de wedkampen deel te nemen. Hij vermoedt, dat je stilletjes te vroeg bent gaan lopen, en hij zegt, dat daardoor de genezing niet helemaal voldoende is... Wat denk je ervan?’
Verschrikt had Winfried het hoofd opgeheven. Het was al zo donker, dat hij de uitdrukking van zijn vaders gezicht niet zien kon. Meende hij dat werkelijk?... Niet meedoen aan de wedkampen?... Ze zouden allemaal zeggen, dat hij niet durfde... dat hij zich aan de strijd onttrok, omdat hij bang was te verliezen!... Dat kon hij toch niet doen?... Iedereen zou hem uitlachen!
‘Ik ben nu toch beter, vader!’ zei hij mokkend.
‘Bernulf houdt vol, dat de genezing niet voldoende is voor de grote inspanning van de wedkampen. Hij is bang, dat je bij een of ander zwaar onderdeel door je knie zult struikelen. Dan zou je niet verder mee kunnen doen en moeten uitvallen... Ik wil je niet vragen of je werkelijk ongehoorzaam geweest bent. Maar ik geef je de raad te doen, wat Bernulf voorstelt... Hij weet meer van dit soort dingen dan wij.’
‘Maar, vader, iedereen zal me voor laf en kleinzerig houden... M'n knie is beter; ik loop gewoon rond; ik heb vandaag al geoefend, en niemand heeft iets aan me gemerkt... ik heb ook niks gevoeld... Ik mòet meedoen, vader!... Ze zullen me gewoon uitlachen!’
Ermanarik schudde het hoofd.
‘De verstandigen zullen je niet uitlachen. En je moet eindelijk leren, je van het geklets van de dwazen niets aan te trekken... Als je bij de wedkampen je knie opnieuw verstuikte, zou dat heel lelijk zijn. Kùnnen zijn, tenminste. Wees verstandig, Winfried, en doe deze keer niet mee.’
Maar Winfried wou er niet van horen. Koppig verzette hij zich tegen al zijn vaders wijze raadgevingen. Hij voelde zich genezen, en sterk genoeg om bij de wedkampen een goede plaats te veroveren. Hij was wel een beetje achterop geraakt met die rustkuur, maar hij had op de meesten