zijn slapen, drong een grote benauwdheid naar zijn keel, die hij tevergeefs trachtte weg te slikken. Haar lachje klonk wat spottend, maar niet onvriendelijk. Zij vroeg:
‘Is hij van de Kennemer Brederodes?’
Hij hoorde de vraag nauwelijks, de betekenis ervan drong niet tot hem door. Hij bleef haar star en dom aankijken, niet in staat de ogen weg te wenden van het ovale gezichtje, dat bewaard leek als een rijpe perzik.
Steven keerde zich schielijk naar haar om en antwoordde:
‘Nee, hij is van de Amsterdamse Brederodes uit de Nes.’
Het klonk wat bars, met een bijgeluid van lichte hoon, dat Gerbrandt ontging.
‘O ja?...... Ach, ik wist niet......’
‘Daar zijn nog wel een paar dingen, die ze in Gelderland niet weten, nichtje...... Kom, laten we naar de tuin gaan, 't is hier om te stikken......’
Ze gingen naar de tuin. Gerbrandt kon zich nooit herinneren, hoe ze daar gekomen waren. Hij wist alleen, dat de gulden verschijning voor hem uit zweefde en dat hij zelf zich plomp en loodzwaar bewoog zonder noemenswaard vooruit te komen, als had hij klompvoeten en woog duizend pond. Goudvonkende krullen dansten voor zijn ogen. Gesponnen zonnegloed, een kleedje glansde als een vlam in de zon, een helle stem lachte en zei onverstaanbare woorden...... Zeker had de hemel open gestaan en was er een engel uit weg gevlogen...... zo zou hij het in een gedicht zeggen...... Steven praatte er tussen door. Zijn stem klonk verveeld en geprikkeld, als ergerde hij zich. Hij kon beter zijn mond houden. Als Anne Marie van Bredevoort lachte en praatte kon heel de wereld beter zijn mond houden om Gerbrandt niet te hinderen in zijn ademloos genieten van deze kostbare minuten......
Hij kreeg een raket in zijn hand geduwd. Maar hoe kon hij de ballen kaatsen, als daar tegenover hem op het grasveld die gouden vlam dansend bewoog en sissende vonken naar hem sloeg, die hij immers nooit raken kon?...... Hij zwaaide zijn raket als een blinde, sloeg vervaarlijke gaten in de lucht, maar de gevederde ballen snorden hem voorbij en Anne Marie schaterde om zijn onhandigheid. Hij lachte mee, verheerlijkt...... hij wou nooit meer een bal raken, als zij maar zo uitbundig schaterde......
Het was een lome, late middag in het begin van September. Over