Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXVIII. Vragen aan de Maagden. Lieve maagden, die uw zinnen Hebt geslepen, naar de kunst, Op de wetsteen, die in 't minnen Leert de maat van straf en gunst. Antwoordt hier met wijze reden, Mits mijn zangeres u bidt Deze vragen eens te ontleden, Om te treffen 't regte wit. Zou de vos geen kiekens stelen Als hij kwam in 't hoenderhok? En al, kip ik hebje, spelen, Ieder boutjen is een brok? Zou de wollif van de schapen Wederkeeren zonder roof, Als de matte herders slapen? Dit is buiten mijn geloof. [pagina 284] [p. 284] Zou de havik bij de duiven Vliegen, stil en wel te vreên, Zonder iets daar af te kluiven? Wat dunkt u? ik denk wel neen. Zou een grage kat de muizen Laten spelen met 'er staart, En daarvan geen wildbraad pluizen? Dat was wel een vreemden aard. Zou een bikker zonder eten Zitten aan een braven disch, Vol van alles, en vergeten Daar zijn maag zoo graag naar is? Zou een snoeper 't snoepen laten Als hij alles voor hem ziet, Rijpe vruchten, volle vaten, Wat hij wenscht, en dat voor niet? Zou een aakster zonder springen Leven in 't vermaaklijk groen? Of zoo zeer haar aard bedwingen Daarze 't vrij en vrank mag doen? Zou de hond de hutspot sparen Als de potten open staan? Of een vetten bout bewaren En niet proeven van 't gebraên? Zou een danser 't spelen hooren En niet drillen met de voet? Zou de lust hem niet bekoren Tot hetgeen hij garen doet? [pagina 285] [p. 285] Zou een vrijer heele nachten Zitten voor zijn liefstens bed Zonder leven, zonder krachten, Daar hem niemand 't zoet belet? Daar de handen onbedwongen, Gaan alwaar de lust hen trekt; Daar de nacht de kromme sprongen Van de min gestaâg bedekt; Daar de kamer is gesloten En alleen tot hun gerijf? Wordt daar niet wat meer genoten; Zoo zocht niemand tijdverdrijf! Doch ik wil geen vonnis vellen. 'k Laat dat in uw oordeel staan. Wilt hierbij uw antwoord stellen, Zoo hebt gij mijn wil voldaan. En ik zal uw gunst beloonen Met iets zoets dat maagden leert Om heur deugd met lof te kroonen Als men 't kwaad ten beste keert. jan soet, Maagdenbaak, bl. 285. Vorige Volgende