als zij vertelden, dat zij met Winfried even een kolossalen beer gingen vangen, mochten zij geen van allen weg!... Maar een goed smoesje zouden zij wel verzinnen... En als zij met den beer thuiskwamen, werd het leugentje hun wel vergeven... Dat was immers eigenlijk meer een krijgslist dan een leugen!... En een krijgslist mocht je gerust toepassen... Zo suste hij wat dat betreft zijn geweten gemakkelijk in slaap... Je kon niet altijd even zoet en braaf zijn... Een flinke kerel durfde wel eens iets te ondernemen, waar anderen voor terugschrokken. En de buit was de moeite waard!... En de roem, die de onderneming brengen zou, nog veel meer!...
Lang lag hij erover te denken, of hij Odo van het geval vertellen zou. Daar kon hij moeilijk buiten, want Odo was zijn vertrouwdste vriend, en daar mocht hij eigenlijk zo'n gewichtige onderneming niet voor verzwijgen... Hij was alleen een beetje bang, dat Odo het niet goed zou keuren.
En daar had hij het niet ver mis mee. Want toen hij de volgende morgen vroeg bij hem kwam, hem met een geheimzinnig gezicht meenam en hem fluisterend van zijn plannen op de hoogte bracht, trok Odo een bedenkelijk gezicht, en zei:
‘Je bent zeker een beetje mal geworden?... De berenjacht is zowat de gevaarlijkste van allemaal. Jullie hebben er geen van allen ondervinding van. Zo'n beer is een monster van kracht en vlugheid! Ik zou dat hele plan maar rustig uit m'n hoofd zetten, Winfried.’
‘Geen kwestie van,’ verklaarde Winfried nijdig. ‘Ik zet 'et door, of je 't nou goedkeurt of niet. En we krijgen die beer best klein, maak je maar niks ongerust!’
Maar Odo gaf zich nog niet gewonnen. Hij beproefde alles om Winfried van zijn roekeloos plan af te brengen, maar hoe meer hij praatte, hoe koppiger de ander volhield.