Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] LXVIII. De Gelijkheid in 's menschen Sterven. Kom mensch van welk een rang gij zijt, Hoor toe, en blijft wat staan. Gij weet dat elk, arm of rijk, Den dood moet ondergaan. (bis) - Wat baat een keizer al zijn pracht En vorsten hunne kroon; Daar hij den dood elk dag verwacht, En de aarde dekt zijn schoon. (bis) - Wat helpt een woekeraar zijn schat, Daar hij zijn ziel ontbloot En door bedrog verzameld had; Toch moet hij eenmaal dood. (bis). - Men haalt den Doctor, hij geest raad Voor zieken in hun pijn; Maar als hem zelf de dood genaakt Heeft hij geen medicijn. (bis) - Wat helpt het den geleerdsten man Die alle dingen weet, En denkt dat hij nog leven kan, En 't sterfuur vergeet. (bis) [pagina 249] [p. 249] Dus weest getroost, o arbeidsman! Gij leeft met hem die rijk En zoowel zalig sterven kan, En worden aarde en slijk. Dan zijn wij al' gelijk. Los blaadje. Vorige Volgende