Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LI. Lof van den Huisman. Als iemand eens wel gaat doorzien Den staat van alle man, Van prinsen en van koningen, Mij dunkt hij zeggen kan: Nog liever ben ik eenen boer, Gerust in mijnen stal, Als hoog verheven eens te zijn En wachten zwaren val. Al draagt de koning op zijn hoofd Een kroon van louter goud, Al woont hij in een schoon paleis Zeer kostelijk gebouwd: Nog liever ben ik eenen boer Met eenen slechten hoed, Als in zoo groote zorgen staâg Te worden opgevoed. [pagina 209] [p. 209] Al heest de bisschop en prelaat Een gouden koorkap aan, Al mag hij met den gulden staf En met den myter gaan: Nog liever ben ik eenen boer, De hand al aan den ploeg, Als staâg te moeten zorgen zoo Voor zielen, laat en vroeg. De prinsen en den adeldom Al maken zij goed sier Met Rhijnschen wijn en wildgebraad En ook met kostlijk bier: Nog liever ben ik eenen boer En eet boekweiten brei Als met hen in den krijg te gaan, Den degen aan de zij. Al is mijnheer pastoor voorzien Van turref en van brand, Al heeft hij lange rokken aan, De moffen aan de hand: Nog liever ben ik eenen boer Al lij ik somtijds kou, Als preken en studeren zoo, En leven zonder vrouw. Al wint een procureur veel geld, En ook een advocaat Alleen met pen en zijnen mond Te schrijven goed en kwaad: Nog liever ben ik eenen boer Met mijne spade in 't veld, [pagina 210] [p. 210] Als van een twistig akkerman Te winnen zoo veel geld. Al woont de koopman in de stad Zeer magtig ende rijk, Al gaat hij op zijn muiltjes zacht, Al treedt hij niet in 't slijk: Nog liever ben ik eenen boer Hier buiten zonder pragt, Als wonderlijk te zorgen En schrijven dag en nacht. Al is de winkelier voorzien Van waren abondant, Al is de nering nog zoo goed, Al wint hij voor de hand: Nog liever ben ik eenen boer En bezig met mijn wan, Als optepassen vroeg en laat Ten dienst van ieder man. Al heeft de ruiter groot plaisier Met trommelen en trompet, Al gaat hij met een sluijer aan, Op 't hoofd een hellemet: Nog liever ben ik eenen boer En slapen altijd wel, Als zeven uren in den nacht Te staan op sentenel. Al heeft de schipper goed fortuin, Als hij maar komen kan Geladen uit een ander deel Der wereld, t'Amsterdam: [pagina 211] [p. 211] Nog liever ben ik eenen boer Met mijn kar op de hei, Als midden in de wilde zee Met een schip of galei. Met oorlof, gij boerinnekens En boeren altemaal, Acht u gelukkig in uw' staat, En zegt in 't generaal: Nog liever ben ik eenen boer En leef gerust op 't land, Als koning, prins of edelman Vol zorg aan alle kant. Oude en Nieuwe Lofzangen. Vorige Volgende