| |
| |
| |
X.
Hoe Zuske het opnam.
Inmiddels sliep Zuske nog een half uurtje gerust door en werd toen wakker door een of ander geluid, dat tot haar doordrong.
Ze richtte zich op en wist niet dadelijk waar ze was.
Ze scheen geslapen te hebben, zou het nacht zijn?
Alles was zoo stil om haar heen, ze hoorde niet eens de ademhaling van juffrouw Harmsen, waar ze 's nachts altijd naar luisterde, als ze wakker werd, wat haar dan een veilig gevoel gaf.
Ze tastte om zich heen.
Ze lag niet in bed, ze voelde geen dekens, ze had ook haar jurk aan en haar schoentjes.
Ze lag nog even stil en toen kwam het tot haar terug, dat ze op de rustbank gekropen was en haar hoofd in het kussen gedrukt had, om dat vervelende getingel van Mia niet te hooren. Ze was toen zeker in slaap gevallen.
Wat was het stil om haar heen, zou Mia niet in de kamer zijn?
Ze strekte haar hand uit, maar niemand kwam naar haar toe, geen antwoord werd gegeven, ze was bepaald alleen.
| |
| |
Ze stond op van de rustbank en tastte naar de piano, waar ze Mia het laatst gehoord had. Misschien hield die zich wel doodstil, om haar voor den gek te houden.
'Mia,' zei ze nog eens en schrok van haar eigen stem.
Ze greep de piano vast, voelde het krukje, maar geen Mia.
Ze was alleen.
Maar Mia zou zeker wel dadelijk terugkomen, ze was misschien even weggegaan, terwijl ze sliep.
Ze wachtte een minuut of vijf, die haar heel lang toeschenen.
Wat was het toch akelig stil, zoo alleen, ze hoorde enkel een paar geluiden, die ze niet thuis kon brengen, hoe laat zou het zijn?
En Mia, die maar niet terugkwam.
Kom, ze zou naar juffrouw Harmsen gaan, die zou nu wel beter zijn, Moes had wel gezegd, dat ze haar niet wakker mocht maken, maar wie weet, hoe laat het al was. Ze ging, dan hadden ze haar maar niet alleen moeten laten.
Ze bewoog zich op haar vrij zekere manier in de richting van de deur en greep den knop, om dien om te draaien.
De knop draaide, maar de deur ging niet open.
Nogeens probeerde ze het.
Weer te vergeefs.
Toen beving haar een doodelijke angst: ze was opgesloten!
Een rilling schokte door haar heele lichaam, het
| |
| |
was alsof haar hartje even ophield met kloppen, ze hield haar adem in, ze durfde niet ademhalen, ze stond als verstijfd.
Waarvoor ze eigenlijk zoo bang was, wist ze zelf niet, ze zou het onmogelijk hebben kunnen zeggen, maar het zweet brak haar uit, het bewustzijn, hier alleen te wezen, opgesloten, er niet uit te kunnen, het was vreeselijk.
Ze kreeg een gevoel, alsof de kamer eensklaps bevolkt was door allerlei vreemde wezens, die haar kwaad zouden doen, waartegen ze zich niet zou kunnen verdedigen en ze kon niet weg, ze was opgesloten! Met een gil wierp ze zich tegen de deur, nog eens en nog eens, steeds doorgillend, totdat de meisjes uit de keuken verschrikt kwamen aanloopen en juffrouw Harmsen op bloote voeten de trap afrende.
Daar de sleutel aan den buitenkant in het slot stak, was de deur nu in een oogenblik geopend en steeds doorgillend vloog Zuske de juffrouw in de armen, die daar in haar nachtjapon, en op bloote voeten stond en het kind tegen zich aandrukte, terwijl ze het kalmeerend toesprak.
'Steek het gas op,' beval ze het tweede meisje en droeg Zuske naar binnen, waar ze haar op de rustbank wilde neerleggen.
Maar Zus klemde zich aan haar vast en wilde haar niet loslaten.
