| |
| |
| |
VII.
Zuske's opvoeding begint.
Toen Zuske den volgenden morgen wakker werd, was haar eerste gedachte: de juffrouw is er, en haastig sprong ze uit bed, om zich te overtuigen, dat ze er ook werkelijk was.
Tot nog toe had Zuske steeds bij hare ouders op de kamer geslapen, maar da,ar ze de gewoonte had, heel vroeg wakker te worden en dan bij haar moeder in bed te kruipen, vond deze het een goed ding, toen juffrouw Harmsen had voorgesteld, het kind bij zich op de kamer te nemen.
Zuske zelve vond iedere verandering prettig en de juffrouw dacht meer invloed te kunnen uitoefenen, als ze het kind zooveel mogelijk bij zich had, zoodat de zaak naar ieders genoegen geschikt werd.
Zuske sprong dus dien eersten ochtend uit bed en liep naar de plaats, waar ze wist, dat het groote ledikant neergezet was.
Het was nog geen zes uur en vrij donker, maar dat was voor Zuske uit den aard der zaak geen bezwaar en vlug tippelde ze naar het bed, waarin juffrouw Harmsen nog gerust lag te slapen.
Ze strekte haar handje uit en betastte het hoofd- | |
| |
kussen, totdat ze in aanraking kwam met de zachte, warme wang, die daarop rustte.
Met een kreetje van plezier liet ze hare vingertjes over het heele gezicht glijden, betastte den neus, de licht geopende lippen en tikte zelfs op de daartusschen te voorschijn komende tanden.
De slapende bewoog zich onrustig en veegde even over haar gezicht, ze droomde zeker, dat vliegen het haar lastig maakten.
Haastig trok Zus haar handje terug en alles werd weer rustig in het bed.
Maar dat was niet, wat Zus bedoelde, ze had geen lust, om weer naar haar eigen bedje terug te gaan en tastte dus weer in de richting, waar ze nu wist, dat juf's hoofd lag. Ditmaal raakte ze de gesloten oogleden aan.
Weer sloeg de juffrouw een denkbeeldige vlieg weg en raakte haar handje.
Zus gierde het uit van pret.
De in haar slaap gestoorde opende langzaam hare oogen en keek wat verwezen naar de kindergestalte, die zich over haar heenboog.
Toen, goed wakker wordend, zag ze aan de schemering in de kamer, dat het nog vroeg moest zijn en zei verbaasd:
'Ben je al wakker, Zus, het is nog nauwelijks dag, ga gauw weer naar je bedje en slaap nog een beetje.'
Dat was nu heelemaal niet naar Zuske's zin.
Ze klom op het bed, trok de dekens terug en kroop naast de juffrouw, die even rilde, toen de koude voetjes haar aanraakten.
| |
| |
'Kind, wat ben je koud geworden, dat mag je niet meer doen, hoor, zoo vroeg uit je bedje komen. Was je bang, dat ik weggeloopen was, dat je me zoo vroeg al zien wilde.'
Zuske knikte van ja.
'Ik wilde weten of u er heusch was. Gaat u me nu leeren lezen, dan kan ik straks aan het ontbijt Mia voorlezen, zal dat niet leuk zijn?'
Juffrouw Harmsen begon te lachen.
'Zeker zal ik je lezen leeren en nog een boel meer, maar dat gaat zoo niet ineens.'
En zich toen oprichtend:
'Kom, ik zal je even naar je bedje terug brengen, dan gaan we allebei nog een beetje slapen.'
Nog een beetje slapen!
Zus dacht er niet aan.
Ze klemde zich aan het bed vast, toen de juffrouw haar wilde optillen en verzekerde, dat ze geen slaap meer had en drong er op aan, dat de juffrouw haar moest leeren lezen, nu dadelijk, ze wilde het kunnen vóór ze naar beneden ging.
Daarbij bleef het, of juffrouw Harmsen haar al trachtte uit te leggen, dat lezen een moeilijk iets was en zoo maar niet in een half uurtje geleerd kon worden en dat het daarenboven nu nog slapenstijd was, Zuske hield vol, ze moest en zou dadelijk met leeren beginnen.
Juffrouw Harmsen was bang, dat ze mijnheer en mevrouw Terborch wakker zouden maken, daar hun kamer naast de hare lag.
Ze besloot dus dien eersten ochtend maar wat
| |
| |
toegevend te zijn, het kind was gewoon haar eigen zin te doen, ze moest trachten het langzamerhand onder haar invloed te brengen.
