God vergeving, schold zichzelf voor een dwaas en opstandig element en besloot te berusten in de harde les, die toch rechtvaardig moest zijn geweest...... Schele Wiebert, de zwierbol, was ook als slachtoffer gevallen, gestraft voor zijn zedeloos leven......
Een paar dagen vóór hij voor 't eerst op straat mocht, kwam Steven van Vredesteyn hem bezoeken. Met een kreet van vreugde sprong hij hem tegemoet. Toen zag hij, dat zijn vriend rouwkleren droeg.
‘,Steven...... wat...... waarom ben je in de rouw?’
‘Vader,’ antwoordde Steven zacht.
‘God,’ mompelde Gerbrandt verslagen, ‘dat is erg...... ik...... ik wist er niets van.’
De tranen sprongen hem uit de ogen.
‘Ze hebben 't je niet verteld om je te sparen. Ik kreeg de tijding in Gelderland. Oom is met mij meegekomen...... er is natuurlijk veel te regelen, want de oude heer was niet al te precies op zijn zaken...... Hij was al een week begraven eer ik hier kon zijn......’
‘Wat...... eh...... waaraan is hij gestorven?’
‘De plaag......’
‘Ook al......’
De plaag...... de plaag!...... Je hoorde niet anders meer...... Moest de hele stad dan uitsterven?...... Je werd er gek van!......
‘En jij, Gerbrandt, hoe gaat het jou?...... Ik hoorde pas in de stad, dat je erg ziek geweest was.’
‘Ik ben beter...... koortsen...... weet ik 't...... een maand lang...... Maar 't is over...... Alleen......’
Hij stokte en keek naar de half openstaande deur.
‘Wacht even...... Ik moet je wat vertellen......
Hij sloot de deur en schoof er zacht de kleine grendel voor.
‘Ga zitten, Steven...... Ik heb er zo naar verlangd om met je te kunnen praten...... Je hebt nu wel je eigen verdriet...... maar ik wou 't je zo graag vertellen, jij begrijpt alles altijd zo goed...... Ik...... ik kan er met niemand over spreken, maar met jou wel...... 't Blijft toch een geheim tussen jou en mij, nietwaar?’
Hij sprak gejaagd. Tranen maakten zijn stem onzeker. Zijn vingers frutselden zenuwachtig aan de knopen van zijn wambuis.
‘Bedaar toch,’ zei Steven rustig. ‘Je maakt je helemaal overstuur...... Ga zitten en vertel wat er aan de hand is. Natuurlijk blijft het tussen ons.’