Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] XVIII. Prince - lied, aan de Edele Batavieren. Frederik heef Grol de stad, In vier weken afgemat, En in 't oog van 's Konings magt, In der Staten eed gebragt. Vlecht dan kransen van laurier, En kroont dezen Batavier. - Fredrik Hendrik van Nassouw, Prince van Orangien: Dien mijn Vaderland getrouw Tegen 't magtig Spangien: Dies ik 't Bataviers gemoed, Wil betuigen door mijn bloed, En mijn frissche leven Voor haar Vrijheid geven. Die mij altijd in het veld, En in zware togten, Heb voor in de spits gesteld, Ridderlijk gevochten: Of ik schoon was jong en teêr, 'k Zocht mijn vromigheid en eer In uw dienst te leeren 't Vaderland ter eeren. [pagina 129] [p. 129] Als ik eerst reed in den slag, Aan mijn Broeders zijde, Daar betoonde ik als de dag Dat ik zocht te strijden, En dat ik met bus en zwaard, Onverschrikt en onvervaard, Wou mijn leven wagen In mijn jonge dagen. Krijgslui gij zult tuigen zijn Van mijn vrome daden, Hoe dat zwarigheid noch pijn Mij kon overladen: Hoe dat donder noch geschut Heeft mijn dapperheid gestut, En hoe vorst noch regen Kon mijn ziel bewegen. Voor de Vrijheid en Gods Woord, Voor de rust der Vromen, Ben ik een metalen poort, Niemand hoeft te schromen: Wie zich voor de Wetten stelt Dien ben ik een trouwer held, En ik zal hem kroonen En met deugd beloonen. Noch de Vijand noch de Nijd Mij het hert benouwen, Want ik midden in den strijd, Met een vast betrouwen, Zie hoe God mij uit gevaar Heeft verlost zoo menig jaar, [pagina 130] [p. 130] Die mij in dees tijden Nog wel zal bevrijden. Wilt gij dat ik voor u treê? Volgt dan ook mijn gangen: Want tot onderlinge vreè Strekt al mijn verlangen. Burgers! drijft weg twist en haat, Die ons Land zoo dapper schaadt, En vlecht al uw zinnen Met den band van minnen. Ik ben een regt Hollandsch hert In uw ziel geboren, Och wat waar 't mij groote smert Zoo gij gingt verloren: Mijn Heer Vaders wijze raad, En mijns Broeders vrome daad, Zult gij in mijn werken Trouwelijk bemerken. Vaart toch wel vereenigd Land, En gij Heeren Staten! Strengelt vast der Eendragts band, En wilt d'Onderzaten Stieren, dat ons driftig Schip Mag door menig bank en klip, Door uw wijze peilen, Al 't gevaar ontzeilen. Dan zoo zal Gods zegen staan, Als een Hof te bloeijen, En zal blinken als de maan, En in voorspoed groeijen: [pagina 131] [p. 131] Heb ik dan bij u verdiend, Dat ik ben der Landen vriend, Vlecht dan ook mijn daden Aan uw lauwer-bladen. Bellerophon, bl. 196. Vorige Volgende