Met een lichte zucht antwoordde hij:
‘Daar hoef ik niet beter voor te worden... Wat moet ik bij de wedkampen doen?... Zo'n kreupele zwakkeling? Ging ik maar dood!’
Een groot verdriet kroop in Winfrieds borst omhoog. Schaamte om zijn woorden van de vorige dag joeg hem het bloed naar de wangen. Ook zìjn stem klonk schor, toen hij antwoordde:
‘Dat mag je niet zeggen, Odo!... Ik wil niet, dat je dood gaat!... We houden allemaal van je... Al ben je niet zo sterk als wij, je bent veel verstandiger... En vader zegt, dat verstand dikwijls veel meer waard is dan kracht.’
Langzaam keerde het gezicht van Odo zich weer naar zijn vriend. Er was een verlangende glans in zijn grote blauwe ogen.
‘Zegt je vader dat echt?’
‘Natuurlijk!... En hij zegt ook, dat jij de verstandigste bent van al de jongens... en dat hij heel wat van je verwacht... Luister es, Odo... als jij niet beter bent op de dag van de wedkampen, dan doe ik niet mee... aan niks!’
Odo glimlachte.
‘Dat is onzin,’ zei hij. ‘Je mòet meedoen... Volgende lente moet je schild en zwaard verdienen... je plaats onder de vrije mannen... vergeet dat niet!’
‘Als jij niet beter bent, doe ik niet mee,’ hield Winfried koppig vol. ‘Ik loop zo diep de bossen in, dat niemand me vinden kan. Als je dat maar weet!’
Odo kwam op zijn ellebogen half overeind. Hij lachte zachtjes.
‘Goed,’ stemde hij toe. ‘Ik zal beter zijn. Ik voel me nu weer al veel sterker... Laat me maar, Winfried... ik moet rusten, dan komt het vanzelf in orde... Ik beloof je, dat ik bij de wedkampen zal zijn om te juichen, als jij wint...’
Even kwam er nog een treurige trek om zijn mond bij de gedachte, dat hij alleen zou komen om de overwinnaars