| |
| |
| |
XI.
De nieuwe broer.
De dag van het bal was aangebroken en Mia was een en al opgewondenheid. Ze was 's middags aan tafel zoo druk, dat haar pleegmoeder verklaarde er hoofdpijn van te krijgen.
'Och Moeder, het is haar eerste bal,' suste mijnheer Terborch, 'ik kan best begrijpen, dat ze wat opgewonden is. Misschien ben je het vergeten, maar ik wed, dat je net zoo uitgelaten was, toen je je eerste baljurk aan zoudt trekken.'
'Hoe ziet een baljurk er uit?' vroeg Zus.
Haar moeder keek naar haar, zag de verlangende uitdrukking op haar gezichtje en haastte zich te zeggen, dat het een jurk was, als elke andere en dat zoo'n bal eigenlijk niets prettigs was.
Mia schaterde het uit.
Die tante toch, alsof Zus dat gelooven zou. Zij zelf had den heelen dag over niets anders kunnen praten en Zus wist dus best, wat een heerlijkheid zoo'n bal moest zijn.
Zuske zat heel stil te eten. Ze zei niets meer, maar haar gezichtje stond treurig en haar moeder bracht haastig het gesprek op een ander onderwerp.
Maar lang duurde het niet, of Johan, die over
| |
| |
was, begon Mia te plagen; had ze al veel dansen? En kwam Willem van den burgemeester ook?
'Ik bedoel dien langen slungel met ooievaarsbeenen,' voegde hij er ter verduidelijking bij.
Mia bloosde sterk.
'Ik ken geen slungel met ooievaarsbeenen,' zei ze vinnig, 'als je den broer van Wies bedoelt, ja die komt ook. Heerlijk, want Wim is een echte leukerd, we hebben altijd vreeselijk veel pret met hem.'
'Ik houd veel van Wim,' verklaarde Zus.
De veertienjarige Willem Zandhorst was de eenige van Mia's vriendjes, die niet te verlegen en te onhandig was, om vrij met Zuske om te gaan en zich wat met haar bemoeide, als hij eens met zijn zusje meekwam.
'Ik wou, dat ik ook met Willem dansen kon vanavond en lachen, als hij grappige dingen zegt.'
'Wordt er nu weer over dat vervelende bal gepraat,' bromde mevrouw Terborch, 'zie jullie nu niet, dat het niet prettig voor Zuske is. Jullie bent allemaal even weinig fijngevoelig.'
Juffrouw Harmsen keek eens naar Zuske.
Ze zag er uit, of ze op het punt was, te gaan huilen, die overdreven fijngevoeligheid van mevrouw maakte, dat ze haar gemis veel meer voelde, dan noodig was. Als dat zoo doorging, hoe moest dat dan in haar later leven gaan, ze kon nu eenmaal niet aan alles meedoen. Dansen zou ze misschien kunnen leeren en als ze wat ouder was, zou het bijwonen van een bal niet eens tot de onmogelijkheden
| |
| |
behooren, maar met wilde kinderen kon men zoo iets niet wagen.
Maar er zouden altijd dingen zijn, waarvan zij uitgesloten zou wezen en daarin moest ze zich leeren schikken, wilde ze niet ongelukkig worden. Door de manier, waarop haar moeder met haar omging, werd ze stelselmatig ontevreden gemaakt.
'Ik geloof, dat Zus het heelemaal niet naar vindt, om over het bal te hooren praten,' zei ze, Zuske's handje grijpend en het zachtjes drukkend, 'ik ben er zeker van, dat ze Mia haar pret gunt, ze houdt veel te veel van haar, om het niet heerlijk te vinden, dat ze een prettig feestje zal hebben. Niet waar lieverd?'
Zuske knikte aarzelend van ja.
'Meen je dat, Zus?' vroeg Toos, die wel eens vond, dat Zus onder den invloed van juffrouw Harmsen dingen beaamde, die ze misschien niet ten volle meende.
Weer knikte Zuske van ja.
'Ik vind het wel prettig, dat Mia uit gaat, maar ik wou ook graag mee.' En zich tegen juffrouw Harmsen aandrukkend, zoodat haar gezichtje verborgen was, begon ze te schreien.
