’
‘Dat mag je. En hij heeft gelijk. Je verdient het. De meeste mensen houen alleen van je, omdat je ze laat lachen. Maar die zien je wezen niet. Je bent heel anders en veel meer waard. Dat heeft Huig de Groot gezien en ik weet het ook.’
Hij keek naar het spel van de zonnevlekjes over haar blauwzijden kleed en haar blank gezichtje. Wat een mooi, peinzend en puur gezicht. Hoe edel, bijna mannelijk en toch ontroerend teder was dat ivorige voorhoofd gewelfd. Als hij een schilder was als Frans Hals zou hij haar portret willen maken...... Wat zei ze allemaal voor vleiende dingen...... Het maakte hem onrustig.
‘Je vriendschap voor mij doet je overdrijven, Tesselschade,’ zei hij in een plots wellend gevoel van nederigheid. ‘Ik heb schrikbarende fouten.’
‘Gelukkig, anders zou je niet zijn, die je bent’......
Dat zou Neeltje Nagtegael nooit hebben kunnen zeggen! Die wou hem feilloos en zo stil als een kerkhof maken.
‘Jij bent een van de mensen, die je nemen moet met hun fouten