| |
| |
| |
IX.
Mia zal Zuske gezelschap houden.
Mia kwam met haar intieme uit school.
Ze stak gezellig haar arm door dien van Suus en vroeg nieuwsgierig:
'Wat is er nu, Suus? Je hebt me den heelen ochtend benauwd gemaakt met je voortdurende teekens, ik begreep niets van je en zat in doodsangst, dat Fräulein het merken zou.'
'Je bent ook zoo onbegrijpelijk, ik heb toch telkens mijn mond opengedaan en het teeken van eten gemaakt, dat was toch, dunkt me, zoo duidelijk mogelijk.'
'Ja, dat je eten bedoelde, dat begreep ik ook wel, maar wat, wanneer, waar? Van je overige grimassen begreep ik niets.'
'Neen, dat zag ik, ik vond je vandaag erg suf en....'
'Zeg nou maar liever, wat je bedoelde.'
'Dat's waar ook, dat weet je nog niet. Ik wou je vragen of je vanmiddag met me mee gaat ijs eten en taartjes, mijn oom Jan trakteert.'
'Wat zalig, graag hoor.'
Toen een beetje aarzelend:
'Als ik tenminste mag.'
| |
| |
Suus keek verbaasd.
'Waarom zou je niet mogen?'
Mia lachte wat verlegen.
'Ja, zie je, ik ben eigenlijk een beetje in ongenade, het rapport van gisteren, je weet wel, was niets goed, onvoldoende voor gedrag, je begrijpt.'
'Hè, hoe - vervelend, zou je heusch niet mee mogen? Heeft je oom gezegd, dat je niet uit mocht?'
'Neen, gelukkig niet bepaald, maar hij was wel wat boos en toen kwam er nog bij, dat ik gisterenavond pianoles had en heel slecht gestudeerd, ik kon er gewoon niets van en toen heeft de juffrouw ook al Tante te spreken gevraagd en je kunt denken, toen was het mis. Ik was zoo bang voor het bal van overmorgen, dat begrijp je.'
Suus begreep en ontstelde er van.
'Je mag toch wel gaan?'
Mia loosde een zucht van verlichting.
'Ja, zoo ver is het gelukkig niet gekomen. Maar oom zei, dat de maat vol was, het minste kleinigheidje zou haar doen overloopen en dan was het thuisblijven van dat zalige bal. Kun je begrijpen, hoe benauwd ik het had?'
Weer begreep Suus er alles van.
Dat bal was voor de meisjes van haar klasse 'het gesprek' geweest van de laatste weken, hun hersentjes van omstreeks twaalfjarigen waren eigenlijk van niets anders vervuld geweest, vandaar misschien juist de verschillende klachten, die over onze niet kwade, maar wat luchthartige Mia waren ingekomen.
| |
| |
'Je kunt denken,' ging Mia voort, 'hoe bang ik was, dat Fräulein vanochtend wat merken zou, als ik school had moeten blijven, was het zeker mis geweest en dan had ik heusch geen raad geweten.'
'Had me er maar iets van gezegd, dan was ik wel voorzichtiger geweest, je hebt heelemaal niet verteld, dat ze boos waren.'
Mia kreeg een kleur.
'Wie vertelt er nu zijn standjes, daar praat je toch liever niet over.'
Suus lachte even.
'Nou ja, niet met iedereen, maar met mij! Zijn ze erg streng voor je?'
Mia schudde heftig van neen.
'Heelemaal niet, ze zijn erg goed voor me, Oom had best ineens kunnen zeggen, dat ik niet naar het bal mocht, hè? Maar....'
Ze hield eensklaps op en kreeg weer een kleur.
Suus keek haar verwonderd aan.
'Wat heb je, dat je zoo bloost, wat maar?'
'Och niks.'
'Jawel, wel iets, doe nu niet zoo flauw, wat maar?'
Mia aarzelde nog even.
'Och zie je, Oom en Tante zeggen het wel niet, maar soms heb ik zoo'n gevoel, dat ze me zoo ondankbaar vinden. Ze doen alles voor me, dat weet je, ik moest ook eigenlijk heel lief zijn en altijd aardig en goed werken en zoo, maar ik kan er niet altijd aan denken, het is zoo vreeselijk leuk om pret te maken, dat weet je zelf ook wel.'
Suus lachte hardop.
| |
| |
'Of ik! Kom Mia, zeur toch niet over zulke dingen. Al zijn ze goed voor je, daarom kunnen ze toch niet verwachten, dat jij een volmaaktheid zult zijn.'
Nu lachte Mia ook.
Zij een volmaaktheid, het had er nog al veel van.