De juffrouw streelde haar over haar krullenbol en zei opgewekt:
'O, wat een kinderachtig meisje heb ik daar naast me. Ik weet zeker, dat datzelfde malle huilstertje straks veel plezier zal hebben, als Mia mooi is aangekleed; we zullen haar saampjes eens goed bekijken en bewonderen, niet Zus?'
Ze gaf mevrouw Terborch een wenk, die naar haar
| |
| |
dochtertje toe wilde komen en liet het kind even uithuilen.
Het duurde dan ook niet lang of de tranen waren gedroogd en toen Mia in haar mooie, witte jurk klaar stond om weg te gaan en Zus haar heel voorzichtig van hoofd tot de voeten betasten mocht, was ze een en al verrukking.
Wat leuk dun goedje had Mia aan en dan die bloote hals en armen! Had ze satijnen schoentjes aan? O hoe zacht en wat een dunne zooltjes. En zij voelde haar bee- door de kousen heen.
'Wat heb je om je hals, laat eens zien? Wat een dun kettinkje, je ziet er haast niets van, weet je wat, je mag mijn bloedkoralen ketting omdoen,' en edelmoedig begon Zuske de kralen, waarop ze zoo trotsch was, van haar hals te winden.
Mia keek een beetje verschrikt.
Ze vond bij haar fijne, witte jurk dat smalle gou-den kettinkje veel mooier, het was nog van haar moeder geweest.
| |
| |
Zus hield van de zware bloedkoralen, omdat ze die zoo goed voelen kon, maar zij vond ze nooit erg mooi. Zou ze die nu om moeten doen voor Zus' plezier?
Ze keek, als om hulp zoekend, naar juffrouw Harmsen.
Als die er niet bij geweest was, had ze zich de kralen laten omhangen en ze, voor ze wegging, weer gauw afgedaan, maar juffrouw Harmsen wilde nooit, dat ze Zus, in wat ook, bedroog, dat vond de juffrouw slecht, juist omdat Zuske zoo gemakkelijk te bedriegen was. Juffrouw Harmsen zag hare om hulp zoekende oogen naar zich opgeslagen en kreeg medelijden met het meisje, dat zich juist zoo mooi en fijn had gevonden met dat gouden kettinkje als eenig sieraad.
Ze nam de kralen uit Zus' handen en deed ze weer om haar eigen hals.
Toen kuste ze het verbaasde gezichtje, en zei:
'Het is lief van je, Zus, dat je je eigen kralen hebt willen geven, maar Mia ziet er mooier uit, met haar gouden kettinkje, dat moet ze dus maar omhouden.'
Eerst keek Zuske teleurgesteld, toen begon ze driftig aan hare kralen te rukken.
'Als ze leelijk zijn, wil ik ze ook niet meer omhebben. Waarom hebt u dat nooit gezegd, u zei altijd, dat ze mooi waren en nou vind u ze leelijk, dat is naar van u.'
Juffrouw Harmsen greep de handjes vast, die hoe langer hoe driftiger aan het kralensnoer rukten.
| |
| |
'Laat los, Zus,' zei ze kalm, 'laat dadelijk los, moeten die mooie kralen over den vloer rollen en verloren gaan!'
Zus wrong zich om hare handen te bevrijden uit den greep van juffrouw Harmsen.
'Laat me los, ik wil die leelijke kralen niet om mijn hals hebben, laat me los!'
Juffrouw Harmsen liet de beide handjes los, maar greep tevens naar den ketting, dien ze vlug over Zuske's hoofdje trok, om te voorkomen, dat de snoer brak.
Toen sloeg ze Mia een wit sortietje om, een cadeau van mijnheer Terborch en nam haar mee naar beneden, om zich daar te laten bewonderen.
'Ik wil ook mee,' zei Zus.
'Neen, blijf jij nu lief even hier, ik ben dadelijk terug. Vouw het goed van Mia maar eens netjes op, het ligt zoo slordig op een hoop.'
Toen ze kort daarop terugkwam, was ze benieuwd hoe Zuske zijn zou, ze hoopte, dat de booze bui gezakt was.
Ze vond Zuske met een ongelukkig gezichtje naast een stoel staan, waarop de kleeren van Mia netjes opgevouwen lagen.
'Dat heb je netjes gedaan, Zuslief, heel knap hoor,' en ze kuste het gezichtje, dat er dadelijk zoo tragisch uitzag met die lichtlooze oogen en dat ge- voelige mondje.
