Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||
Achtentwintigste les.
| |||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||
‘De volken die de klimaten van het Noorden bewonen zijn, in een gezond land geboren, aan de overzijde van den Donau en den Rijn, en zijn menigmalen zoo sterk vermenigvuldigd, dat een gedeelte hunner genoodzaakt is geweest, om hunnen geboortegrond te verlaten en nieuwe landen tot hun verblijf op te zoeken.’ ‘De orde, om dit te bewerkstelligen, is opmerkenswaardig. Zij verdeelden zich in drie gelijke deelen, vervuld van adel, volk, armen en rijken, en dan werd geloot, welk der drie deelen moest vertrekken, en gevolglijk ging dat der drie deelen, wien het lot getroffen had, zijn geluk zoeken en de andere twee bleven achter. Deze volksvervoeringen hebben het Roomsche Rijk verwoest door den misslag der keizeren, die hunnen zetel uit Rome naar Constantinopel verlegd hadden en het Westersche rijk daardoor verzwakt, en blootgesteld aan de verwoesting, want het was niet eene eenige overrompeling dezer volken alleen, maar als eene zamenzweering veler, om het bestaan der Romeinen te verwoesten en onder den voet te smijten.’ ‘De eerste die dat kwamen aantasten waren de Cimberen (Denen), die nog door den Romeinschen veldheer marius verslagen werden; de Visigothen, uit het Westen, die zich nog onder theodosius nedergaven, mits te mogen blijven, hadden reeds aanmerkelijke verwoestingen aangerigt. - Toen naderden de Bourgondiers, de Vandalen, Allanen, Germanen, Hunnen, Gaulen, allen, volken uit het Noorden gekomen, namen Rome in en plonderden het, en verwoestten het geheele schoone Italië; geraakten voorts onderling onder elkanderen verdeeld, bevochten elkanderen, zoodat de Vandalen, onder genzerik, naar Afrika overstaken en dat bemagtigden.’ | |||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||
‘Zoo geraakten alle kunsten en wetenschappen ten onder. De schoone bouwpraal van Rome werd verwoest, waarvan nog heden ten dage de ruïnen zigtbaar zijn, en met zulk eene woede vernield, dat zij in eeuwigheid niet weder hersteld kunnen worden. De geleerdheid vlugtte en werd vermoord, en de domheid en onwetendheid, die de gezellinnen der woestheid zijn, begonnen te heerschen, en nog zucht de aarde onder de verachteringen die toen gevestigd zijn.’ ‘Intusschen werd het Romeinsche rijk aan stukken gescheurd door deze woeste benden: dus heerschten de Vandalen in Afrika, de Alanen en Visigothen in Spanje. De Bourgondiers en Franschen gaven voorts elk hunn' naam aan dat gedeelte door hen veroverd; anderen maakten zich meester van de landstreek van Hongarijën. Brittanje was van deze overstrooming niet bevrijd, want de Brettons, uit Frankrijk gekomen, en de Duitschers, maakten er eenen geweldigen inval; de Gothen, of Ostro-Gothen, waren hierin begrepen; zij vielen op nieuw in Italië, en de verstrooijing der menschen door hen bewerkt, gaf den oorsprong aan Venetië.’ ‘Bij de oude Germanen, of Duitschers, waren die woeste benden, die onzen oorspronk onder claudius civilis tot stand bragten, en zich tegen de Romeinen verzetten en zich vrij vochten, en die zich in onze landstreek nederzetten.’ Zoo beschouwen wij dan nu, met een vlugtig oog, alle die alarmerende gebeurtenissen, die ons aan de duistere tijden der midden - eeuwen brengen, waarin veel verloren is gegaan; schrijven en lezen gingen zelfs verloren, en wij weten meer van Rome en Griekenland, dan van de eerste beginselen der onderscheidene volken, die uit dit wereldalarm gevestigd zijn; het was de geestelijke stand alleen die in dat vermogen bleef. | |||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||