'Neen, daar heb je gelijk aan, ik geloof ook niet, dat iemand dat verwacht van me. Maar ze vinden me wel ondankbaar, dat kan ik soms merken, vooral Tante en ik ben het toch heusch niet.'
'Welneen,' stelde Suus gerust.
'Ik ben wel dikwijls anders, dan ik zijn moest, maar ik meen het toch goed.'
'Welja.'
Mia lachte alweer.
'Gek kind,' zei ze.
Die Suus ook met haar weineen en welja.
Ze liepen een oogenblikje zwijgend voort.
'Och zie je,' zei Mia toen, 'al zijn Oom en Tante nog zoo goed voor me, het is toch iets anders, als je bij je eigen ouders thuis bent. Toen ik klein was, merkte ik dat zoo niet, maar nu voel ik het soms erg. Je moest eens zien, hoe Oom Zuske kan aankijken, zoo kijkt hij nooit naar mij.'
'Dat verbeel' je je misschien.'
'O neen, dat verbeeld ik me niet. En zooals Tante Zus kan aanhalen, doet niemand het mij.'
Suus wist niet meer, wat te antwoorden.
Na een poosje zei ze:
'Je moet niet vergeten, dat ze natuurlijk medelijden met Zus hebben.'
'Ja, misschien wel, maar toch .... ik kan het
| |
| |
zoo niet uitdrukken, ik voel het.'
Toen plotseling stilstaande greep ze Suus' arm.
'O, Suus, ik verlang soms zoo vreeselijk naar Moes.'
Suus kreeg het benauwd.
Ze had innig medelijden met haar vriendinnetje, maar wist niet hoe haar te troosten. Zulke dingen konden je ook zoo verlegen maken.
'Herinner je je moeder nog goed?' vroeg ze maar.
'O ja, heel goed, ik heb ook een mooi portret van haar. Toen ik klein was, dacht ik, dat ze op reis was, maar later....
Tranen verstikten haar stem.
Suus wist geen raad.
'Huil nu niet, toe wees nou stil, mijnheer en mevrouw zijn toch lief voor je, ze behandelen je net als de anderen. Je bent toch heel anders, dan die arme Zus, denk daar eens aan.'
Mia droogde hare tranen af.
'Ja, Zus is te beklagen, ten minste .... wil je wel gelooven Suus, dat ik haar soms benijd.'
'Onmogelijk!'
'Echt, als Tante haar zoo pakt en liefkoost, als Oom haar op schoot trekt en zoo innig naar haar kijkt, als iedereen er altijd op uit is om te toonen, hoeveel ze van haar houden, dan heb ik wel eens gewenscht, met Zuske te kunnen ruilen.'
Dat begreep Suus niet, ze vond Mia bij Zus vergeleken, een heel gelukkig schepsel.
'Het is geen vergelijk zelfs,' beweerde ze, ,je mag zoo iets niet zeggen.'
| |
| |
Mia veegde nog eens voor het laatst over hare oogen en stak haar zakdoek weg.
'Laten we er maar niet meer over praten, wij zijn al bij huis.'
'Tot vanmiddag dan, hè, om vier uur bij mij.'
'Zoo laat?'
'Ja, Oom kan niet eerder, en het is wel gezellig zoo laat in de straten, vin'je ook niet? Weet je wat, je moet er maar niet vooruit over spreken, dan kunnen ze je niet verbieden te gaan.'
'Ja maar, zou ....
'Och kom, je zegt later maar, dat je er heelemaal niet over gedacht hebt, dat ze het niet goed zouden vinden.'
Mia aarzelde nog.
'Enfin, zie wat je doet, als je er om vier uur niet bent, gaan we. Het zal anders dolletjes zijn, Oom Jan is zoo leuk en dan dat zalige ijs!'
Ja, dolletjes zou het zijn, dat begreep Mia ook wel, ze zou zien, als 't eenigszins kon, kwam ze.
Opgewekt ging ze naar binnen, het was toch vreeselijk aardig van Suus, haar mee te vragen, ze kende dien oom niet eens.
In de huiskamer vond ze mevrouw Terborch bezig met de koffietafel en Zus al aan hare boterhammen.
'Zoo alleen met u beidjes?' vroeg ze.
'Ja, je weet, Tine is vanmorgen voor een paar dagen uit logeeren gegaan en juffrouw Harmsen had zoo'n hoofdpijn, dat ze niet op kon blijven, ze is naar bed moeten gaan. We hebben het tegenwoordig maar stilietjes, Toos student, Flip student,
| |
| |
Johan cadet en nu Tine uit de stad. Het zal niet lang duren, of Zuske is mijn eenige troost,' en liefkoozend streek haar hand over Zuske's krullebol.