Zus nestelde zich tegen haar aan.
'Is u niet boos? Ik vind u niet naar, ik meende er niets van.'
| |
| |
Juffrouw Harmsen trok Zus op haar schoot en haar liefkoozend, verzekerde ze haar, dat ze heelemaal niet boos was.
Begreep Zuske nu, dat ze domme dingen gezegd had en dat haar kralen heel mooi konden zijn, al behoorden ze niet bij Mia's toiletje.
Zus knikte nadenkend.
'Waar zijn ze?'
'Hier, wil je ze weer omdoen?'
Zus greep naar den ketting en hing hem juffrouw Harmsen om den hals.
'U mag ze vanavond dragen.'
'Heel graag, dank je wel, ik ben blij, dat ik juist nu zoo mooi mag zijn, want er is iets bizonders vanavond. Al ben je niet naar het bal, je zult toch iets beleven, dat je niet gedacht had.'
Zus was dadelijk een en al nieuwsgierigheid.
'Wat dan? Toe, juffie, zeg het gauw, toe dan,' en op haar onstuimige manier omhelsde ze juffrouw Harmsen en vleide, om toch gauw te weten, wat er voor bizonders gebeuren zou.
'Ik mag het je niet vertellen, Moeder wil het zelf doen. Toe dan, kindje, je stikt me, hou je nu wat kalm en ga maar gauw mee naar beneden, het is al over half zeven en om half acht komt het, geloof ik.'
'Gauw dan maar, gauw dan maar,' en Zus stond van ongeduld te trappelen, terwijl juffrouw Harmsen het licht uit deed en de ramen even open zette.
Beneden gekomen, vloog ze op haar moeder aan.
'Wat is er Moes, wat gaat er vanavond gebeuren? Toe zeg het gauw.'
| |
| |
Lachend maakte haar moeder zich los uit de klemmende armen.
'Kalm een beetje, je beneemt me den adem, hoe kan ik je het nieuws dan vertellen. Kom nu rustig naast me zitten, dan zal je het hooren.'
'Ja, maar zeg u het dan.'
'Dadelijk. Je weet, dat Tine vandaag weer thuis komt?'
Zus keek teleurgesteld.
'Dat wist ik al lang, dat is niks bizonders.'
'Neen, dat is het ook niet, maar... Tine brengt iets voor je mee.'
'Heerlijk! Iets heel moois?'
'Iets bizonders ten minste, Tine brengt een nieuwen broer voor je mee.'
Zuske was een en al verbazing.
'Een broer? Een lief kleintje?'
'Neen, een grooten broer, grooter nog dan Tine.'
Zus werd er stil van.
'Wat moet ik daar mee doen? Waar komt die zoo ineens vandaan. Ik wist niet, dat ik nog een broer had.'
Haar moeder kuste haar.
'Die had je ook niet, liefje, maar Tine gaat met een mijnheer trouwen en dan wordt die je broer.'
Zus begon te lachen.
'O! Is Tine geëngageerd, waarom zegt u dat dan niet.'
Juffrouw Harmsen keek mevrouw Terborch lachend aan. Ze had al meer opgemerkt, dat deze Zuske nog altijd als een heel klein kindje beschouwde, misschien, dat het kwam door haar gebrek, maar
| |
| |
ze scheen niet te kunnen begrijpen, dat Zuske opgroeide en nu al elf jaar was. Het was waar, ze was wat kinderlijker, dan andere meisjes van haar leeftijd, maar door haar gehoor drong toch meer tot haar door, dan haar moeder scheen te denken.
'Ze is slimmer, dan u denkt, mevrouw.'
'Ja dat blijkt, ik dacht dat ze niet wist, wat het zeggen wilde, geëngageerd te zijn.'
'O, dat weet ik best,' viel Zus ijverig in, 'dan ga je eerst een poosje met een mijnheer wandelen en dan ga je samen trouwen en dan krijg je kleine kindertjes, zoo vreeselijk leuk, van die snoezige, kleine meisjes en jongetjes en dan woon je alle- maal samen in een huis en dan ben je moeder en dan is die vreemde mijnheer vader. Het lijkt me wel leuk, ik ga vast trouwen later.'
Zus zat zich te verkneukelen bij het idee van dat gezellige huishouden met dien vreemden mijnheer en al die kindertjes en haar moeder en juffrouw Harmsen schaterden het uit.
