| |
| |
| |
XIII.
Het trouwfeest.
Het stond vol aan weerskanten van de trap, die naar de ingangsdeur van het stadhuis leidde.
Heel wat pakjesbezorgers en boodschaploopers lieten hun plicht voor wat hij was en voegden zich bij de luitjes, voor wie de 'deftige trouwerijen' van Dinsdags een groote aantrekkelijkheid hadden en die hun tijd dus niet beter wisten zoek te brengen, dan een half uurtje naar de 'grooten' te kijken, die uit de verschillende rijtuigen stapten.
In de gang van het stadhuis stond het niet minder vol, daar hadden de vele vriendinnen en kennissen van Albertine Terborch zich verzameld, om haar als bruid te zien.
Er waren heel wat nieuwsgierigen onder, die alleen kwamen om het mooie bruidje te bekijken, maar de meesten voelden toch werkelijk belangstelling en wilden graag de trouwplechtigheid zelve bij wonen. Ze wilden trachten zich bij den stoet aan te sluiten en zoo de trouwkamer binnengaan.
Het wachten duurde wat lang en de gesprekken over het feest, dat velen der aanwezigen hadden bijgewoond, begonnen te verflauwen en plaats
| |
| |
te maken voor een klein beetje kwaadsprekerij.
Albertine was wel mooi, maar ze wist het ook zoo, vond er een.
Ja, ze was wel erg met zichzelve ingenomen, ze was toch heusch niet zoo vroeg getrouwd, als zes en twintig, beweerde een ander.
'Maar mooi zijn is ook niet alles, niet waar?'
'O maar ze is ook wel lief.'
'Vin'je? Ze lijkt me nog al een kat, ze kan zoo'n air hebben, zag je wel, hoe bespottelijk ze binnenkwamen op die partij, toen wij allemaal dat idiote welkomstlied moesten zingen.'
'Nou ja, dat is al naar dat je het noemen wilt,' mengde een derde zich in het gesprek: 'ik vond haar juist zoo bizonder elegant. Ik verheug me er op, haar als bruid te zien.'
'Geniet er dan maar van, daar komen ze.'
En werkelijk hielden op dat oogenblik de rijtuigen voor het stadhuis stil en verhinderde de komst van het lieve bruidje, dat ze verder afgebroken werd door dezelfde meisjes, die haar straks hartelijk zouden gelukwenschen en haar omhelzen.
De stoet vormde zich, voorop het bruidspaar, gevolgd door ouders, bruidsmeisjes, bruidsjonkers en getuigen.
Wat was Albertine een mooi bruidje, het fijne gezichtje wat bleek onder den tulen sluier, het slanke figuurtje, goed uitkomend in de eenvoudige, witte zijden japon.
Zooals ze daar langzaam voortschreed aan den arm van haar bruidegom, zag ze er zoo lieftallig en een- | |
| |
voudig uit, dat wel iedereen die haar daar langs zich heen zag gaan, onder den indruk van haar lieve verschijning moest komen.
Dan volgden de bruidsmeisjes in rose japonnetjes, met groote witte hoeden. Het waren twee vriendinnen der bruid, Toos was er niet toe over te halen geweest, bruidsmeisje bij haar zuster te wezen, ze zou een gevoel hebben, alsof ze idioot geworden was, verklaarde ze, als ze daar opgeschikt achter de bruid moest aanstappen. Ze had ook geen lust in een rose japon en bij haar gebrilden neus hoorde geen chieke witte hoed. Wat men er ook tegen in gebracht had, ze bleef bij haar besluit, ze wilde geen bruidsmeisje zijn.
Flip daarentegen vond het alleraardigst voor bruidsjonker te fungeeren, dat was net een kolfje naar zijn hand en het bruidsmeisje, dat aan zijne zorgen was toevertrouwd, stond niet weinig angst uit, dat hij haar midden onder het trouwen aan het lachen zou maken, hij was altijd zoo vol gekheid.
Johan had Mia aan den arm, die er heel aardig uitzag in een crème japonnetje en dito hoed, maar zich erg verlegen voelde, toen ze zoo tusschen al die kijkende menschen door moest.
Achteraan kwamen juffrouw Harmsen met Zuske aan den arm en het gefluister zweeg onwillekeurig, toen het fijne, blonde meisje, ook in het crème, daar binnentrad, het mooie gezichtje in volslagen rust, totaal onbewust van de vele oogen, die haar aanstaarden en de medelijdende blikken, die gewisseld werden.
| |
| |
Zus voelde zich erg gewichtig, dat ze mee mocht naar het stadhuis, waar Tine en Oscar samen zouden trouwen en vond het vooral aardig, dat haar zuster daar als juffrouw Terborch de kamer zou binnengaan en die als mevrouw Denekamp verlaten. Ze was in spanning, wat er nu eigenlijk gebeuren zou, juffrouw Harmsen had het haar wel uitgelegd, maar zoo eenvoudig als die zei, zou het wel niet zijn. In ieder geval had ze vast beloofd, geen woord te zullen zeggen, voor de juffrouw haar zou waarschuwen, dat ze Albertine en Oscar feliciteeren mocht en dus liep ze daar nu stil voort, in afwachting van de dingen, die komen zouden.
