Gerbrandt!...... Het zou hem ook verdriet brengen...... maar elk einde zou voor hem een nieuw begin betekenen...... Voor haar niet...... Maar zij wou er nu niet aan denken. Zijn kussen regenden op haar gezicht, dit was een feest en zij moest er met volle teugen van genieten......
‘Hou je ook zoveel van mij, Dieuwertje?’
‘Ik kan niet zeggen hoeveel, Gerbrandt......’
‘Dat is heerlijk...... Ben je ook zo vliegend gelukkig?’
‘Ja...... ik ben nog nooit zo gelukkig geweest......’
‘Vannacht zal ik een nieuw gedicht voor je schrijven, Dieuwke -.’
‘Doe dat, Gerbrandt...... en lees het de broeders voor, als je 't mooi genoeg vindt.’
Hij drukte haar teder tegen zijn schouder.
‘Vin je 't nu niet akelig meer?’
‘Nee...... als 't goed voor jou is, heb ik er vrede mee......’
‘Weet je wel, Dieuwertje, dat je een wonder bent?’
‘Ach, mallert......’
Hij keek nadenkend in haar gezicht, met een peinzende uitdrukking in zijn oogen.
‘Ja,’ zei hij zacht, ‘je bent een wonder...... Soms denk ik er wel eens over na, en dan ben ik verbaasd. Je hebt niks geleerd en je begrijpt alles...... veel beter dan anderen, die veel geleerd hebben...... Hoe kan dat?’
Dieuwertje lachte gelukkig.
‘Dat komt, omdat ik zo veel van je hou.’
Hij schudde het hoofd.
‘Nee......'t is wat anders...... Je bent zo wijs, Dieuwke...... Soms denk ik, dat je veel, veel wijzer bent dan ik...... Ja, dat ben je...... Ik begrijp 't niet. Je bent werkelijk een wonder, meid......’
‘En jij bent een mallert...... Ik luister naar jou, en wat jij zegt onthou ik en dat praat ik dan weer na, net als een papegaai, en dan denk jij, dat ik heel wat in mijn bol heb...... Ik ben immers maar een dom kind......’
Lachend schudde hij het hoofd. Dan zei hij weer ernstig:
‘Nee, dat is 't niet...... Ik kan 't niet zeggen, maar je bent zo vreemd wijs...... Ik denk, dat ik daarom ook zo veel van je hou...... Zou je denken, dat ik verliefd zou kunnen zijn op een domme gans?’
‘Waarom niet?’