'Prachtig hoor, zoo is het. Nu goed, Tine gaat dan met dien mijnheer samen in een huis wonen, zooals je zegt, maar nog niet dadelijk, eerst moet die met jou en de anderen kennis maken.'
'Kent u dien mijnheer dan niet?'
'Nu ja, Vader en ik kennen hem wel natuurlijk, maar hij woont hier niet, zie je, jij hebt hem nog nooit ontmoet.'
Zus dacht even na.
'Zou hij 't goed vinden, als ik hem met mijn vingers bekeek?'
| |
| |
'Dat denk ik wel, dat moet je hem straks maar eens vragen.'
Juffrouw Harmsen voegde hierbij: 'Maar niet te lang hoor Zus, eventjes maar. Ga nu mee naar boven, dan knap ik je wat op en als Tine er dan is, gaan we sarnen weer naar beneden.'
Druk babbelend volgde Zuske juffrouw Harmsen naar boven.
Ze was zelfs zoo opgewonden, dat deze moeite had, haar op te knappen. Ze wilde absoluut een heel mooi japonnetje aandoen en toen er gebeld werd en ze begreep, dat het de verwachten zijn moesten, was ze haast niet in de kamer te houden.. Ze wilde naar de trap, om te luisteren en juffrouw Harmsen moest de deur afsluiten, om haar te beletten, half gekleed het portaal op te loopen en over de trapleuning te gaan hangen.
Toen ze bemerkte, dat ze de kamer niet uit kon, werd ze driftig en begon te huilen en alleen het dreigement, dat ze met behuilde oogen niet naar beneden zou kunnen, deed haar bedaren.
Toen kon juffrouw Harmsen haar verder afhelpen, maar moest ondertusschen honderd en een vraag beantwoorden.
Waarom trouwde Tine met dien mijnheer?
Hoe wist ze, dat hij aardig was, als hij niet eens in dezelfde stad woonde?
Zou juffrouw Harmsen graag trouwen?
Het leek haar wel prettig, als zij groot was, trouwde ze vast en dan wilde ze een heeleboel kinderen hebben, net zooveel, als ze nu poppen
| |
| |
had. En dan zoo'n leuk Japansch kindje er bij, hè, met van die scheeve oogen en zoo'n grappig kransje haar op het hoofd, zou dat niet eenig zijn? Dat zou ze Tine ook aanraden.
Juffrouw Harmsen sloeg de schrik om het hart, wie weet, wat voor onzin Zus beneden verkonden zou.
'Zul je nu niet te druk zijn, Zuske,' verzocht ze, 'en dan moet je maar niet vertellen, dat je wel weet, wat geëngageerd zijn is en wat je zooal meer er uit geflapt hebt, straks. Tine weet dat natuurlijk zelf best en dan is het vervelend, dat gepraat er over nog eens aan te hooren en het staat ook zoo vreeselijk wijsneuzig, begrijp je. En van dat Japansche kindje zou ik maar heelemaal niets zeggen, wat jij graag zoudt willen, komt er nu voor het oogenblik niet op aan. Je moet een beetje stil en bescheiden zijn, ik zou het prettig vinden, als die nieuwe broer je een lief meisje vond en dat vindt hij zeker niet, als je al te druk bent. Zul je er aan denken Zus?'
Zuske beloofde het, ze wilde graag alles beloven, als ze nu naar beneden mocht.
'Zie ik er netjes uit?' vroeg ze.
'Heel netjes, kom nu maar en denk aan wat je me beloofd hebt.'
Toen ze beneden voor de deur der huiskamer stonden en Zuske's scherp gehoor dadelijk de vreemde mannestem onderscheidde, werd ze verlegen en kroop weg achter juffrouw Harmsen.
Deze had moeite haar te overtuigen, dat er niets was, om verlegen voor te zijn.
Op het laatste nippertje, toen de juffrouw haar
| |
| |
hand al op de deurknop hield, trok Zus die nog terug.
'Juffie,' klonk het wat schuw.
'Ja, kindje.'
'Zou die mijnheer wel eens een blind meisje gezien hebben?'
Juffrouw Harmsen drukte het kinderfiguurtje tegen zich aan.
'Zeker wel, hij vindt dat iets heel gewoons, hoor, er zijn wel meer blinde meisjes in de wereld. Daar behoef je heelemaal niet ongerust over te zijn,' en de deur openend, liet ze Zuske naar binnen gaan.