Zus voelde zich op een stoel drukken, hoorde de aanspraak en de vragen van den burgemeester, hoorde het vast uitgesproken ,ja', waarmede Tine en Oscar elkaar tot man en vrouw namen en merkte dat haar moeder, die naast haar zat, zacht begon te schreien.
Daar begreep ze nu niets van.
Moes vond het toch zeker prettig, dat Tine trouwde, dat was toch iets, waar feesten voor gegeven werden, straks zouden ze nog een dejeuner hebben, had Moeder gezegd, allemaal pretjes, waarom huilde Moes dan nu?
Voorzichtig zocht haar hand die van haar moeder en zacht vroeg ze:
'Waarom huilt u? Vindt u het niet prettig, dat Tine trouwt?'
Hoe zacht ook gefluisterd, de woorden klonken toch door de stilte en deden een paar naburige toeschouwers glimlachen.
| |
| |
Haar moeder zei heel zacht, dat ze stil moest zijn, niets meer zeggen en Zuske zweeg dus maar, er niets van begrijpend, totdat ze merkte, dat de plechtigheid afgeloopen moest zijn, er ontstond drukte om haar heen; haar moeder was al eens opgestaan en nu stond ze weer op en Zus voelde zich bij de hand nemen. Ze hoorde juffrouw Harmsen zeggen, dat ze Tine en Oscar nu mocht feliciteeren en bij het jonge paar gebracht, pakte ze haar zuster zoo hartelijk, dat haar sluier gevaar liep te scheuren en verklaarde, dat zij heel blij was, dat Tine getrouwd was, al huilde Moes er om.
Begreep Tine, waarom Moeder gehuild had?
Maar voor ze antwoord kon krijgen, was ze al op zij geduwd door anderen, die de jonggetrouwden geluk wilden wenschen en voelde ze zich gedrukt en gestooten, totdat juffrouw Harmsen haar veilig uit de opdringende menschenmassa gevoerd had en haar meenam naar een kalm plekje, waar ze konden wachten, tot ze weer in de rijtuigen zouden plaats nemen.
In het rijtuig was ze verwonderlijk stil, ze dacht er over na, waarom Tine nu mevrouw genoemd werd, er was toch eigenlijk niets gebeurd. Die mijnheer had gevraagd, of ze met Oscar trouwen wou en toen had ze ,ja' gezegd, maar dat wilde ze toch al lang, waarom was ze nu ineens mevrouw Denekamp.
Neen hoor, die trouwplechtigheid was haar tegen gevallen, wat ze eigenlijk verwacht 'had, wist ze zelf niet, maar iets heel anders, dat was zeker.
Misschien had ze wel niet alles kunnen begrijpen
| |
| |
doordat ze niet zien kon. Dat gebeurde wel meer, hoe ouder ze werd, hoe meer het voorkwam, dat ze besefte, wat haar ontbrak. Zoo zou ook nu wel haar blindheid de schuld zijn, dat ze zoo weinig van het trouwen begrepen had.
Het was toch wel treurig, blind te zijn!
Een diepe zucht deed juffrouw Harmsen verschrikt naar Zuske kijken.
'Wat is dat Zus? Zuchtte jij zoo?'
Maar Zuske schudde van neen.
Hoe meer ze tot het besef kwam, van wat ze miste, hoe grooter ook de neiging werd, alles voor zich te houden, niet te klagen.
'Ben je soms erg moe? Je ziet wat bleek.'
Weer schudde Zuske van neen, ze was niet moe.
'Honger misschien?'
Ja, dat had ze, ze vond het heerlijk, dat ze nu lekker ging dejeuneeren. Moes had haar verteld, dat ze een boel lekkers zou krijgen, daar verlangde ze nu opeens sterk naar.
Ze wilde aan prettige dingen denken, enkel aan vroolijke, leuke dingen, het was immers Tine's trouwdag, dus moest ze vroolijk zijn.
Dat was ze dan ook, toen ze aan tafel zat en hartelijk lachte om een paar grappige toosten, die geslagen werden.
Ze smulde heerlijk en luisterde naar het gepraat rondom zich en vond het prachtig, als er op Albertine en Oscar's welzijn gedronken werd.
