Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXX. Paap - Martens - Zang. Vreugde, vreugde, ja wel vreugde! Spek en boter tot den boôm, Wijn en suiker in de room, Roept en denkt meest al de jeugde. Maar Paap - Martens zang bekend Roept: al arremoed in 't end. 't Zij hoe vredig hier te zamen Of hoe vreugdig hier vergaêrd, En hoe wel naar wensch gepaard Dat ja iedereen zeit Amen, Als het luk-rad eensjes wendt Zoo is 't arremoed in 't end. [pagina 251] [p. 251] Trouwje een rijke, j'hebt te vreezen (Schoon gij haar hebt lief en waard) Voor haar trotsch' en fieren aard, Zij zal willen meester wezen; Zoo je naar haar pijp niet zingt, 't Is van 't hare dat er klinkt. Trouwje daar niet is ten besten, Vrouw en vrienden moet gij voên, Nog en kond gij niet voldoen, Van den eersten tot den lesten Moet gij sloven, arme bloed, Is dat dan geen arremoed? Trouwje er eene schoon van leden, Schoon van wezen en op 't oog: Schoone vrouwen zien wat hoog; Schoone vrouwen, trotsch van zeden; Schoone vrouwen, trotsch of geil; Schoone kerssen draagt men veil. Gaat gij dan een leelijk trouwen Of een klein of spijtig dier, O dan is 't een helle schier, Al 't geslachte moet gij houwen, Gij verliest meer aan het kind Dan gij met de moeder wint. Mopsjes. Vorige Volgende