Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXVI. 1. O Sylvia, het eenig wit Van Coridons gedachten, Ei gunt mij 't geen daar ik om bid Met tranen ende klagten, 't Is meer dan tijd, Laat herderin Uw koele zin, En mint om strijd. 2. De winter is nu heel voorbij, De Mei staat voor de deuren, Een iedereen die is nu blij, Moet ik alleen nog treuren? 't Is meer enz. 3. De zon, daar al 't gewas van leeft, Die breekt de lange nachten, De zon ook nieuwe lusten geeft [pagina 281] [p. 281] En wakkert onze krachten. 't Is meer dan tijd, Laat herderin Uw koele zin, En mint om strijd. 4. Het duifjen is al lang gepaard, De musschen hen verblijên, De kievit leid nu op der aard De vruchten van zijn vrijen. 't Is meer enz. 5. Het schaapjen uit het droeve stal Verheugt zich in de weiên, Zal ik mijn treurig ongeval Het gansche jaar beschreijen? 't Is meer enz. 6. O Sylvia, mijn ziele moet Zijn dorre ligchaam ruimen, Zoo gij de klagten die zij doet Nog langer wilt verzuimen. 't Is meer enz. j.v. vondelen's Kuisheids-Kamp. Vorige Volgende