in het bos; hij hoorde de vogels niet meer zingen. Hij voelde zich ziek van vermoeienis en pijn en van de machteloze woede, die hem opwond tot steeds groter wraakzucht.
Het was al bijna donker, toen hij thuis aankwam, drijvend van het zweet, hijgend en kreunend van vermoeiens. Hij beefde over heel zijn lijf en moest een tijd op de bank zitten en herhaaldelijk drinken eer hij weer spreken kon en een beetje tot zichzelf kwam. Hij vertelde alleen, dat hij in het bos gestruikeld was bij het hardlopen. Zijn vader onderzocht de knie, en trok een bedenkelijk gezicht. Zijn moeder wikkelde het gekwetste lichaamsdeel in een stijf verband van natgemaakt linnen. Het deed geweldige pijn, maar Winfried beet de tanden vast op elkaar en gaf geen kik. Toen hij eindelijk, hijgend en uitgeput op de rustbank binnen lag, zei Ermanarik:
‘Dat ziet er maar lelijk uit, Winfried. Een verstuikte knie is lastig te genezen, en het wil wel eens een hele tijd duren, eer die weer helemaal in orde is... Ik ben bang, dat je heel wat moeite zult hebben om op tijd beter te zijn voor de wedkampen... Je zal goed doen met je maar heel rustig te houden en stil te blijven liggen. Geduld is het enige, dat je helpen kan.’
De wedkampen!...
Winfried werd krijtwit en bestierf het bijna van schrik.
Aan de wedkampen had hij nog helemaal niet gedacht!
Alle goden!... Dat maakte die verstuikte knie tot een grote ramp.
Met een door tranen half verstikte stem zei hij:
‘Ik moet beter zijn vóór de wedkampen, vader... dat moet!’
Ermanarik keek zijn zoon medelijdend aan. Om hem niet te ontmoedigen, zei hij:
‘Dat kan ook best, m'n jongen. Maar je zult mee moeten werken door geen verkeerde bewegingen te maken en niet te vroeg op te willen staan.’
Zijn vrouw voegde eraan toe: