‘Vuur-oog?’ vroeg Winfried verwonderd. ‘Waarom noem je hem Vuur-oog?’
Hilde lachte.
‘Nou’, zei ze, ‘kijk maar es even, hoe die ogen schitteren en gloeien!... Net of er vuur achter brandt!... Een echte Vuur-oog is 'et!’
‘Daar heb ik z'n naam!’ riep Winfried. ‘Vuur-oog zal ik 'em noemen!... Dank je, Hilde... dat is een prachtige inval van je... Vuur-oog!... een fijne naam!’
Nu kreeg Hilde een kleur van pleizier. Odo klapte in de handen. Hij was het helemaal met de keuze van de naam eens. En juist op dat ogenblik begon de hengst driftig te hinniken.
‘Hoor je wel?’ lachte Odo. ‘Hij is ook blij met zijn nieuwe naam! Hij lacht van blijdschap!’
‘Mag ik er ook eens op zitten?’ vroeg Hilde.
‘Ga nou gauw!’ riep Odo. ‘Moet je een ongeluk krijgen? Winfried is er zelf drie keer afgesmeten! Dat is geen paard voor een meisje om op te rijden!’
Winfried keek verlegen naar haar verstoord gezicht. Hij wist, dat Hilde heel goed rijden kon. Maar hij wist ook, dat zij Vuur-oog zeker niet de baas kon blijven. Dan vond hij er wat op.
‘Laat hem eerst nog een beetje wennen, Hilde,’ zei hij. ‘Hij is nog niet helemaal afgericht.’
Hilde knikte, maar tevreden was zij niet.
‘Jongens zijn allemaal even verwaand,’ mopperde zij. ‘Die denken, dat ze alles beter kunnen dan meisjes. Wacht maar... ik zal 'et jullie nog wel eens laten zien!’
Zij ging het huis in en de jongens lachten tegen elkaar.
‘Hilde heeft altijd spijt, dat ze geen jongen is,’ zei Odo ‘Ze is geweldig flink. Sterk en nergens bang voor. Ze zou liefst alles met de jongens meedoen, net als toen ze nog klein was. Ze kon alles even goed of noq beter dan wij, weet je 't nog?’
Winfried wist het best. Ze liep als een haas en kon