Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||
Negende les.
| |||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||
Ik moet doen opmerken, dat hooge en gespanne gewaarwordingen, den mensch vele bewegingen doen maken; zoo vindt men zelf, dat het gevoel van angst bij den ongeoefenden mensch die openlijk spreekt, hem vele, ongepaste en nuttelooze bewegingen doen maken, als daar is: het aanhoudend gesticuleeren met eenen hand en den anderen geheel werkeloos te laten; bij aanhoudendheid zich op het dijenbeen te slaan, als of hij de maat der verzen sloeg, en weggesleept door het metrum zich belagchelijk aansteld, hiervoor moet ik vooral waarschuwen. Het gestadig verzetten der voeten is van een' en denzelfden aard, het komt niet altoos te pas, en het maakt een belagchelijk figuur. Twee groote zaken gelden in de beweging of gesticulatie, waardoor terstond zeer gepaste bewegingen worden geboren: het zijn de middelen, om nu deze, dan gene hand beurtelings te doen werken; het zijn de voorschriften van groote meesters in de redekunst, en zeer volgenswaardig voor jonge aankomelingen; zij zijn deze:
| |||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||
Wendt men het hoofd, den nek keerende aan verachting, ziet men met welgevallen naar goed, groot en edel; neem het eene links, en het andere regts, en gij zult hoofdswendingen verkrijgen, die U alle stijfheid doen ontgaan. Om nu verdere vaste regelen te geven, is zwaar te bepalen. - Een geldt voor allen, en komt op het reeds gezegde neder; niet te veel beweging; groote meesters hebben ons aangetoond, dat veel beweging de kracht der reden niet verfraait; maar de mooglijkheid daartoe, eischt dan ook groote zeggingskracht; ondertusschen te veel, om hier als les te dienen, wordt ook vermeden, door de zorg, dat men niet bij elken regel, maar voor eerst bij elken zin, die men uitbrengt, zich met oordeel beweegt; ik zeg met oordeel, dat is, niet te veel beweging. Daarenboven moet de beweging ingerigt zijn, naar het karakter der persoon, welke men voorsteldt, en waartoe men zich moet verheffen, of afdalen. De afbeelding is steeds zwaar, passen wij in dezen, de les van karel van mander toe, op den Tooneelspeler, en hooren wij wat die schilder, die in de zestiende eeuw leefde, zegt, en wij zullen er nut van hebben; letten wij op de zaken en stooren wij ons niet aan zijn rijmen. Den ouderdom en kunne te onderscheiden, } Raar is hier mooi, goed, juist.
Door eigenschap hun eigen, acht ik raar, } Raar is hier mooi, goed, juist.
Laat dartle jeugd vrij spelend zich vermijden, } Raar is hier mooi, goed, juist.
Maar maagden, past een zediglijk gebaar,
| |||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||
Ten zij men steld verwilderde Amazonen,
Een stouten stand past aan een kloek soldaat!
Een jongman past een fierheid te vertoonen,
Daar de oudheid geen verkleumdheid in misstaat;
Zoo zal men ook groot onderscheid in werken,
Van heer, of slaaf, of boer, of burger merken.
Volgen wij hem nog in dit couplet. Veel scheelt het, of de knecht of meester spreekt,
Een oude man, of die vol hitte steekt
Door 't bloeijen van zijn jeugd, - of statievrouwen,
Of reizigers, of wel die akkers bouwen,
Of Kolcher, of Assirier, of Thebaan,
Dit onderscheid is noodig te verstaan.
Men zal met mij toestemmen, dat de man blijken geeft, het zeer goed geweten te hebben. Nemen wij dan zijne lessen in acht, dewijl zij goed zijn, en vergeten wij vooral zijn zeggen niet, reeds door mij in de vorige lessen aangehaald. | |||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||
........... te veel gedraai,
En acht men nimmer meer, in schoone beelden fraai.
