ter ongemeen veel fraaiheden bevat. Dus, mijne Vrienden! dus, geachte Kweekelingen! zal mijn onderwijs zijn, eene mededeeling van verkregene wetenschap, om U te leeren en te overtuigen, dat van alle kunsten, in het gebied derzelve, de Tooneelkunst de voortreffelijkste mag genoemd worden. Zij overtreft den Schilder, door eene Schilderij van de levende natuur: de Tooneelspeler schildert met zijn eigen persoon, terwijl de Schilder slechts één moment voorstellen kan op zijne tafereelen; de Tooneelist bezielt zijn werk door Mimiek en Gebaren, en dat alles afdoet, door spraak, door klanken. Jammer dat hij niets nalaten kan, en zijn werk voorbijgaande moet genoemd worden.
Dan zijne kunst heeft den Schilder tot hulp noodig, om de plaats te bereiden, waar hij zijne kunst uitvoeren zal, die de verbeelding te hulp komt van den Aanschouwer. Dit is het werk der Schilderkunst, deze vordert van den Tooneelspeler oplettendheden, om natekomen, en deze moet dus van die plaats, eene genoegzame kennis dragen. Zietdaar waarom mijne lessen met de oppervlakkige kennis der zamenstelling des Tooneels eenen aanvang moeten nemen.
De verdere loop dier lessen zal zijn, eens per week, op donderdag avond van 7 tot 8, en naar omstandigheden van repetitie vervroegd worden van 5 tot 6 of van 6 tot 7 ure, 't welk behoorlijk zal worden geadverteerd, volgens het reglement, hetwelk de WelEd. Heeren Commissarissen hebben gelieven te arresteeren den 7den September j.l., als een' blijk, hoe geneigd hun WelEd. zijn, de hand te bieden tot deze Inrigting. Staat mij toe, tot narigt aan de Kweekelingen, daarvan de Artikelen te laten hooren, zoowel als tot medeweten van allen, die hier vergaderd zijn, en mij met hunne tegenwoordigheid vereeren.