3
Steven zat met een boek bij het vuur, toen de knecht Breêro binnen liet en keek verwonderd op.
‘Jij hier?...... Bij je thuis zeiden ze, dat je naar Hoorn was.’
‘Heb je dan thuis naar me gevraagd?’
Hij gooide mantel en hoed op een bank, schoof een zetel bij, strekte zijn verkleumde handen en voeten naar het vuur.
‘Ja...... ik maakte me ongerust.’
‘Ongerust?’
Wantrouwig schoot zijn blik onderuit naar Stevens gezicht.
‘Wel, ik heb een brief uit Hoorn gekregen......’
‘Zo?’
Het klonk nors en onverschillig.
Steven klapte het boek dicht en schoof het over de lage tafel weg.
‘Je bent niet naar Hoorn geweest?’
‘Nee...... Ik...... eh...... ik kwam Dieuwertje tegen en...... en ik ben tot nu toe bij haar geweest......’
‘Je voorzienigheid,’ glimlachte de ander. ‘Je waardeert haar veel te weinig’......
‘Dat denk je maar’......
Het bleef een poosje stil. Steven stopte zich een pijp en stak er nadenkend de brand in, af en toe tersluiks kijkend naar Gerbrandts somber en vervallen gezicht...... Het had hem hard aangepakt. Eindelijk zei hij zacht:
‘Trek je het niet zo aan, kerel...... ze is het niet waard......’
Breêro keek hem aan met de blik van een gewond dier. Steven stiet met de voet tegen de punt van Gerbrandts degen en glimlachte hoofdschuddend:
‘De romantiek op zij...... Wat had je je voorgesteld?...... Als je daar zo aangekomen was, hadden de bedienden van Sinjeur Keyzer je de deur uitgewerkt en je overgegeven aan de rakkers...... Wees ervan overtuigd, dat de dame op haar hoede is en haar bevelen gegeven heeft......’
Het woord stak als een giftige angel.
‘Je weet nou eindelijk evenveel als ik allang wist...... Ik heb geprobeerd je te waarschuwen, maar je was in de Venusberg en kon het niet verstaan...... Het spijt me, Gerbrandt...... ik begrijp