Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
Achtste les.GEACHTE HOORDERS!
Spraken wij in onze vorige lessen over den zwier en draai, wij zullen daarmede vervolgende, ook heden doen opmerken: de graatslijke regtstandigheid, waarvan wij, in onze beschouwing van de Minerva, bereids eenen aanvang maakten, wij zullen voortgaan met nog in eenige Antieken en in sterkere bewegingen, dien zelfden zwier te doen opmerken, om te toonen, dat in alle standen gratie heerschen moet. Ik gaf in den reeks der Attituden: helden, boeren, heeren, dames en edele vrouwen der hooge aloudheid; - de toepassing was voor tragedie en comedie in alle levensstanden. Deze beschouwing der Antieken sluit dit, en wij zullen dan de gesticulatie of versnelde beweeging behandelen. - | |
[pagina 72]
| |
Intusschen hoop ik reeds getoond te hebben, dat wij geen beeld, geen schilderij, geen print, en eindelijk geen mensch moeten beschouwen, zonder toepassing op onze kunst, en eindelijk dat Gijl., geachte Kweekelingen! den schouwburg, als gij zelve niet speelt, ijverig als een waar leerschool moet blijven bijwoonen, aanmerkingen in stilte in Uw gemoed moet maken, opdat Uwe ziel immer op dat punt gerigt, zich geheel daarin verdiept, opdat de ontwikkeling Uwer dispositie, en daarbij verkregene kunde, elkander ontmoetende, vruchten mogen voortbrengen, waardig aan de zorg en moeite, die voor U besteed wordt. In die zoete hoop ga ik rustig voort, en toon U dan, om het eenen naam te geven, die edele regtstandigheid, waarvan ik wel nader zal spreken, maar hier als eenen voorlooper invoegen, zie N. 7, Plaat 17. De Minerva van eene andere gedaante, Pallas, de ware statige wijze, schranderheid, zonder omslag, eenvoudig maar groot en edel. - Zij schijnt te spreken. Een voortreffelijk afgietsel van deze godin, is in Felix Meritis en op de Koninklijke Academie te zien. Het is wederom voor de dames te gelijk eene les, om zich in den mantel te wikkelen, en met losheid het Peplone aan te doen; het is een achtbaar en heerlijk beeld, - ik doe U opmerken dat die sierlijke regtstandigheid toch slechts op eenen voet gezocht is, en in het beeld eene kleine wending heerscht, naar de regterzijde, waardoor vlak van voren verloren is, - schoon naauwlijks merkbaar, en echter waarlijk bestaande, - dit is statig, achtbaar en verheven; aan deze beelden te denken en | |
[pagina 73]
| |
na te maken, onder tooneelwerk, geeft gratie, - ik behoef hier niet te zeggen dat dit moet geschieden daar het past, en bereids onder de studie eener rol worden voorgenomen en zich daarop wapenen, eer men tot de uitvoering komt om wel te slagen; zie daar te gelijk het nut van ze te kennen. Stellen wij er terstond losheid en vlugheid tegenover, in de Diane, N. 8, Plaat 17. Dit beeld, dat in de Schilderschool eene hooge waarde heeft, is zoo vol zwier en gratie dat men er over verbaast is, dat zoo veel bevalligheid te gelijk zoo veel edele gratie vereenigt. - De godin is op de jagt snel te voet, in de korte tunik, hare gordel zoo graatslijk omgeslingert, behoeft slechts eenige omkantig van band tot sieraad, om aan het kleed niets te veranderen; letten wij op den zwier en draai, zie het hoofd gewend, tegen het geheele ligchaam, den geheven' arm, de buiging en de draai in de heupen en den nederhangenden arm tegen die hand, de zachte buiging, den stand der voeten, in het kort, het is een model van bevalligheid en zwier, en men moet bij het beschouwen der Antieken in het algemeen niet te ras ophouden het schoon op te merken. - camper zegt dat, om het ware schoon in Antieke beelden te leeren kennen, er veel studie vereischt wordt. Wij nemen nu nog den Achilles, uit de Flaminische Renkring te Rome. - Dit beeld munt ook uit om zijne edele, eenvoudige en echter treffelijke houding, waarbij wederom in aanmerking komt van welke zijde men gezien wordt. Neemt men N. 9, Plaat 17, dan is de linker hand met de speer een' enkelen stomp, en men zoude dien arm mogen veranderen, als zigtbaar is - terwijl N. 10 daarbij een fraai geheel uitmaakt, waar alles zigtbaar is; zoo veel ligt er aan gelegen, hoe men zich vertoont, gelijk ik meermalen reeds zeide. | |
[pagina 74]
| |
