Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 294] [p. 294] XCIII. Vriendschaps - lied. Hoe zoet is 't daar de Vriendschap woont, Zij is opregt van aard, Zij wordt met mirt en palm gekroond, Haar glans is prijzenswaard. Zij spoort het al tot blijdschap aan, Wie kan haar invloed wederstaan? Geen mensch, geen mensch, geen mensch! De Vriendschap neemt de harten in, Nooit heeft ze een stuursch gelaat; Zij is de zuster van de Min; Zij schuwt de twist en haat; Ze is altijd vergenoegd van geest. Men roem haar op dit vrolijk feest Met zang, met zang, met zang! De Vriendschap mint gezelligheid, Men vindt haar nooit alleen, Zij zelf heeft dezen disch bereid, Zij bragt ons hier bijeen; Elk roep dan uit met hart en mond: 'k Verzoek uw Vriendschap in het rond, In 't rond, in 't rond, in 't rond! Wel zoet gezelschap, dat met vlijt Opregte Vriendschap eert, Wij wenschen dat nooit twist noch nijd Dees zoete Vriendschap keert, [pagina 295] [p. 295] Maar dat door vaster band ons hert Vereenigd en onscheidbaar werd; Hoezee, hoezee, hoezee! Men vat dan frisch den beker aan En klink te zaam in 't rond, Ten spijt van die ons wederstaan, Wij haten valschen grond, Ja spotten met de dwinglandij En juichen onvermoeid aan 't Y, Met vreugd, met vreugd, met vreugd! Elk neem het glaasjen in de hand En bied zijn Vriendschap aan; Men schenk het vol tot aan den rand, 't Mag op de Vriendschap staan. Wij drinken 't op de Vriendschap uit. Dat niets de gulle Vriendschap stuit', Geen ding, geen ding, geen ding! Dat raakt ons hart, dat doet ons goed; Wij doen dat nog een reis. Wat is de gulle Vriendschap zoet. Dat elk met ons Haar prijs. Zij is het voedsel van de deugd Die ons gestaêg het hart verheugt, Zoo blij, zoo blij, zoo blij! Nog eens tot slot, dan kan 't bestaan, Driemaal is regte trant; Eer wij van dezen disch afgaan Bied elk nog eens de hand. [pagina 296] [p. 296] Men roep elkander toe in 't rond: Leef lang gelukkig en gezond, Veel heil, veel heil, veel heil! Met de muzijk, in de Zanggodin aan 't Y, I. D. bl. 12. Vorige Volgende