Zoo zoetjes aan werd haar eigen glas ook nog al eens gevuld, zoodat ze zoo ongemerkt eenige glazen
| |
| |
wijn naar binnen kreeg, waardoor ze wel wat heel opgewonden werd. Juffrouw Harmsen, die naast haar zat, deed haar best haar te kalmeeren en liet haar een glas victoriawater brengen. Dat scheen werkelijk te helpen, ze praatte niet meer zoo druk door alles heen en luisterde weer rustig, als er getoost werd, zonder den spreker in de rede te vallen, zooals ze op een gegeven oogenblik gedaan had. Ze snoepte rustig van haar ijs en werd zelfs zóó stil, dat juffrouw Harmsen dacht, dat ze doodop was en besloot haar straks maar dadelijk naar bed te laten gaan.
Daar klonk opeens een harde tik tégen een glas, een nieuwe spreker vroeg het woord.
Allen keken naar het hoekje, waar die tik vandaan kwam en nog voor de ceremoniemeester het woord had kunnen vragen, klonk Zuske's stem, hoog en helder, terwijl ze haar glas victoriawater ophief en haar dooden blik naar de plaats richtte, waar ze wist, dat het jonge paar zat.
'Lieve mevrouw en mijnheer,' begon ze, 'nu alle menschen jullie wat goeds toewenschen, wil ik dat ook doen. Ik hoop, dat jullie een prettig leventje zult hebben in je nieuwe huis, waar je nu samen wonen gaat en niks geen verdriet. Maar dat hebben ze allemaal al gezegd, maar niemand heeft gezegd, dat hij graag wou, dat jullie lieve kindertjes zult krijgen, een heelen boel, en dat wil ik zoo dolgraag.'
Hier fluisterde juffrouw Harmsen: 'nu uitscheiden, Zus, nu is het genoeg,' maar Zuske stoorde zich niet aan die waarschuwing.
Ze deed, alsof ze de hand niet voelde, die zachtjes
| |
| |
aan haar jurk trok en ging onverdroten voort:
'Maar dan hoop ik heel erg, dat die kindertjes allemaal goed zullen kunnen zien en er geen een blind zal zijn, want al weet ik niet precies, wat zien is, geloof ik toch, dat het iets heel prettigs moet zijn en ik vind het heel naar, dat ik het niet kan.'
Hier werd haar speech onderbroken door een paar snikken.
Albertine huilde op den schouder van haar man en haar moeder snikte zacht in haar zakdoek.
De meeste gasten hadden tranen in hun oogen en het was opeens geen vroolijk bruiloftsmaal meer, maar een droevige disch, waarbij op aller gezicht het medelijden stond uitgedrukt.
Zuske hield eensklaps op.
'Wat is dat, huilt er iemand?'
En toen niemand antwoordde en weer een snik weerklonk:
'Wat is er dan? Wie huilt daar?' en toen een beetje driftig:
'Toe juffie dan, wie huilt er toch?'
Haar vader maakte een eind aan de spanning.
Hij hief zijn glas op en gewild vroolijk stelde hij voor, nu allen eens op Zuske te drinken, omdat ze zoo mooi getoost had.
Blij en verlucht haastte een ieder zich, aan dat verzoek te voldoen en het duurde niet lang, of Zus was omringd van opgeheven glazen, die allen even aan haar glas wilden tikken en menigeen wilde haar een kus geven, wat ze eigenlijk heelemaal niet geschikt vond.
| |
| |
Toen het klinken gedaan was, ging ze eenigszins ontsteld zitten.
'Maar ik had op Tine willen drinken en niet op mij.'
Dit kwam er zoo onnoozel uit, dat al de gasten in een lach schoten en de verstoorde vroolijkheid spoedig hersteld was.
Toen Albertine en Oscar van tafel waren opgestaan en niet lang daarna afscheid namen, begreep Zuske plotseling, waarom Moeder midden in de trouwplechtigheid had moeten huilen. Het drong tot haar door, dat die lieve Tine nu voortaan niet meer bij hen in huis zou wonen, ja, zelfs niet in dezelfde stad en snikkend klemde ze zich aan haar zuster vast en het kostte moeite haar knellende armen los te krijgen en haar mee naar binnen te voeren.
Toen het rijtuig was weggereden, vloog ze op haar moeder aan, die schreiend op een divan was neergevallen.
'Huil maar niet zoo,' fluisterde ze, 'ik zal nooit trouwen, hoor, nooit. Ik had eerst gedacht, dat het wel leuk zou zijn, maar als u er zoo'n verdriet over hebt, dan doe ik het niet. Wees maar niet bang, ik blijf altijd bij u.'
Haar moeder drukte het kind tegen zich aan, dat, zonder het zelf te willen, zoo'n melancholieke wending gegeven had aan het vroolijke trouwdejeuner.
Arm Zuske, arme lieveling, ze scheen hoe langer hoe meer tot het besef van haar gemis te komen.
|
|