nu wij maken sprekende op het Tooneel beelden met ons zelven. Lairesse leert ons met grond, om het goede Attitude en beweging van het antieke beeld, op het burgerlijke leven toetepassen, door hetzelfde koncept te behouden, maar de bewegingen slechts minder uitgebreid te maken; deze les van de Comedie tot de Tragedie in toepassing gebragt, en wederkeerig van Tragedie op de Comedie, moet door goed oordeel worden onderscheiden, en door den Tooneelspeler worden in acht genomen. Onder dit alles dient waarheid de eerste wet te zijn, zegt engel, maar men wijkt geenszins van de waarheid, door zich goed en gratieus te bewegen, en daarop acht te leeren slaan. De Italiaan riccobonie, ons door engel kenlijk gemaakt, geeft lastige voorschriften. Hij zegt: wanneer men den arm zal uitsteken, dan moet deszelfs bovenste gedeelte, eerst van het ligchaam worden los gemaakt, en de andere beide deelen voorts in de hoogte worden gebragt; de hand moet vooral het laagst bewogen worden; - hij moet naar den grond toe gekeert zijn, tot dat het voorste gedeelte van den arm, tot de hoogte der schouder gekomen zij, alsdan keert hij zich naar omhoog. Welk een groot mengelmoes van verwaandheid, straalt hierin door, is dit voorschrift niet geschikt om marionetten te | |||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||
maken van de Tooneelspeelers? Ja voorzeker; ik heb het gezien, lavigne, de beruchte zanger, speelde een' rol in eene opera, en bewoog zich naar dien regel, en het stond ellendig; weg met deze uitpluizerij, - bewegen wij ons natuurlijk en vrij, en geven regelen van welstand, zonder acht te slaan op deze nietige regelen, paren wij den welstand aan de waarheid en zoeken wij alle stijfheid te ontgaan, en door onze toonbeelden de aanwijzingen in het geheugen te planten. Om nu met orde daartoe in deze lessen te komen, dient men nu als eerste wet aantenemen: - dat de groote menigte van standen, Attitudes, door mij in vorige lessen U voorgesteld, hier allen in aanmerking moeten komen. Ik leerde Uwe aandacht zich vestigen op de contrasten of tegenstellingen, op den zwier en draai. Ik zal U dan nu dit alles in acht doen nemen in de Gesticulatie of versnelde bewegingen, en elkander opvolgende aaneenschakeling van standen, voor zoo veel dat, in dit geval, doenlijk is. Ik ga over tot teekenen. Let nu wel op; - ik zal voor de Tragedie mijne eerste aanwijzingen doen: men moet zich voorstellen, dat deze aanaanwijzing slechts is aantemerken, als eene opening in het spoor, dat door aanhoudende studie, uitgebreid worden moet; zie Plaat 20: er is gesteld, dat de bewegingen voor de Tragedie, dan groot en uitgebreid mogen zijn, waarom ik uit de schouderpunten van het staande beeld, N. 1 - 1 - 1 - 1 - 1 - de beweegkring heb getrokken, om U mijne meening te beter te doen verstaan. | |||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||
Regts is dan grootsch, goed en edel; - links misprijzen, verachten, verwerpen, benijden, haten, enz. Nu komen vele bewegingen op een beeld,Ga naar voetnoot(*).
| |||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||
Dit alles nu volgt elkanderen in beweging op, geschikt naar hetgeen voortedragen valt; - het zijn wenken, die ik hoop dat begrepen zullen worden, om voorttestreven. Merkt nu wel op: de contrasten, den zwier, den draai, heft zich het eene, dan daalt het andere; zoo ook wil ik het verzetten der voeten begrepen hebben; niets eveneens, altoos tegenstelling, zie, en bestudeer al het opgegevene. Houdt nu in het oog, dat alle deze bewegingen in toepassing voor de dames zijn, ik behoef het beeld slechts in vrouwen gewaad te teekenen. Ik teeken U nu nog het handje en den arm van riccobonie en lavigne, om tot meerdere klaarheid aan die beschrijving te dienen, wanneer men dan beide de handen naar dat voorschrift langzaam beweegt, ziet men dat zulks eene bespottelijke vertooning oplevert. Gaan wij nu over tot de Comedie, dat nu vooreerst het ernstige spel zal betreffen. De beweegkring uit de schouderpunten tot de vingertoppen heeft aangetoond, dat de bewegingen groot mogten zijn; in de Comedie geldt de beweegkring, die de ellebogen bepaaldt, hier voornamelijk, en zal alleen afbeelden, dat de bewegingen in de Comedie meestal niet verder behoeven te gaan, dan dien engen kring; men moet dit echter met zeer veel goed beleid aanwenden, en het juist geen' misdaad achten, daar buiten te gaan, o neen! maar meestal behoeven de bewegin- | |||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||