'Hoor eens Zus,' zei ze, 'ik zal je voor dit ééne ochtendje bij me in bed houden en je wat moois vertellen. Maar morgen blijf je in je eigen bedje, totdat ik je helpen kan met aankleeden, beloof je me dat?'
Het woord 'vertellen' had als altijd een magische uitwerking, Zus vergat, dat ze dadelijk had willen leeren lezen en beloofde grif, morgen in bed te blijven, ze beloofde zoo dikwijls wat, dat ze vijf minuten later weer vergeten was.
Zoo was de rust voor dezen ochtend teruggekeerd, juffrouw Harmsen, gewoon aan blinde kindertjes te vertellen, wist dat te doen op een manier, die het verhaalde heerlijk duidelijk voor Zuske's geest bracht.
Meestal verwekte hetgeen haar verteld werd verwarde beelden bij haar op, doordat er niet genoeg op gelet werd, in hoe verre de woorden in staat waren beelden bij het blinde kind op te wekken, maar nu zag ze op haar manier alles voor zich en was daarover zoo verrukt, dat ze haar armpjes om juf's hals sloeg en haar woest begon te kussen.
Juffrouw Harmsen beantwoordde deze liefkoozing en als de beste vrienden stonden ze op en Zus liet zich zoet helpen met aankleeden, terwijl ze onvermoeid babbelde en vroeg en de juffrouw even onvermoeid antwoordde.
Alleen, toen de juffrouw wilde, dat Zuske zelf hare laarsjes dichtreeg, verklaarde ze, dat nooit te doen, dat kon ze niet.
| |
| |
'Dat kun je best, probeer het maar eens, ga maar zitten, dan zal ik je wijzen, hoe je doen moet.'
Zus ging zitten en probeerde de veters in de goede gaatjes te steken. Het ging niet dadelijk goed en na een paar vergeefsche pogingen, schopte Zuske haar laarsje uit en gooide het door de kamer.
'Ik wil mijn laarzen niet zelf dicht rijgen, dat moet u doen.'
Juffrouw Harmsen tilde Zuske van den grond en bracht haar bij het weggeschopte laarsje.
'Raap gauw op,' zei ze kalm, maar beslist.
Wat verbluft raapte het kind haar laarsje op.
'Zie zoo, nu nog eens gauw geprobeerd de veters netjes door de goede gaatjes te krijgen, maak maar een beetje voort, anders kom je te laat voor het ontbijt.'
'Maar ik wil mijn laarzen niet zelf dichtrijgen.'
'Waarom niet? Andere kinderen van zes jaar doen dat allemaal zelf.'
Zus bleef even besluiteloos zitten.
'Doen de andere kinderen het heusch allemaal zelf?' herhaalde ze.
'Natuurlijk, waarom zou jij het dus niet doen. Begin maar gauw, dan zal ik je nog wel even wijzen, hoe het moet.'
Nog aarzelde Zus, ze vond het geen prettig werk en wat ze niet graag deed, daar bedankte ze gewoonlijk voor.
Maar als andere kinderen het nu wel deden.
'Kinderen, die met hun oogen zien, doen die het ook zelf?' vroeg ze nog eens.
'Natuurlijk, allemaal, hoor.'
| |
| |
Zuske zuchtte even.
Dan zou ze het ook maar probeeren, ze wilde niet anders wezen, dan andere kinderen, al zei Johan ook, dat ze dat wel was, ze wilde niet.
Tot groote vreugde van juffrouw Harmsen begon ze dus zoet te rijgen en met wat hulp, ging het al gauw en niemand trotscher dan onze Zus, toen ze naar beneden stapte in haar eigen geregen laarsjes.
'Kun jij dat ook?' vroeg ze aan Mia.
'Al lang,' lachte het kind.
Zuske keek wat teleurgesteld, ze had zichzelf zoo knap gevonden en nu kende Mia het al lang.
'Vergeet niet, dat Mia een jaar ouder is, dan jij, Zus,' zei Vader.
'Kijk eens aan, neen maar, dan kon ze het natuurlijk al lang,' en juffrouw Harmsen streelde het blonde hoofdje van haar leerlingetje, 'ik vind, dat Zus het knap gedaan heeft vanmorgen, nu mag ze straks ook met lezen beginnen.'
Weer sloeg Zuske hare armen om den hals van de juffrouw en kuste haar wild.
Mevrouw Terborch zat er naar te kijken.
'Krijgt Moeder vandaag niets?' vroeg ze wat verdrietig.
