Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 65]
| |||||||||||||
Zevende les.GEACHTE HOORDERS!
Wij zijn lang bezig geweest met de Attitude, wij hebben veelerlei gegeven, met het doel om de contrasten te leeren kennen, - ik zal er nog een paar standen bijvoegen; - en daarna zullen wij eenige Antieken beschouwen, met betrekking tot den zwier of draai, die bij hooge statigheid nog bestaat, en wij zullen te gelijk gelegendheid hebben, om de edele eenvoudigheid derzelve op te merken, als schoon en sierlijk. - De beelden-gallerij van Felix Meritis hier ter stede, en die der Koninklijke Academie zijn voor Ul., scholen van beschouwing, maar om met oordeel en met toepassing tot onze kunst te zien, zullen deze voorbeelden dan strekken. Geven wij dan, de gezegde twee voorbeelden, eer wij tot de Antieken komen. Wanneer wij Mr. andries snoek, als Achillis beschouwen, in het Treurspel Ifigenia in Aulis, daar hij in Atti- | |||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||
tude, ons, den toorn van dien held tegen Agamemnon, afbeeldt, dan moet ik Uwe aandacht vestigen, op dien voortreffelijken stand van hem; - sints meer dan twintig jaren speel ik tegen over hem, Agamemnon in dat stuk; - en ik had met ZEd. in de 4de Acte, altijd een groot kunstmatig genoegen, om die scene met hem te behandelen; - de goede uitslag, de diepe indruk, die wij elkander veroorzaakten, en wisten op het Publiek overtedragen, drongen door herhaling op herhaling zoo diep in mijnen geest, dat ik die Attitude teekenen kan. - Zie dezelve hier, en laat ZEd. getuigen over de juistheid. Plaat 15, N. 1. Laat ik nu ter Uwer leering aanwijzen buiten de Mimiek des gelaats, (die thans nog bij ons niet wordt aangeroerd, maar volgen moet), wat in dezen stand is optemerken, en ik maak U aandachtig op de zwelling der spieren, in de greep van het zwaard, met heide de handen en armen; - voorts op al de contrasten:
Deze stand is fraai te noemen, het hoofdzakelijke standpunt van het beeld, is op den regter voet alleen. | |||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||
Ik vervolg en toon U N. 2, Plaat 15, om U nog dadelijk correctie in stand te toonen, en te naderen tot den zwier of draai der beelden. Dit is bij goed geheugen, herroepende de uitmuntende gravure naar Lodewijk de 16de, Koning van Frankrijk; schoon de stand goed is, zoo is toch de linker arm en het linker been eenlijnig, de regter voet uitgezet, de regter arm ook, en het hoofd ziet eenlijnig met het lijf; - en toch is die stand goed. Dan, wat valt hier optemerken, om het contrast te verbeteren.
En ik hoop dat het nu blijkt, dat de stand verbeterd is. En zietdaar een begin gemaakt aan den draai van het hoofd op den hals, aan dien zwier, waarvan nu nader staat gesproken te worden, hoopende omtrent de contrasten genoegzaam inlichting gegeven te hebben. Van mander zegt in zijn schilderboek: ........... te veel gedraai,
En acht men nimmer meer, in schoone beelden fraai.
