Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |||||||
Derde les.
| |||||||
[pagina 44]
| |||||||
Hebben wij in de vorige lessen, den Acteur en de Actrice onze denkbeelden medegedeeld, over het komen op het Toneel en heengaan; laten wij aanvangen medetedeelen, volgens onze wijze van zien, hoe zich daar te gedragen. Bereids maakten wij gewag van zekere Attitude te kiezen, voor het uitkomen, om welstand te bewaren, het zal natuurlijk volgen, hoe nu daar te slaan?... Hij kieze dan, zoo ras hij op zijne standplaats is gekomen, die hem de omstandigheden aanwijzen, eenen stand, die hem in het Tafereel een schilderachtig beeld doet maken, hij rigte zich steeds, zoo veel mogelijk, naar het Publiek, ik zeg, zoo veel mogelijk, want de omstandigheden kunnen vorderen, dat hij terstond geheel op zijde te zien komt voor den Aanschouwer. Eene Les is doorgaands in dezen in acht te nemen, dat het nimmer schilderachtig staat, zich geheel vlak aan het Publiek te vertoonen: tegenstelling in zijne houding, contrast op te leveren, is iets, dat steeds dient te gelden; uitgezonderd de omstandigheden, die beletten dit in acht te nemen, houde men dit echter, zoo veel mogelijk, in het oog. Uitgezonderd karakterestieke voorstellingen van hooge jaren, of van den boer, of de boerin zonder gratie, zoo moet toch met uit het oog verloren worden, dat de les van welstand altoos in aanmerking moet blijven. - Spreek ik in dezen van den bloei des levens; men passe dit met eigen verstand toe op karakters. - Zie Plaat 4. Om ter zake te komen moet ik U voorbeelden toonen. Is de held, de Edelman of de Heer opgetreden, groot en edel, met den hand aan het zwaard, aan den degen of in de zijde, de andere arm kan hangen, en men stelle zich om | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
te hooren of te spreken in eenen vasten stand, bijv. A; Pl. 4. de stand van optreding kan bewaard blijven, en verandert, door het hoofd, hetwelk regt was, omtewenden tot zijne partij. - Omgekeerd het hoofd weder vlak te wenden, en de voeten te verzetten, geeft eenen anderen stand. - Zoodra de linker arm opgeheven wordt, kan de hangende arm worden veranderd en opgeheven. - De geheel vlak uitgestrekte arm geldt dan in passieuze redenering; - merkt op de contrasten: niets even eens. Ziet nu hoe veel malen dit beeld is veranderd, altoos gratieus gebleven en nog niet van plaats veranderd. Deze wenken zullen vooreerst genoegzaam zijn, om voor een oogenblik tot het zitten over te gaan, om niet in deze te verwarren met onze aanstaande les over de Gesticulatie. Nooit zonder zwier zegt karel van mander in zijn Schilderboek, en schoon hij breedvoerig beschrijft alle de contrasten der beweging van staan en zitten, zoo ontgaan wij deze langwijligheid, om beter indruk te maken, door teekenen: bijv. B, deze actie in zitten, is vrij welstandig. Merkt nu wel op, hoe staan en zitten zich vereenigd, en nagenoeg eene leiding heeft, ziet het hoofd, ziet armen en beenen, en houding des ligchaams. - Door eenvoudig het eene been als het andere te zetten, verliest het geheel zijnen welstand, en wordt hetzelfde, met beide beenen onder uit te brengen: hoe misvormig en lelijk! bewaren wij de eerste actie. Wanneer de hand, die op de knie ligt, wordt opgeheven, kan de andere welvoegelijk worden verplaatst, veranderd, of op de knie, of uitgestrekter op de tafel, en het hoofd in tegenstelling gebragt, met een oog hemelwaards. | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
Men moet nimmer uit het oog verliezen, dat wanneer men op het Tooneel aan eene Tafel zit, men dient te zorgen, dat de beenen daar nimmer onder verborgen moeten zijn, of achter eene Tafel zitten: men moet zich steeds zetten, dat het geheele beeld zigtbaar blijve om den welstand, het spreekt van zelven, dat ik uitzondere de gevallen, waarin de noodzakelijkheid deze wet verbreekt, maar men houde die wet, zoo veel mogelijk, in waarde. Inzonderheid vermijde men altoos twee ellebogen ééne rigting te geven, te regt zoude dit den spotnaam verdienen: ‘een pot met twee ooren.’Ga naar voetnoot(*) Gij ziet, mijne vrienden! dat de gegevene Attitude toepasselijk wordt voor den grijsaard, zonder verandering, dan alleen den gebogen rug. C.
| |||||||
[pagina 47]
| |||||||
Ik heb rede te hopen, dat deze weinige wenken genoeg zullen zijn tot den grond, om in den voortgang der lessen over deze stoffe verstaan en begrepen te zullen worden.
Heeft mijne rede en geteekend betoog UEd. een weinig mogen vermaken, ik heb hoop, dat men het nut voor de Kweekelingen erkennen zal; en gijlieden, geachte Leerlingen! zult mij bij den voortgang uwer werkzaamheden betoonen, welk eenen invloed deze lessen op Ulieden hebben zullen, waartoe ik het beste wensche.
Ulieden dankende voor Uwe aandacht, enz. |
|