Zus liet de juffrouw los en kroop op schoot bij haar moeder.
'Moes is ook zoet, maar de juffrouw zal me leeren lezen en me alles precies laten doen, als andere kinderen, daarom vind ik de juffrouw zoo vreeselijk lief,' verklaarde ze en ging toen rustig haar boterhammetje opeten.
| |
| |
Juffrouw Harmsen was erg tevreden over dien eersten ochtend, maar ze begreep zelf wel, dat niet altijd alles zoo gemakkelijk zou gaan en ze vergiste zich niet.
Zuske was nu eenmaal het bedorven kindje van het huis en juffrouw Harmsen had zich voorgenomen daarvan een lief, gehoorzaam meisje te maken, iets, wat natuurlijk niet zoo gemakkelijk ging en ook niet zoo ineens.
Toen het nieuwtje van te gaan leeren er een beetje af was en Zus begon in te zien, dat ze hard haar best zou moeten doen, wilde ze werkelijk vooruit gaan en vooral veel geduld hebben en niet dadelijk boos worden, als iets niet ineens lukken wilde, vond ze het lang zoo prettig niet meer.
En dan te moeten doen, wat de juffrouw van haar wilde en niet altijd alleen haar eigen zinnetje te mogen volgen, dat was al heel naar en daar was ze zoo gemakkelijk niet toe te krijgen. In de eerste dagen had ze respect voor den kalmen, beslisten toon, waarop juffrouw Harmsen iets zei en deed ze meestal instinctmatig, wat er van haar verlangd werd, maar toen ze aan de juffrouw gewend was en hare eigen wenschen zoo dikwijls in botsing kwamen met den wil van de juffrouw, kwam ze tot het besluit, dat deze toch niet zoo lief was, als ze eerst gedacht had en toen Johan haar nog plaagde ook en beweerde, dat ze lekker niets meer te zeggen had en netjes doen moest, wat de juffrouw wilde, begon ze te gelooven, dat juffrouw Harmsen niet van haar hield en werd ze soms heel boos op haar.
| |
| |
Daarbij kwam nog een groote teleurstelling.
Toen ze een paar woordjes in blindendruk lezen kon, verbeeldde ze zich, dat ze nu ook Mia's leesboekje zou kunnen ontcijferen en het betasten van de nietszeggende, gladde bladzijden maakte haar zoo boos, dat ze het boekje probeerde kapot te scheuren. Daarop volgde een niet te stuiten tranenvloed van Mia, die met het gescheurde boekje niet naar school durfde gaan.
Ditmaal, vond juffrouw Harmsen, moest haar eens goed duidelijk gemaakt worden, dat ze zoo maar niet het boek van een ander mocht verscheuren en ze beknorde haar ernstig. Zuske, hieraan niet gewoon, begon driftig te gillen en van zich af te schoppen en toen de juffrouw haar daarop in een hoek wilde zetten tot ze bedaard zou zijn, kwam juist haar moeder binnen, die het huilende kind in hare armen nam en haar trachtte te doen bedaren, door haar een lekker koekje te beloven.
Zuske snikte, dat juf stout was en mevrouw Terborch wist haar niet beter te troosten, dan door het te beamen.
Ja, ja, juf was stout en Zuske zoet en dus moest ze nu maar gauw stil zijn en met Moeder mee naar de provisiekast gaan.
'Maar mevrouw,' protesteerde juffrouw Harmsen.
'Och juffrouw, ze is nog zoo klein en niet gewoon zoo hard aangepakt te worden. U moet nooit vergeten, wat ze is, ze zal nog verdriet genoeg hebben in haar leven, laat haar tenminste een prettige kindsheid hebben.'
| |
| |
Juffrouw Harmsen stond verstomd. Zooveel onverstand en blinde liefde had ze nog nooit bijgewoond en ze besloot er eens met mijnheer Terborch over te spreken, als ze zóó tegengewerkt werd, kon ze hier immers niets goeds uitrichten.
Mijnheer Terborch gaf haar groot gelijk en beloofde haar zijn steun, maar hij was zoo weinig thuis en hoewel hij zijn vrouw op het hart drukte, toch haar verstand te gebruiken, ze hadden immers allen enkel het welzijn van het kind op het oog, hielp dat niet veel.
Wel nam mevrouw Terborch zich voor, niet meer tusschenbeide te komen en de juffrouw haar gang te laten gaan, maar als ze Zuske hoorde huilen, werd het haar te machtig en kon ze niet nalaten er zich mee te bemoeien.