Intusschen had de keukenmeid voor juffrouw Harmsen pantoffels en een ochtendjapon gehaald en daar Zus niet los wilde laten, trok het meisje de
| |
| |
peignoir maar over beiden heen en zoo zaten ze dan samen in één kleed gewikkeld op de rustbank, terwijl de meisjes er bij stonden en maar niet begrepen, wat er eigenlijk gebeurd was.
Juffrouw Harmsen begreep er nog minder van.
Waar was mevrouw? Waar Mia? Mevrouw was uit, visites maken, dat wisten de meisjes, maar Mia?
Ja, die had bij Zuske moeten blijven, meenden ze, maar het leek wel, of ze weg geloopen was en de deur achter het kind had afgesloten.
Zus bedaarde nu een beetje en met horten en stootenkregen ze het verhaal, hoe Zuske ingeslapen was, terwijl Mia op de piano zat te knoeien en hoe ze wakker geworden was en toen gemerkt had, dat ze opgesloten was.
Toen waren er allerlei rare dingen rondom haar gebeurd en in haar angst was ze gaan gillen, omdat ze niet alleen wilde blijven.
'Die leelijke Mia, die nare Mia,' kermde ze.
| |
| |
'Ja, het was ondeugend van Mia,' beaamde juffrouw Harmsen.
Terwijl ze daar nog zoo zaten, kwam mevrouw Terborch thuis en verward op de hoogte gebracht door het meisje, dat haar open gedaan had, kwam ze verschrikt naar binnen loopen.
Zoo goed en zoo kwaad als het ging tusschen het gejammer van Zus door, begreep mevrouw Terborch, wat Mia gedaan had en naast Zuske plaats nemend en haar sussend en troostend, beloofde ze haar, dat Mia flink gestraft zou worden, dezen keer zou ze eens geen genade voor recht laten gelden, ze zou boeten voor den angst, dien ze haar arm meisje bezorgd had. Was dat goed?
Zuske knikte van ja.
Ze was op het oogenblik zoo boos op Mia, dat ze blij was, dat die straf zou krijgen, echt blij.
Juffrouw Harmsen keek bezorgd naar haar.
Ze had zoo graag gehad, dat Zus een vergoelijkend woordje voor Mia gesproken had, ten minste niet blij was geweest, maar dat viel haar bitter tegen.
Daar werd gebeld, men hoorde Mia's stem in de gang, eerst vroolijk, toen angstig en daar zag men het doodverlegen figuurtje in de deur, dat niet wist, wat het doen moest, binnenkomen of wegloopen.
Het laatste natuurlijk het liefste, maar ze dorst niet, Tante was thuis, Zus zag er behuild uit, juffrouw Harmsen zat daar half aangekleed, wat zou er gebeurd zijn?
Marie, die haar opengedaan had, had zoo geheimzinnig gekeken en niets willen antwoorden op haar
| |
| |
vraag, wat er was, dat ze zoo raar keek.
'Kom binnen en doe de deur achter je dicht,' klonk Tante's bevelende stem.
Machinaal gehoorzaamde ze. Wat klonk Tante's stem ijzig.
'Ik behoef je zeker niets te zeggen, je begrijpt alles wel, jij door en door ondeugend kind, je hebt Zus ziek gemaakt van angst.'
Mia keek naar Zuske.
'Maar Tante, ik bedoelde...'
'Zwijg, natuurlijk bedoelde je weer niets geen kwaad, dat doe je, volgens je zeggen, nooit. Ik wil er eenvoudig geen woord meer over hooren, alleen heb ik je te zeggen, dat je direct naar je kamer gaat en er vandaag niet meer afkomt en dan...'
Mia hield haar adem in.
'Overmorgen niet naar het bal.'
Een oogenblik stond Mia doodstil, toen sloeg ze hare beide handen voor hare oogen en begon woest te snikken.
'O neen, o neen, als 't u blieft niet, ik heb er me zoo op verheugd.'
'Dan had je maar niet zoo ondeugend moeten zijn. Dezen keer gaat je gedrag de grenzen te buiten, je blijft thuis.'
Mia liet zich op een stoel zakken en snikte het uit.
'O Tante, denk er nog eens over, al de meisjes gaan en het zal zoo heerlijk zijn. U mag alles doen, alles, maar dat niet.'
'Je gaat niet,' herhaalde mevrouw Terborch.
