Rondom schreeuwden en klapten nog altijd de toeschouwers, die nog zelden zo'n prachtige serie hadden zien schieten. Winfrieds kleine broer Erik, wist met zijn blijdschap en geestdrift geen raad. Hij sprong in het rond en gilde zo vervaarlijk, dat hij eensklaps een hoestbui kreeg, waar hij bijna in stikte. Zijn moeder trok hem naar zich toe en klopte hem op de rug, en daar was hij toen weer kwaad om, want dat vond hij veel te kinderachtig voor zo'n grote jongen als hij.
Toen Winfried lachend rondkeek, zag hij plotseling Odo's zuster, Hilde, die dichtbij aan de kant stond en hem met schitterende ogen toewuifde, lachend, en stralend van bewondering. Hij wuifde terug en kreeg een kleur van vreugde. Toen wendde hij zijn blik, een beetje verlegen af, en ontmoette de ogen van Wolfert, die hem bewonderend toeknikte, lachend en zonder de minste afgunst.
‘Reusachtig, Winfried! Dat doet geen mens je na!’ zei hij.
Winfried glimlachte. Maar hij voelde zich verbaasd en ontstemd: hij had verwacht, dat Wolfert teleurgesteld en kwaad zou zijn, en zich daar heimelijk op verheugd... Misschien wàs hij het in zijn hart ook, maar dan kon hij goed komedie spelen!... Nou ja, het deed er ook niet toe: verslagen had hij hem, die Wolfert, die dacht, dat hij alles het beste kon!... Hij ging bij Odo in het gras zitten om te kijken naar het schieten van de overigen. Odo sloeg hem nog eens op de schouder en wreef de handen van tevredenheid over de uitslag van dit eerste gedeelte der wedkampen.
‘Zie je nou wel, dat ik goed gedaan heb met me niet terug te trekken?’ vroeg Winfried zegevierend. ‘Stel je voor, zeg!’
De rest van de schietwedstrijd trok niet veel belangstelling: de kampioenen stonden al vast...