‘Reusachtige pret!’ zei Walter geestdriftig. ‘Ik moet echt oppassen, anders zou ik me gewoon dood lachen... en dat zou jammer zijn, want wie zou jullie dan aan 't lachen maken, als je met zure gezichten zit te kijken zoals deze domme mensen hier.’
Ulferts gezicht werd donker van boosheid. Odo viel dadelijk in:
‘Walter heeft gelijk, Ulfert... Het lijkt gek, maar hij heeft toch gelijk. Ik kan het verder niet uitleggen, maar als jullie nou wijs zijn, dan trek jullie vrolijke gezichten, want het einde van alle leed zal spoedig komen... Bernulf heeft het in de sterren gelezen, en wat die leest, komt altijd uit, dat weet je.’
Wantrouwig, maar toch met een vleugje hoop keken Ulfert en zijn vrouw den jongen aan. Deze knikte, en voegde eraan toe:
‘Ja, echt waar!... En deze keer komt het zéker uit, want Walter en ik gaan de sterren een beetje helpen, en alles komt goed, zo vast als iets!’
‘Ja maar,’ begon Ulfert, ‘ik begrijp niet, hoe...’
‘De sterren zullen het uitwijzen, Ulfert,’ verzekerde Walter. ‘En meer valt er op het ogenblik nog niet van te zeggen. Maar het is al wel zeker, dat alles goed afloopt... heus... zetten jullie de zorgen maar opzij. Alleen, zie je, er mag niet over gepraat worden, want dan heb je kans, dat de sterren nijdig worden, en dan loopt alles weer in de war... Ga je mee, Wolfert?’
De drie jongens liepen meteen weg. Ulfert en zijn vrouw keken hen verbluft na. Het leek allemaal onzin, wat zij zeiden. Maar Odo was niet gewoon lichtzinnige praatjes te verkopen. En hoe onzinnig dit alles ook leek, er moest zeker iets achter zitten. Die twee hadden iets ontdekt, waar ze nog niet over praten wilden... En met een vonkje nieuwe hoop in het hart keken man en vrouw elkaar aan. Als er toch nog eens een goede oplossing mogelijk was?...
Wolfert wou weten, wat Odo en Walter bedoeld had-