zietdaar onzen waarschouwer, om nooit te ontreeren of te convulsioneeren, zoo als de Fransche Tooneellisten zeggen. | |||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||
Laten wij trachten de meening te treffen, ik geef Uwe aandacht, N. 3 den Antinous, eenen voortreffelijken Antiek, ik zal het om der bescheidenheids wille, gekleed teekenen, Plaat 15. Let nu wel op, dat de oogen eene andere wending kunnen hebben, als tegenstelling met de rigting van het hoofd; - maar schoon dit beeld zonder wending ons voorkomt, let wel op, welk eenen edelen zwier en draai in deze houding doorstraalt. Het origineel is berooft van handen, en zelfs van den linker arm, maar welk eene edele draai, zie de daling der linker schouder, en zwelling der linker heup, den lossen stand der regter voet en been, gebogen regter dij en knie, het standpunt links, het geheele beeld maakt eenen graatslijken slangentrek, van den topschedel tot het voetpunt. - Is de regter schouder geheven, de linker heup buigt daartegen zachtelijk opwaards, tot een uiterste zonder misstand; - het is fraai te noemen; bedienen wij ons van dezen stand in welk kleed ook, aan den rug van eenen stoel te leunen, of iets dergelijks. Wij nemen nu den Appollo Pithius van Belvedere. N. 4, Plaat 16. Hier heerscht dat zelfde zacht draaijende, bij de contrasteringen, hier is dat zelfde edele in eene hooge mate, maar hier heerscht gelijktijdig eenvoudigheid, bij ons bekend voor ongemaaktheid; in een woord; waardigheid, zonder poging om sierlijk te willen zijn, dit is ook hetgeen den Antinous zoo uitmuntend maakt. Zie vooreerst het hoofd tegen het geheele beeld, op eenen gedraaiden hals. De armen en handen en de geheele draai van het beeld is edel, grootsch en ongedwongen, en, schooit dit beeld, voor | |||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||
de Schilderschool vooral zijne voortreffelijkheid heeft, wordt het belangrijk voor den Tooneelspeler die te kennen, wanneer hij als Hypolitus, den boog in den hand heeft; of als Philocthetes, wanneer hij zijnen boog wederom krijgt; de Tooneelspeler, die dat te vervullen heeft, denke om dezen stand, ten zijnen voordeele. - Ik heb even als de Antinous, het beeld in drapperij geteekend, want wij bedoelen het geheele beeld, niet in derzelver deelen, tot onze leering. Beschouwen wij de Minerva, voor de dames is dit eene studie, schoon de denkbeelden, voor HEd. op mans beelden gemaakt, door haar slechts in toepassing gebragt moeten worden op haarzelven. Buiten dat de Minerva, N. 5, Plaat 16, eene heerlijke studie voor de Costume uitmaakt, zoo is in dit beeld wederom die sierlijke zwaai en buiging op te merken, bereids in den Antinous getoond, maar hier heerscht meer statige achtbaarheid en de slingering is nog stiller, dan in den Antinous; - de verheffing der linker schouder, en de daling der linker heup maakt eene buiging, die den buik voorwaards brengt, zoo onmerkbaar, dat zulks niet in het oog loopt, en eene eenvoudige achtbaarheid aan het geheele beeld ons hoofdzakelijk treft, de speer steunt zij, nevens haar staande met sierlijke buiging, in den regter arm, hand en vingeren.Ga naar voetnoot(*) De Lyriesche Apollo, N. 6, Plaat 16, zal dezen avond sluiten. Deze stand is dikwerf van aplicatie, ik dacht er bijv. terstond op, toen in het Vijftigjarig Feest der Schouwburg, de Heer snoek mij de lier van Apollo toevertrouwde, terwijl hij sprak. | |||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||
Zie deze wendingen van hoofd en gedraaid bovenlijf, tegen den stand der beenen; zie de rigting der armen en handen, men kan niet graatslijker denken, dan dit beeld is; ongedwongen en los. - In het algemeen zal men in de Antieke beelden, buigingen opmerken, die tot het formeeren van graatslijke standen overwaardig zijn, met aandacht beschouwd te worden; ik hoop dat deze aanwijzingen, Uwe aandacht een licht zullen hebben gegeven, en aangetoond met welk een oog, die meesterstukken van aloude beeldhouwkunst beschouwd dienen te worden, en hoe de gedachten moeten gaan, om er met voordeel gebruik van te maken op het Tooneel. Heeft mijne hand in de schetsen gefaald, ik heb getracht duidelijk te zijn; vergeef het gebrekkige en laat de ziel der zake U tot leering zijn. Ik heb gezegd. |
|