'Zus, Zus, doe toch een goed woordje voor me.'
| |
| |
Als een wanhoopskreet kwam het er uit.
Juffrouw Harmsen keek naar Zuske, die blijkbaar aarzelde. Eerst was het, alsof ze spreken wilde, maar toen schudde ze langzaam van neen.
'Zus, toe Zus dan,' huilde Mia nog eens.
'Kom, schei nu uit met dat spectakel en ga naar je kamer. Er is geen sprake van, dat je naar het bal mag gaan, zet dat dus maar uit je hoofd.'
Nog altijd bitter schreiend verliet Mia schoorvoetend de kamer, ze kon maar niet begrijpen, dat het nu uit was met al dat heerlijke, waarop ze zich zoo verheugd had.
Boven gekomen wierp ze zich, zooals ze was, nog met hoed en mantel, op den grond.
Nu kon niets haar meer schelen, als ze niet naar het bal mocht, was de rest haar onverschillig.
Juffrouw Harmsen ging naar boven, om zich verder te kleeden, haar hoofd bonsde en klopte, maar ze kon niet meer naar bed gaan, ze zou toch geen rust kunnen vinden. In den grond van haar hart had ze medelijden met Mia.
Toen ze gekleed was, ging ze even naar haar toe, ze wilde trachten te weten te komen, hoe ze er toe gekomen was, Zus alleen te laten en op te sluiten en met veel moeite en vriendelijkheid gelukte het haar, er achter te komen.
Toen had ze nog meer medelijden met het kind.
Zeker, wat ze gedaan had, was en bleef ondeugend, maar ze had het zoo kwaad niet gemeend. Ze was wat oppervlakkig en lichtzinnig en had gehoopt, dat Zus wel door zou slapen, de verleiding was te groot
| |
| |
geweest voor haar. Ze had ontegenzeggelijk straf verdiend, maar van dat bal scheen ze zich nu eenmaal alles voorgesteld te hebben, juffrouw Harmsen wilde wel, dat mevrouw Terborch het kind op een andere manier gestraft had, dit was wel wat heel zwaar in evenredigheid van de schuld.
En dan was er nog iets, dat haar bepaald verdriet deed.
Zuske was haar zoo tegen gevallen. Hoe was het mogelijk om zulk een noodkreet van een vriendinnetje, van een zusje bijna, met een weigering te beantwoorden.
Zus had er zelfs even uitgezien, alsof het haar goed deed, dat Mia thuis moest blijven van dat bal.
Zou die leelijke jaloezie, waartegen ze nu al zooveel jaren strijd voerde, Zuske weer te pakken hebben?
Het was wel treurig, ze had zoo gehoopt, dat ze samen een heel eind op weg waren naar de overwinning en nu die terugval!
Na het eten, als ze Zus voor zich alleen had, zou ze er nog wel eens op terugkomen, zoo mocht het niet blijven, dat was al te treurig.
Toen ze dien avond een uurtje met Zuske alleen was, begon ze er over. Waarom had Zus niet aan Mia's smeekbede willen voldoen en aan haar moeder gevraagd, haar toch maar naar het bal te laten gaan?
Zuske's fijn gezichtje werd heel rood, haar lippen bewogen zich zenuwachtig, maar antwoord gaf ze niet.
Juffrouw Harmsen greep haar hand.
'Erica,' zei ze heel ernstig, 'zeg me eens eerlijk, je was toch niet jaloersch op Mia, omdat ze naar het bal ging?'
| |
| |
Nog zei het kind niets, maar hare lipperr beefden op een manier, die duidelijk te zien gaf, dat de tranen niet ver weg waren.
Juffrouw Harmsen trok haar naar zich toe.
'Was het zoo Zus? Heb ik me niet vergist?'
Zuske sloeg hare armen om den hals van haar juffie en fluisterde tusschen twee snikjes door: 'Ik zou ook zoo graag naar een bal gaan.'
Juffrouw Harmsen kuste de betraande wangetjes.
'Wie weet, wat er nog eens gebeurt, je bent nog zoo jong, pas elf. Ik zal aan Vader vragen, of je mag leeren dansen, ik zie niet in, waarom dat niet gaan zou en dan kunnen we later verder zien. Is dat goed?'