Wij zullen nu de beschouwing van den Zwaardvechter nemen, om deze les te sluiten. De Gladiator, Plaat 18, N. 1, dit voortreffelijke beeld zal ik bij dezen, gekleed aan Uwe aandacht voordragen, om een beter denkbeeld op onze kunst in toepassing te bevorderen, het beeld zelve is naakt, zoo als meest al de Antieke beelden. Het origineel is in het Paleis van Borgheze buiten Rome, zigtbaar geweest van marmer, waar het gebleven is, weet ik niet. Het is onder de Kunstenaars geacht als een der allerschoonste Antieken, en duizend, duizende malen groot en klein afgegoten, door de geheele wereld verspreid. De voortreffelijkheid bestaat in de juistheid der afbeelding en men hondt het voor een der volmaakste voortbrengselen van beeldhouwkunst, die in de wereld zijn. Ik behoef naauwelijks van het nut voor ons te gewagen, het laat zich terstond zien, wanneer de Tooneelspeler met schild en zwaard eene gevreesde houding tegen zijne partij aannemen moet, denkt hij aan den Gladiator, en hij heeft, naar mate hij het beeld ken en weet na te bootsen, met zich zelven eene voortreffelijk fraaije houding. - Spraken wij voorheen van contrasten, zie die hier in volkomenheid, spreken wij thans van gratie, zwier, edele wending en draai, zie die hier, zoo keurlijk dat men moet verbazen, en echter ongezocht waar, en hoogst mogelijk natuurlijk; - welk eene les voor den Tooneelspeler bij de zwaardvechterijen, om steeds dan dat beeld voor oogen te hebben in zijne Attitudes, welk Schermmeester zal den Acteur den Gladiator aanwijzen; de meeste kennen het beeld niet, en echter kan men aan Tooneelkweekelingen niet beter wijzen om edel en groot zich in zwaardvechten te bewegen en te stellen, want immers de Schermmeester zoude de zaak leeren uitoefenen, hetwelk de Tooneelspeler niet behoeft, hem betreft de schijn en niet het wezen derzelve. - Das | |
[pagina 75]
| |
is deze les eene der opmerkelijkste in dit punt. - Let op de wending van het hoofd, gade slaande den vermoedelijken slag, die wordt toegebragt, en die vlug en rasch met het schild wordt afgeweerd, terwijl hij het zwaard gereed houdt om te treffen; - zie daar het beeld, nu moet men in zijne verbeelding dit beeld, of liever deze houding zich niet voorstellen, stilstaande te zijn, maar nu dezen, dan genen arm opheffende, nu het regter en dan het linker been voorzettende, in de dreigingen van aanval, om zijne partij heenloopende, en te zoeken waar hem te treffen, terwijl hij (zoo als ik zeide), diens slagen afweerdt met het schild; de kracht der spieren, de vastheid der stand, de gerektheid der deelen van de Attitude, de buiging des ligchaams naar en over de regter dij, de gerekte hals, de passie des gelaats, de armen, de eene voorwaards, en ook naar de regter zijde komende, de andere achterwaards met kracht, ook naar de linker kant wijkende, terwijl hij in den hand eene kleine schudding maakt met het zwaard, zie daar hetgeen wij bij de beschouwing van dit beeld moeten opmerken, dikwerf beschouwen, en ons levendig voor den geest brengen, in stilte en eenzaamheid namaken, opdat het ons eigen wordt, om er zich van te bedienen, waar het pas geeft en voegt. Ik zal hetzelfde beeld omkeeren en Uwe aandacht nogmaals voorhouden, opdat wij de bewegingen goed leeren kennen. Plaat 19. Van welke zijde dit beeld wordt beschouwd, het behoudt zijne fraaije gedaante in Attitude, hetwelk hier alleen in aanmerking voor ons kan komen, en wij gaan stilzwijgende voorbij, de uitmuntende uitvoering in dit beeld zigtbaar, hetwelk meer de Schilderschool betreft; evenwel de houding der handen, de plaatsing der voeten, de trekken des gelaats, zijn gewig- | |
[pagina 76]
| |
tige dingen, en die onze aandacht niet mogen ontgaan, maar deugdelijk naauwkeurig opgemerkt moeten worden; - nogmaals de wendingen des ligchaams in dit beeld, zijn van zulk eenen schoonen stijl, dat dezelve altoos een model van waar schoon zijn en zullen blijven, zoo lang het menschelijk geslacht prijs op waar schoon stellen zal. Zoo zijn wij dan zoo verre gekomen, met de Attitudes en Standen, met de Contrasten en Zwier, en den Draai des ligchaams; om over de Gesticulatie eenen aanvang te maken. - Dat is die versnelde beweging, die met goed beleid voortgebragt, eene aaneenschakeling van standen, in beweging uitmaakt. - Wacht dus, geachte Leerlingen! in de volgende lessen, daarover mijne aanmerkingen en aanwijzingen. - Ik heb gezegd. |
|