Mia dacht aan hetgeen ze zoo juist tegen Suus beweerd had, daar had je het nu al weer, zij telde heelemaal niet mee.
Ze ging stil zitten en begon te eten.
'Ik ben vanmorgen met Zus uitgeweest,' begon mevrouw Terborch weer, 'nu kan ze vanmiddag wat voor juffrouw Harmsen werken, het komt goed, dat je geen school hebt, want ik moet noodzakelijk een paar verjaarvisites maken. Je kunt dan meteen ook je lessen leeren en wat piano studeeren, die extra oefeningen, die de juffrouw je gisteren heeft opgegeven.'
Mia zonk het hart in de schoenen, daar had je het, ze zou niet uit kunnen vanmiddag.
Ze antwoordde niets, maar het bloed steeg haar naar de wangen.
'Heb je me verstaan, Mia? Ja? Waarom antwoord je me dan niet behoorlijk, je moet me vanavond die oefeningen eens voorspelen, dan kan ik hooren, of je ze werkelijk gestudeerd hebt.'
Ze gaf flauwtjes een toestemmend antwoord, het huilen stond haar nader dan het lachen.
Zus begon over een vogel te praten, die ze vanmorgen in het bosch had hooren fluiten, ze wou weten, wat dat voor een vogel geweest kon zijn zoo in den winter, en het gesprek werd van Mia afgeleid.
Na de koffie ging mevrouw Terborch zich kleeden, Zus nam haar werk, maar had er niet veel lust in,
| |
| |
zoo zonder juffrouw Harmsen en Mia greep een boek, om een les uit te leeren, maar kon haar gedachte er niet bij houden.
'Wat moet jij doen?' vroeg ze aan Zus.
'Aardrijkskunde,' en de fijne vingertjes zweefden over de kaart en relief, die ze voor zich op tafel had uitgespreid. Daarop waren de grenzen door een dikke lijn aangegeven en ook de rivieren kronkelden zich verhoogd over de oppervlakte. De steden waren aangegeven door dikke knopjes, hoe voornamer de stad was, hoe hooger en dikker de punt was opgewerkt.
Mia keek er naar.
'Ik vind altijd, dat die kaart er zoo lekker uitziet, net alsof ze er met suiker overheen gespoten hebben. Soms heb ik zin er eens aan te likken.'
Zus lachte.
'Je bent toch een snoepzak,' beweerde ze.
'Zeg, jij niet minder.'
Toen denkend aan de tractatie, die haar te wachten stond, als ze maar ontsnappen kon:
'Hou je veel van ijs?'
'Nou dol, dat's ook een vraag.'
'Ik ook.'
Zus vond, dat Mia gek deed. Alsof ze dat niet wist.
'Ben je soms van plan me er op te trakteeren?' lachte ze.
'Kun je begrijpen, waar zou ik het geld vandaan moeten halen, maar...'
Toen zweeg ze.
'Nou, wat maar?'
| |
| |
'Neen niks.'
Ze had haast aan Zus verteld, wat Suus haar beloofd had, maar vond het toch beter te zwijgen. Zus hield zelf zooveel van ijs en hoewel Zus heel lief kon zijn, moest je toch altijd oppassen haar niet jaloersch te maken, dat was ze wel erg gauw. Ze kon dat misschien niet helpen, met haar gebrek, maar veiliger was het, die jaloezie niet op te wekken.
'Ik ben vergeten, wat ik ook weer zeggen wou,' zei ze op Zuske's herhaalde vraag en daar mevrouw Terborch juist binnen kwam, werd de aandacht van de zaak afgeleid.
'Nu dag kinderen, wees maar lief samen. Ik ben nog even bij juffrouw Harmsen geweest, ze sliep. Zul je goed je best doen, lieveling,' en Zuske werd hartelijk omhelsd.
'Het is zoo vervelend alleen.'
'Kom, probeer het maar, het zal wel gaan. En jij, Mia, denk aan je piano, vanavond moet ik de oefeningen hooren.'
'Ja Tante,' en Mia zuchtte zoo diep, dat mevrouw Terborch er om lachen moest.
'Arm slachtoffer,' schertste ze, 'had maar ineens goed gestudeerd, dan waren die extra oefeningen niet gevolgd. Tot straks hoor en pas op, dat jullie de juffrouw niet wakker maakt, slaap knapt haar altijd weer op, als ze die nare hoofdpijn heeft. Ga vooral niet bij haar, Zus, beloof je het me?'
'Ja Moes.'
'Komt u laat thuis, Tante?'
'Ik ben bang, dat het wel tegen etenstijd zal
| |
| |
worden, mijn jarigen wonen zoover van elkaar af.'
En na Zuske nog eens gekust en Mia een vriendschappelijk tikje op haar hoofd gegeven te hebben, vertrok mevrouw Terborch.