gen in de Comedie niet verder te komen; intusschen blijven hevige passiën eene uitzondering op dezen regel, daar dezelve terstond meer tragiesch loopen. Om al de opgegevene bewegingen overtenemen uit de Tragedie tot het dramatische spel of Comedie acht ik onnoodig; eenige daarvan zullen mijne meening klaar genoeg doen zien. Ik ga voort met teekenen, zie Plaat 21; en toon U dan mijn staande beeld op nieuw, hetwelk nu den regter hand in den borst, vest of kamizool heeft gestoken, en den linker los en vrij laat hangen, terwijl zijne voeten 1 en 2 maken; zal hij spreken, dan maakt hij regts, 3; bevelen, 4; hemelwaards wijzen, 5; iemand bevelen te vertrekken, 6; de verachting, 7 en 7, met het gelaat 7 daar bij. Ik achte dit genoeg, om te doen begrijpen, dat in het Comediespelen alle de bewegingen op vorige grondbeginselen gevestigd, kleiner van omtrek blijven moeten. Wanneer nu de Comediant, iets komieks, iets klugtigs voorstelt, dan worden zijne bewegingen nog kleiner van omtrek, vooral wanneer zijne redeneringen moeten doen lagchen, en niet zijne bewegingen; - want moeten de bewegingen zulks veroorzaken, dan moet men zich overgeven tot hetgeen men in onze kunst kent, onder den naam van chargeren, extravageren, outreren, hetgeen in den hoogen steil dan ook convulsioneren heet; termen van de kunst, waardoor men elkanderen verstaat. Maar voor men daartoe komt, kunnen de bewegingen iets comiesch verkrijgen, zoo als ik bereids in de Attitude | |||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||
van den boer en boerin meen aangeroerd te hebben; zoo moet ik hier dan nog bijvoegen, dat, zoodra men den stand meer gebogen maakt, het hoofd keert als 8, en de beenen 9 en 10 worden, de handen vooreerst 11 en 6; dat dan voorts alle bewegingen hier gegeven, ook bruikbaar blijven; men ziet dat de rigting des ligchaams, alzoo van zeer veel invloed is op onze bewegingen op het Tooneel; deze wenken moeten de gedachten der kweekelingen gaande maken. Ziet nu deze beelden, voegt nu beenen en armen naar welgevallen bijeen; alles, hoe ook gekozen, geeft eenen goeden stand; ziet ze met aandacht, telkens ziet men eene andere Gesticulatie; men dient zoo lang daar op te zien, tot men de eene uit de andere als het ware ziet voortvloeijen, en als Gesticulatie voor het oog zweven ziet; er is geen eenen misstand bij, noch bij de tragetische, noch bij de comische, dat dan welbegrepen, ook den ernst voorstelt. Ik moet de dames verzoeken, zich deze lessen volkomen toeteëigenen; ik heb, om den stand der beenen en voeten, mij ten hunnen nutte tot mansbeelden blijven bepalen; men ziet dan nu de contrasten der beweging in deze Gesticulerende; heft het eene, dan daalt het andere: zie den zwier, den draai, den stand en verzetbaarheid der voeten en de leving der armen, hoe men die ook verzet, het levert altoos eene welstandige Gesticulatie. Getrouw aan de contrasten, niet dezelfde armen en handen of voeten bij elkanderen beschouwen, maar die met smaak leeren voegen, zich eigen maken en leeren uitvoeren; dit is mijne meening. Ik zal in eene volgende les nu gebreken vertoonen, om zich in de Gesticulatie daarvoor te behoeden; of om belagchelijk te worden, er zich van te bedienen; - want wijze ik U den goeden weg naar mijn inzien, zoo diene ik dan | |||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||
door bewijzen te staven, dat dien weg goed zij. Daartoe zullen inzonderheid kunnen dienen, de aanwijzingen van eenige eenzelvige bewegingen in Gesticulatie, die helaas! maar al te veel, ongemerkt in gebruik zijn; ik moet die doen opmerken, en men zal zich overtuigen, dat de bewegingen van beide handen en armen te gelijk, niet dan zeer zelden goed te keuren is; tenzij men dit opzettelijk voorneemt, om bespottelijk te worden. Mogten mijne lessen, die ik weet dat uit goede bronnen geput zijn, den vereischten indruk maken; mogt de kracht der voorbeelden die ik schetse, Uwe gedachten boeijen en bijblijven, tot bevordering der ware Tooneelbeschaving en voortplanting van gratie en edelheid in standen, bewegingen en sierlijke daden op het Tooneel. Mogt mijne hand in de daarstelling der schetsen hebben gefaald, ik hoop dat het gebrekkige moge vergoed zijn, door mijne bijredenen en verklaringen, waarin ik heb getracht, zou veel mogelijk, duidelijk te zijn. Ik dank U voor Uwe aandacht, en Uw vereerend bijwezen zal de spoorslag mijner ijver zijn, bij de voortgang dezer lesssen. Ik heb gezegd. |
|