Een van de woeste omhelzingen, waaraan ze bij Zus gewoon was, volgde.
'En nu verder, Zus?'
Het kind zweeg en de juffrouw zei ook niets, ze liet het aan hare eigen gedachten over.
Eensklaps stond Zus op en greep de hand van haar onderwijzeres.
'Laten we naar Moeder gaan.'
Juffrouw Harmsen, blij dat Zus zich gewonnen gaf, stond dadelijk op en liet zich voorttrekken.
Bij de huiskamer liet ze de kinderhand los en duwde Zuske zacht naar binnen, terwijl ze zelf buiten bleef en de deur weer sloot.
Toen ze na een poosje naar binnen keek, zag ze Zus op schoot van haar moeder, die haar allerlei lieve naampjes gaf en zoodra ze de juffrouw bemerkte' uitriep:
| |
| |
'Zoo'n engel bestaat er niet meer, juffrouw, nu wil ze met alle geweld, dat ik Mia haar straf kwijt zal schelden en haar toch naar het bal zal laten gaan. Hoe vind u nu zoo iets?'
Juffrouw Harmsen kwam naderbij en streelde even over het blonde hoofdje.
'En stemt u toe?'
'Natuurlijk, wie zou nu zoo iets liefs kunnen weigeren, zooals mijn Zuske bestaat er geen tweede.'
Juffrouw Harmsen streelde weer even het blonde haar.
'Wat zeg jij daarvan, Zus?' vroeg ze.
Het gezichtje werd rood.
'Ik ben niet lief, Moes,' fluisterde ze, 'ik was jaloersch.'
'Och kom, breek jezelf nu maar niet af, je bent een schatje! Ga maar gauw aan Mia het goede nieuws vertellen en zeg, dat jij het gevraagd hebt, dat er anders geen denken aan geweest zou zijn.'
Het Mia dadelijk gaan vertellen, dat wilde Zus dolgraag.
Ze kuste haar moeder hartelijk en toen, een beetje verlegen, juffrouw Harmsen.
'Zus wordt niet graag zoo geprezen, als ze het niet heelemaal verdient, mevrouw,' zei deze glimlachend, 'kom kindje, ga nu maar mee naar Mia.'
Ze vonden Mia in terneergeslagen houding zitten, haar behuild gezichtje op beide handen gesteund, ellebogen op de tafel.
Voor haar stond het portret van haar moeder en met gezwollen oogen van het schreien, keek ze er
| |
| |
naar. Haar middageten stond nog onaangeroerd, waar Marie het had neergezet en zag er onsmakelijk uit, met de gestolde jus en koud geworden groente en aardappelen. Toen de deur openging, keek ze op en Zus vloog naar haar toe, zoo haastig, dat ze zich leelijk gestooten zou hebben aan een stoel, als juffrouw Harmsen die niet net bijtijds had terug getrokken. Haar gezichtje straalde, ze sloeg hare armen om Mia's hals en juichte:
'Je mag naar het bal, huil maar niet meer, Moes vindt het goed, ben je nu niet blij?'
Mia wist niet, of ze goed hoorde en keek juffrouw Harmsen aan.
Deze knikte toestemmend.
'Zus heeft het voor je gevraagd.'
| |
| |
Toen, tot groote teleurstelling van Zuske, duwde Mia haar terug en met haar hoofd op de tafel, barstte ze in snikken uit.
Juffrouw Harmsen schonk een glas water in en liet haar drinken en toen ze wat bedaard was, mom- pelde ze:
'Dat had Zus niet moeten doen, het was gemeen van me.'
'Zus heeft het graag gedaan, het was leelijk van je, maar Zus doet ook wel eens iets, dat niet lief is. Kom, geef elkaar een flinken zoen en droog nu maar gauw alle tranen, denk er aan, dat je er overmorgen niet behuild uit mag zien.'
Zoo vielen Mia en Zus elkaar in de armen en een uurtje later gingen er twee gelukkige meisjes slapen: Mia, dol blij, dat ze nu toch gaan mocht en Zuske, tevreden, omdat Mia dat aan haar te danken had.
|
|