Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXXIX. Neêrlands Treurzang op M.H. Tromp, gesneuveld 1653. 1. Hij die de Turksche halve-manen Gesloopt heeft, en de Castiljanen, En Arragon tot asch gestampt, Die door het braken van zijn trompen De zee met koppen vulde en rompen, Met schelmen boord aan boord geklampt. 2. Hij die, in 't schuim der waterwielen, Het puikste van de Britsche kielen Neêrboorde, die steng en galjoen, En mast en boegspriet van den looper Afstuiven deed, door 't logge koper, Mijn langgetergde wraak ten zoen. [pagina 181] [p. 181] 3. Dien grooten held der dolle baren Is, door een loot, de ziel ontvaren; Vereende dekt de droeve kruin Met deerlijk treurgewaad, terwijl er Gelet werd op een' tweeden pijler Die dus bescherm mijn trotsche tuin. 4. Wie zal de Staten-sabel zwaaijen? Wie zal de monsterrobben paaijen Aan 't zeegediert, met hondenbloed? Men zoek om 't einde der vier winden, Men zoek, men zal geen Harpertsz vinden, Die zoo bescherm mijn lans en hoed. 5. Wat tromp zal Tromp zijn lof verbreiden? Wat zegewagen zal hem leiden? Wie is hij die hem roemen zal? Die held, wiens lof zou eeuwen tarten Van 't Oost tot aan 't gewest der Zwarten, Ligt neêrgeveld, o pijn, o val! 6. O strikband van mijn zeven schichten! O Neêrlands hand, wiens kracht deê zwichten Het redenlooze vijandsrot! Gij rust in de aarde, die u baarde, Neem doch mijn laatste gunst in waarde, Den nijd en Engeland ten spot. [pagina 182] [p. 182] Grafdicht. Hier rust heer Tromp, de held en stuurman mijner kielen, Die hemel, zee en hel met lijken vulde en zielen; Dewijl mijn Admiraal, 't zwaard in zijn zegen-hand, Voor 't wereldsch-vocht, won hij het Hemelsch-vaderland. 7. Dus klaagde Neêrland, wijl de tranen Haar gansch in pekel deden banen, Z'en wist niet of zij zwijmen zou; Ten laatsten, na geduur'ge zuchten, Liet zij haar nokkend hart ontvlugten, Dees snikken: wee! o wee! o rouw! 8. Gij die den schrager van drie kroonen Hebt deerlijk met den bijl zien honen En knotten op een schen-schavot, Wreek Stuart en zijn nazaats wonden, Bescherm mijn leeuw voor snooder honden, Bescherm, bescherm hem, groote God! j. bara, in de Amsterdamsche Vreugdestroom, II. bl. 53. Vorige Volgende