Een poosje was het nu stil in de kamer.
Zus zat verdiept in haar aardrijkskunde en Mia tuurde in haar lesseboek.
'Ik kan niets vinden,' mopperde Zus, 'toe help me even.'
Mia schrok op, hare gedachten waren ver weg geweest, op het bal, dat overmorgen plaats zou hebben.
Ze hielp Zus geduldig de steden zoeken, die ze weten moest en sloot toen haar eigen boek. Het was drie uur, ze moest gaan studeeren.
Ze had altijd nog hoop op een of andere manier te kunnen ontsnappen, hoe wist ze zelf niet.
Dat vervelende pianospelen!
Zus vond het heerlijk, die was ook muzikaler dan zij en ze had zooveel minder, dat haar bezig hield.
Hé, dat verukkelijke bal, ze moest er aldoor aan denken.
Ze ging naar de piano en begon te studeeren.
Het ging zeurig en ze sloeg er dikwijls naast, het verveelde haar ook zoo.
'Speel toch zoo valsch niet,' kreunde Zus. Mia antwoordde niet, maar hamerde door.
'Schei er toch uit, ik kan niet leeren op die manier, ik krijg er hoofdpijn van.'
'Ik kan er niets aan doen, ik moet studeeren,' en met ijver begon Mia weer van voren af aan, ze
| |
| |
moest voortmaken, anders kende ze er vanavond niets van en dan haar bal!
Zuske gooide ongeduldig kaart en boek over de tafel.
'Ik zal het aan Moes zeggen' dreigde ze.
'Tante heeft juist gezegd, dat ik studeeren moest,' en een alleronzuiverst accoord klonk door de kamer.
Zus stond op en wierp zich op de rustbank. Ze drukte haar hoofd in het kussen en stopte beide voorvingers in hare ooren. Mia trommelde verwoed door en lette er niet op, dat het pruttelen van Zus langzamerhand verstomde.
Toen dit tot haar bewustzijn doordrong, keek ze eens op en zag, dat Zuske gerust sliep.
Hoe laat zou het zijn?
Hemeltje, bij vieren.
Als ze nu niet dadelijk ging, zou Suus weg zijn.
Zus sliep, nu kon ze net ontsnappen.
Maar mocht ze Zus wel alleen laten?
Zuske was niet graag alleen, ze was dan altijd een beetje bang.
Mia vond dat bespottelijk, ze was toch immers altijd in het donker, maar een feit was het, dat Zus niet graag lang alleen was in een kamer, dan scheen haar een zekere angst te bekruipen. Als ze wakker werd, en merkte, dat ze alleen was, zou ze dus zeker de kamer uitloopen en naar juffrouw Harmsen willen en Tante had gezegd, dat die niet wakker gemaakt mocht worden.
Wat zou ze doen?
| |
| |
Suus at om half zes en oom en tante om zes uur. Ze zou dus zeker eerder thuis zijn dan Tante en Zus zou wel doorslapen.
Weet je wat, ze zou de deur aan den buitenkant afsluiten, dan kon Zus er niet uit en dan zou ze wat lekkers voor haar meebrengen en haar dat geven, als ze niets vertelde. Ze had nog net een dubbeltje.
Ze zou wel niet laat terug zijn, wie weet, of ze Zus niet nog slapende vond, dan was alles in orde. Even aarzelde ze nog, zou ze deur sluiten of niet, wat zou beter zijn?
Kom ze moest weg, sluiten maar, dat was in ieder geval veiliger, dan kon ze tenminste juffrouw Harmsen niet wakker maken en het was ook beter met het oog op ongelukken, vallen of zoo.
Eigenlijk geloofde ze vast, dat Zus wel door zou slapen.
Zoo haar luidsprekend geweten geruststellend, kleedde Mia zich vlug aan en liep zoo gauw ze kon naar het huis van Suus, die met haar oom juist de deur uitkwam, toen ze buiten adem van het rennen stilhield.
Suus lachte vroolijk.
'Ontsnapt? Heerlijk, ik dacht al, dat het je niet gelukt was.'
'Ontsnapt?' vroeg Suus' oom, 'was dat dan noodig?'
Mia's toch al roode wangen werden nog een tintje donkerder.
| |
| |
'Och welneen, mijnheer, ik vind het heerlijk om mee te gaan. Maar ik mag niet te laat thuiskomen,' voegde ze er voor alle zekerheid bij.
'Ik ook niet,' zei Suus, 'we eten zoo vroeg, laten we maar gauw gaan' en vroolijk pratend begaf het drietal zich naar een banketbakker, bekend om zijn verrukkelijk ijs en andere lekkernijen.
|
|