Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Vijfde les.
| |
[pagina 59]
| |
om veel in goede printen hunne houding te studeren. Eene kleine printen-portefeuille zich aanteschaffen, en studie dikwerf te doorzien, geeft smaak in de keuze der standen en houdingen, ja, wat meer is, voor welgeschikte kleeding en plooijing van mantels en watdies meer zij. Maar treden wij wederom ter zake met voorbeelden, en volbrengen wij onze belofte met liggende voorbeelden in schilderachtige houding. Plaat 10, A. Deze houding heeft de reeds genoemde tegenstelling, dat handen en armen genoegzaam verschillen, zoo ook beenen en voeten. Let eens op, met hoe weinig verschikking dit in een zittend beeld overgaat en welstand bewaart. Voor eene tweede liggende houding geld deze B. - Deze houding heeft minder gratie, omdat het geheele beeld op zijde wordt gezien, en de houding van den regter arm boven het hoofd is. Bij het ontwaken, kan dien arm terstond in werking worden gebrast als C, en het beeld verbetert. Dit brengt ons tot liggen, als: geblesseerd op eene draagbaar, dan het been neder en den arm op. Ook voor dooden, den kop meer achterover, zie D, denken wij hier aan het antiek, als: den zoon van Niobé. Laat ons, eer wij tot knielen en bidden komen, nu hier wel ter pas invlechten, zich dood steken (ponjarderen), of geponjardeerd nederstorten. Plaat 11. Men kan zich van deze houdingen, Plaat 10, D, bedienen, indien men op den grond uitgestrekt liggen moet, maar | |
[pagina 60]
| |
dit is nimmer verkieslijk en alleen in nood aantenemen, omdat voor vele aanschouwers, al wat op den grond is, moeijelijk te beschouwen valt. Kiezen wij dus, kan het zijn, eene eenigzins zittende houding, zij is schilderachtiger en veelal meer waar, - want er zijn voorbeelden, dat menschen, die gestooken waren, nog de trappen afgeloopen zijn. Ook stort de getroffene nimmer plotseling neder, hij zoekt een steunpunt; dit heeft de natuur in zulke ellende bewaarheid. Het voegt ons op dit alles te letten: - ik geef dan het beeld, hetwelk zich ponjardeert, N. 1, en tevens doe ik opmerken, het wankelen van zijnen stand, zigtbaar aan de voeten. - Ik geef voor den nederstortenden, een beeld, hetwelk den steek ontvangen hebbende, of van zich zelven, of toegebragt, het wankelend nederstorten, N. 2, een steunpunt zoekende en de wond dekkende. Ik geef den nedergestorten bij het steunpunt, hetwelk hij zocht en vond, en die den dood heeft ondergaan, N. 3. Ziet het hoofd achterover, gerekte hals, en gecontrasteerde armen en beenen; zoo blijft bij waarheid, welstand in de afbeelding, men waagt niet, met nedertestorten en neerploffende, belagchelijk te worden; en ontgaat gewis de mogelijkheid van zich te bezeeren, beide linker armen zijn goed naar verkiezing. Ik hoop, dat de gegevene voorbeelden, eenige leering zullen verwekken, en den lust veroorzaken, om dezelve zich eigen te maken, om er zich gepast van te bedienen. Ul. dankende voor Uwe aandacht, sluit ik wederom deze les. |
|