Stil en verlegen stond ze daar, ze durfde niet goed verder loopen.
'O, daar is Zuske,' hoorde ze haar moeder zeggen en op het geluid van die stem liep ze naar haar toe en drukte zich tegen haar aan. Dat gaf haar èen gevoel van veiligheid.
'Wel Zus, kom je eens bij me.'
Dat werd gezegd door een diepe, lage stem, die ze niet kende en waarvoor ze een beetje angst voelde.
Ze drukte zich dichter tegen haar moeder aan.
'Kom Zuske,' zei nu haar vader bemoedigend, 'wat is dat nu? Je bent toch niet bang voor je nieuwen broer? En feliciteer je Tine nu niet eens?'
'Hè ja, kom eens bij me, Zuske en geef me een kus.'
Tine's stem lokte haar uit haar veilig hoekje.
Ze deed een paar stappen in de richting, waar ze haar zuster had hooren spreken, maar trok zich toen weer terug.
'Zit ie naast je?' vroeg ze fluisterend.
Nu hoorde ze een zwaren lach en kroop haastig
| |
| |
weer bij haar moeder.
'Ik zal je niet opeten,' verzekerde de diepe stem, 'kom maar eens gauw bij me, hoe eerder we goede vriendjes worden, hoe beter, dunkt me.'
Intusschen was Tine opgestaan en had haar arm om Zuske's schouders geslagen.
'Kom,' zei ze, 'ga nu maar eens vlug kijken, hoe je nieuwe broer er uitziet. Je mag hoor, gerust,' en lachend duwde ze het kind naar haar aanstaande, die de hand van zijn toekomstig schoonzusje greep en het naar zich toe trok.
Nieuwsgierigheid en verlegenheid streden een strijd in Zuske's hartje. Ze zou zoo vreeselijk graag weten, hoe die mijnheer er uitzag, zou te durven?
Aarzelend stak ze haar hand uit en voorzichtig gleden de vingers over het onbekende hoofd, ieder deel er van aanrakend, haar, voorhoofd, oogen, wenkbrauwen, neus, wangen.
Het slachtoffer, niet gewoon zoo betast te worden, deed al zijn best zijn gezichtsspieren in bedwang te houden, hij werd er zenuwachtig van. Toen de vingertjes eindelijk zoover waren, dat ze de lippen aanraakten en hij dat zachte geglij over zijn mond voelde, vergat hij een oogenblik, wat een ernstig iets dat betasten voor een blinde is en hapte uit een aardigheid naar de kleine vingers op zijne lippen.
Met een gil deinsde Zuske achteruit. Iedereen was geschrokken, Oscar Denekamp, Tine's verloofde, niet het minst.
Hij lachte verlegen, zei, dat hij zoo iets ook niet gewoon was, dat hij maar een grapje had willen
| |
| |
maken, dat hij nog aan den toestand wennen moest en zoo meer.
Zuske was weer bij haar moeder gekropen en was niet over te halen, dat veilige plekje te verlaten.
'Als we nu maar eens samen naar boven gingen,' stelde Juffrouw Harmsen voor.
Maar daarvan wilde Albertine niets hooren.
Ze begreep, dat haar aanstaande eerst vrede met Zuske moest gesloten hebben, wilde hij niet Uit Moeders gunst geraken en dus fluisterde ze hem iets in.
'O ja, dat is vaar ook,' zei hij, 'die zit in mijn overjas,' en opstaande verliet hij even de kamer en kwam terug met een prachtige doos met heerlijke chocoladebonbons:
'Kom nu eens kijken, wat ik hier voor je heb,' zei hij, zoo vriendelijk mogelijk en Albertine voegde er bij: 'Zalige chocoladebonbons, Zus, een heele doos vol voor jou alleen, maar je moet ze zelf bij Oscar komen halen, anders krijg jij er geen eentje van.'
Zus had zich opgericht.
Chocoladebonbons!
Als de meeste blinden was ze dol op wat lekkers, dat was tenminste iets, waarvan ze volkomen genieten kon.
'Heet ie Oscar?' vroeg ze schuw.
Albertine lachte en haar verloofde had graag mee gedaan, maar een waarschuwende blik van zijn meisje deed hem alleen een gezicht trekken, als uiting van zijn lachlust.