Om ter zake te komen: in dit uur moet ik uwe aandacht bepalen op de treurspelen Constantijn, Leo de Groote, Artaxerxes, op Koning Lear en Dargo, op Claudius Civilis, om te komen tot hetgeen ons in den Hamlet bij de Denen, en Macbeth bij de Schotten en Èngelschen staat op te merken, om bij ons tot de eerste oorsprong der Grafelijkheid te geraken en in de Fransche geschiedenis der stukken van den Hertog van Foix, Gabriëlla van Vergy, Tempelheeren en anderen, omtrent de kleeding onder de oogen moet vallen. - Ontstond uit deze U zoo even schetsenderwijze voorgehouden geschiedenis verandering in taal en gewoonten, beoordeel bij afmeting, wat verandering het costuum moest ondergaan. De oude taal, het Latijn, hetwelk thans eene doode taal uitmaakt, die nergens meer gesproken wordt, werd vermengd met de natuurlijke taal dezer onderscheidene barbaarsche volken, die men in Duitschland, Frankrijk en Italië hoort, en formeerde dat mengelmoes van talen, dat het oude Romeinsch, het Latijn, ten oorsprong had en daarmede vermengd bleef, de eene meer, de andere min, verdraaid en verbogen. - Zoo ging het met de namen der landen en rivieren en zeeën; zelfs de menschen - de Cesars en Pompejen werden Pieters en Jannen. - De godsdienst kreeg eene nog geweldiger verandering, van langzamerhand vestigde zich de Pauselijke Stoel tot een wereldlijk gezag, en men zag de Pausen zelfs, in latere tijden, als krijgsoversten te velde trekken. | |||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||
Dit zal voor ditmaal genoeg zijn om eenen aanvang te maken met voorbeelden ons dienende, waartoe ik uwe aandacht op nieuw verzoeke. Het is mij niet mogelijk in al de kleine details der geschiedenis te treden; ik zoude al te historiëel worden, ik moet mij bepalen. Het is te begrijpen, dat in de eerste oproerige oogenblikken van den aanval op Rome, het kleed weinig verandering onderging; zelfs het treurspel Constantijn dient in Romeinsch gewaad te blijven, zoo ook Berenice van racine; maar Leo de Groote ondergaat verandering en begint de Oostersche kleedij te verkrijgen en naar Turken te gelijken, hetgeen ik in den aanvang dezer lessen in dit saisoen zeide. Daar vinden wij reeds lange broeken die tot den enkel komen, en wijde gewaden, schoon er den mantel los om henen blijft tot op de voeten. Ik ga die schetsen. Het is uit oude penningen en munten dat nu de bronnen tot narigt moeten genomen worden. Eer ik echter de Romeinen geheel verlaat, lever ik de afbeelding uit het werk van cherie, hoedanig de vorm des Romeinschen mantels dient te zijn en de wijze van dien om te doen, Plaat 67. Het werk van cherie komt zelden onder onze oogen, het is een regt prachtig werk in aqua tinto, in den jare 1790 uitgegeven te Parijs. De schrijver heeft zich zeer veel moeite gegeven, maar de hulpbronnen van hem waren degenen die reeds door ons zijn genoemd, vooral winkelman en onze Hollandsche reiziger de bruyn. - Hij heeft ook de geheel ronde Grieksche en Romeinsche mantel van winkelman overgenomen, en bij de half ronde mantel de half ronde toegeslagene gevoegd. Ik voeg er bij, dat de half | |||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||
ronde mantel niet met dien goeden uitslag in de vertooning om te doen is, dan wanneer dat half rond groot genoeg wordt genomen in zijn geheel, zoodat een vierde deel de mantel uitmaakt, als wanneer hij goed hangt en wel te regeren is, hetzij dan groot of klein, waarvan de hierbij zijnde afbeeldingen genoegzaam aanwijzen. - Het werk van cherie is overprachtig in uitvoering, de kostbaarheid maakt het schaars te krijgen, de tekst is Fransch; maar lezenswaardig komt het U voor, ziet het met aandacht. Hij geeft ook den langwerpig vierkanten mantel met een' halfronden voorkant, maar dan is mij bij ondervinding gebleken, dat men met die massa draperie ten tooneele slecht omgaat. - En hier mede overgaande tot de Oostersche en Westersche Keizers en de Midden-Eeuwen, sluiten wij deze beschouwing, want in den loop van de lessen der gesticulatie, is in de gegeven beelden, zoo wel mannen als vrouwen van de eerste lessen genoegzame afbeelding der mantels voor Grieken en Romeinen voorgesteld. - Zie Plaat 68.
| |||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||
Zie armen en beenen bloot, en wijde kleedij, stijf van vele borduursels, het welk tot op onze Graaflijke Regering mede bleef stand houden, en het welk zij op hunne kerkbeelden deden overgaan. Wacht in volgende lessen, als een gelijktijdig bestaan met het vertoonde, een overzigt omtrent de Batavieren, die met de eerst aangehaalden leefden, waarna wij tot meerdere beschaving zullen overgaan, wier langzame vorderingen wij dan kunnen waarnemen. U dankende voor uwe aandacht enz. |
|