wonnen hebt. Ik hoop, dat je er lang pleizier van hebben zult, Wolfert. Verzorg hem goed. 't Is een edel diet, dat zich aan zijn meester hecht en dankbaar is voor een goede behandeling. Jullie zijn elkaar waard. En sta daar nou niet langer te blozen en te stotteren, maar stijg op en geef hem nog een goede beurt, vòòr je hem te rusten zet. Vooruit!’
Wolfert lachte, wipte op Vuur-oog en stoof de wei over, sprong de berm af en verdween in de richting van het grote woud, nog eens achterna gejuicht door de bezoekers van de wedkampen en zijn kameraden.
Daarop gingen de mensen uiteen, ieder naar eigen huis of hoeve. En op alle wegen en paden was druk gepraat over de gebeurtenissen van de dag, over het verloop van de wedkampen en de kranige dingen, die de jongens te zien gegeven hadden. En zij kwamen niet uitgepraat over de edelmoedigheid van Ermanarik, die zonder enig teken van spijt de prijs, die hij zo graag aan zijn eigen zoon gegund had, aan Wolfert had toegewezen... O, hun vorst was een groot man, wijs en rechtvaardig!... Gelukkig de stam, die zulk een man tot aanvoerder had.
Wolfert maakte een echte triomfrit door de omtrek. Overal, waar hij de huiswaarts kerende mensen voorbij kwam, werd hij toegejuicht, bewonderd en benijd. Het paard was bokkig, ontevreden, omdat een vreemde ruiter hem bereed. Gedurig maakte het onverwachte zijsprongen. steigerde of gooide wild zijn staart in de lucht. Maar de vreemde ruiter bleef er op, maakte zich ook niet boos, lachte om de kuren van den zwarten driftkop, streelde zijn manen, klopte hem goedkeurend op de hals en sprak hem toe met zachte, liefkozende woorden. Vuur-oog legde nog wel achterdochtig zijn oren in de nek, maar Wolfert was ervan overtuigd, dat ze gauw goede vrienden zouden worden. Vuur-oog had zich natuurlijk al een beetje aan Winfried gewend, maar die had hem maar kort gehad en hij zou het hart van dit heerlijke dier wel spoedig gewonnen hebben...
Toen hij thuiskwam, stonden zijn vader en moeder, broer-