'Ja, hij heet Oscar en jij mag hem ook zoo noemen. Is dat niet aardig? Maar dan moet je eerst bij hem
| |
| |
komen. Ik zou me een beetje haasten, anders eet ik de bonbons op, ze lijken me verrukkelijk.'
Albertine maakte een smakkend geluid, alsof ze een praline tusschen hare tanden kraakte en Zus vloog op.
'Neen, niet doen, ze zijn voor mij,' en ze liep naar haar zuster toe, om haar te beletten, de beloofde lekkernij te verorberen.
Albertine greep haar vast.
'Zie zoo, nu heb ik je en nu laat ik je niet los, voor je je nieuwen broer een zoen gegeven'hebt en bedankt voor de heerlijke chocola. Gauw maar een beetje.'
Zuske aarzelde nog.
'Zal hij niet bijten?'
Weer lukte het aan allen hun lach te bedwingen.
'Natuurlijk niet, flauw kindje, hij heeft je straks ook niet willen bijten, hij maakte maar een grapje. Voel eens even, wat een doos, heelemaal vol en kijk eens wat een mooie deksel.'
Zuske's vingers gleden over de in relief be werkte doos.
'Een boom,' zei ze, 'en een huisje en nog een vrouw met een kindje aan de hand, o, wat leuk.'
'Kun je dat allemaal met je vingers voelen,' nam Oscar de gelegenheid waar, 'neen maar, wat ben jij dan knap!'
'Ja,' zei Zus trotsch, 'ik kan alles met mijn vingers zien, wat andere kinderen met hun oogen zien.'
En alsof het ijs nu gebroken was, kwam ze nader en leunde tegen hem aan, terwijl ze zacht over zijn das en horlogeketting streek.
'Bedank je nu niet voor de chocola,' vroeg haar vader.
| |
| |
'O ja, ik dank u wel.'
'Krijg ik er een kus voor!'
Nog een kleine aarzeling en ook de kus werd gegeven.
Toen begon hij met haar te praten en het duurde niet heel lang, of ze werd zoo druk en opgewonden, dat juffrouw Harmsen op heete kolen zat en al een paar keer op had willen staan.
Maar mevrouw Terborch gaf haar een wenk, nog wat te blijven. Zuske had zoo'n pleizier en haar kindergebabbel amuseerde allen.
Zoo ging het, totdat het kind zoo druk werd, dat het wat ver ging. Ze begon met hare vingers in Oscar's haar te woelen, wat deze met een pijnlijk gezicht trachtte te verhinderen, trok zelfs zijn das los en wilde juist aankomen met den raad, vooral een Japansch kindje
| |
| |
te koopen, toen juffrouw Harmsen haar in de rede viel en zei, dat ze naar bed moest, het was meer dan tijd.
Zus had natuurlijk geen zin en klemde zich zelfs aan den nieuwen broer vast en de vereende krachten van haar vader en juffrouw Harmsen waren noodig, om haar de kamer uit te krijgen. Boven gekomen was ze zoo dol gelukkig met den nieuwen broer, dat juffrouw Harmsen het hart niet had, haar te beknorren over haar ongehoorzaamheid en die maar schoof op de opgewondenheid, waarin ze verkeerde. Ze haastte zich haar in bed te krijgen en hoopte maar, dat ze gauw in slaap zou vallen.
Dat viel niet mee.
Toen Mia tegen elf uur thuis kwam, lag ze nog wakker en nu begonnen die twee tegen elkander op te bieden, over al het heerlijke, dat ze beleefd hadden.
Mia was niet uitgepraat over de pret en al het lekkers en dien leuken Wim, die zoo grappig geweest was en daartusschen klonk Zuske's stem, die vertelde over Oscar en dat hij haar eerst had willen bijten en dat hij later zoo eenig was geweest en dat ze zijn das had losgetrokken en hem Oscar mocht noemen, totdat juffrouw Harmsen dreigde, dat de deur tusschen de beide kamers, waar de meisjes sliepen, voor een heele week gesloten zou worden, als er nu nog een woord gesproken werd.
Dat hielp, want die verbindingsdeur was voor beiden een groote gezelligheid en nu duurde het niet lang, of de rust was weergekeerd en beide meisjes sliepen in met de gedachte, aan alles wat ze dien avond beleefd hadden.
|
|