gestorven zoon betoonde.
Zo kwam zij dan op een regenachtige dag in een donkere grot, een diepe spelonk tussen de rotsen. Daar vond zij een oude reuzin zitten, die zeide, dat zij Thokk heette, welk woord “dank” betekent. En Freya zeide:
O, oude Thokk, weet, dat ik gekomen ben om u te vragen, te wenen om de dood van Balder, de god van het licht, die om het leven kwam door het verraad van Loki, en nu in het schimmenrijk bij Hel verblijven moet. Maar wanneer alles op aarde zijn dood beweent, zal de godin van het dodenrijk hem ons teruggeven.’
‘De reuzin keek haar aan en schudde het hoofd.
‘O, Freya’, sprak zij met haar krakende stem, die klonk als het gekras van de raven. ‘Mijn oude ogen hebben geen tranen meer. Ik heb zoveel leed gezien, en zoveel smart geleden, dat ik niet meer wenen kan, wat mij ook overkomt. Hoe zou ik dan wenen om de dood van Balder, die ik niet gekend heb, en die mij onverschillig is. Ik wìl niet om hem wenen, en ik zàl niet om hem wenen.’
‘En hoe de arme, verschrikte Freya haar ook smeekte, de oude reuzin Thokk bleef haar aankijken met haar ingezonken, roodomrande ogen, en die ogen bleven droog. Ook de smart van de ten dode bedroefde moeder kon haar niet tot een enkele traan bewegen. En ongetroost moest Freya verder gaan.
Het is waar, dat alles wat er verder in de wereld was, om Balders dood schreide. Maar de voorwaarde van Hel was, dat er geen enkele uitzondering zijn zou, en die uitzondering was er nu wel: de oude reuzin Thokk had niet om hem willen wenen.
Opnieuw werd Hermod naar de godin van het schimmenrijk gezonden. De goden hoopten, dat Hel, nu er maar één wezen in gans de wereld geweigerd had om Balder te wenen, den god van het licht toch vrij zou geven. Maar een godin mag haar woord niet breken. Zij had de voorwaarde gesteld, en aan de voorwaarde was niet voldaan.