Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] XCV. Tevredenheid. Gij die het waar genoegen mist, En altoos met uw noodlot twist; Wilt naar mijn liedje hooren. (bis) Het geeft, o vrienden! geld noch goed Maar kweekt de rust in uw gemoed, En doet de vreugde er gloren. (bis) Heeft u Fortuin niet mild bedeeld Met specie, die de zinnen streelt, Laat dit uw hart niet kwellen. (bis) Wanneer de slaap uw oogen sluit, Dan telt de vrek zijn schat eerst uit, En gij hoeft niet te tellen. (bis) Kunt gij niet, als de groote liên, Veel spijzen op uw tafel zien, Wilt toch tevreden zwijgen, (bis) En denkt: wat baat er menig schaal, Waar men zich vóór het middagmaal Den buik eerst toe gaat rijgen. (bis) Wordt ook de wijn bij u niet mild, Met roekelooze hand gespild, Hij zal u niet doen dwalen; (bis) Want waar geen wijn vloeit uit de kan Daar blijft de wijsheid in den man. Drinkt wat gij kunt betalen. (bis) [pagina 301] [p. 301] En rust gij op geen kanapé Of zacht gespreide legersteê, O! zulks doe u niet blozen, (bis) Hij die de rust in 't hart bewaart, En door geen misdaên wordt bezwaard, Slaapt overal op rozen. (bis) Tevredenheid is slechts de schat Die 't waar geluk in zich bevat; Houdt, vrienden! haar in waarde; (bis) Want treden we eens de wereld af, Wat zijn de schatten dan bij 't graf? Eene enk'le handvol aarde. (bis) Liedjes tot Nut van 't Algemeen. Vorige Volgende