Of dat huilen nu al niets anders was, dan dwingen, in hare oogen had het kind verdriet en dat kon ze niet hebben.
Ze gaf soms juffrouw Harmsen openlijk ongelijk, waar het kind bij was en Zuske verloor veel van den onwillekeurigen eerbied dien ze voor de juffrouw gevoeld had, als ze hoorde, dat Moeder boos werd, wanneer de juffrouw bromde en haar zelfs wel tegen den wil van deze in liet doen, wat ze graag wilde.
Zoo kon het niet langer en toch wilde juffrouw Harmsen haar taak niet graag opgeven.
Alles probeerde ze, ze sprak lief met Zuske, trachtte haar over te halen, vrijwillig te gehoorzamen, ze had zoo graag haar opvoedingssysteem gevolgd, waarbij ze zoo min mogelijk strafte, maar het kind werd hoe langer hoe onwilliger en begon zelfs haar
| |
| |
oude kunsten weer, van iemand op te sluiten, als ze er kans toe zag.
Op een dag deed ze dit zelfs de juffrouw, nadat haar pas goed onder het oog gebracht was, dat ze het nooit meer doen mocht, Lientje was weer het slachtoffer geweest. Bij die gelegenheid had haar moeder opnieuw verzekerd, dat het kind er niets kwaads mee meende, dat het maar een spelletje was, maar juffrouw Harmsen had haar heel ernstig verboden, ooit weer iemand op te sluiten en Zuske had beloofd het nooit meer te doen.
Maar twee dagen later gelukte het haar de juffrouw zelf in haar eigen kamer gevangen te zetten en gierend van plezier liep ze naar Mia, om haar het groote nieuws mee te deelen.
Mia, anders voor geen kleintje vervaard, vond dit toch wel heel erg.
'O Zus, hoe durf je,' zei ze enkeek met een beetje respect naar het kleine blonde meisje, dat zoo iets waagde te doen.
Zuske verkneukelde zich van pret.
'Ze kan er niet uit, we moeten het aan niemand zeggen, hé?'
Mia keek wat benauwd.
'Ze zal straks zoo vreeselijk boos zijn. Jij hebt het gedaan hoor.'
'Ja leuk, hé, Lien is ook altijd zoo kwaad en dan zegt ze allerlei gekke dingen, als ze er weer uit is. Dat vind ik zoo grappig.'
Mia had er een zwaar hoofd in en ze had geen ongelijk, het grappige van de juffrouw viel Zuske niet mee.
| |
| |
Toen ze, na herhaaldelijk bonzen op de deur, na een half uur bevrijd was, zei ze eerst heelemaal niets. Ze schold Zus niet uit, zooals Lientje altijd deed, maar nam haar zonder een woord te spreken mee naar de leerkamer.
Daar gekomen ging ze zitten en trok Zuske naar zich toe.
'Waarom heb je me opgesloten?' vroeg ze kalm.
Zus lachte een beetje gedwongen, maar antwoordde niets.
'Nu Zus, waarom deed je dat?'
Zus werd steeds verlegener en mompelde:
'Ik weet het niet.'
'Dacht je, dat ik het naar zou vinden?' Geen antwoord.
'Nu Zus, hoe is het, dacht je dat?'
'Ik dacht, dat u, net als Lien, grappig zou doen, als u boos was.'
'Zoo, dacht je dat, nu grappig ben ik heelemaal niet, vin'-je wel?'
Zuske schudde van neen.
'Plezier heb je dus niet van je ongehoorzaamheid gehad. Je was toch zeker niet vergeten, dat ik je zoo verboden had, iemand op te sluiten?'
Zus wist niet, wat te antwoorden, ze had er heelemaal niet meer over nagedacht, dat de juffrouw dat pas gezegd had.
'Ik weet het niet,' zei ze dus maar.
'Nu Zus, zal ik je eens wat zeggen, je moet leeren niet te vergeten, wat ik je zeg en daarom moet je maar eens een herinneringetje aan je ongehoor- | |
| |
zaamheid hebben. Je krijgt vanmiddag aan tafel geen pudding.'
Zuske wist niet, of ze goed hoorde. Voor haar was snoepen een van haar grootste genoegens en ze wist, dat er dien middag frambozenpudding was met vanillesaus en daar was ze dol op.
'Geen pudding,' herhaalde ze ongerust. En toen kalmer:
'O maar, dien zal Moes me wel geven.'
'Dien zal Moes je niet geven, je krijgt geen pudding, omdat je ongehoorzaam bent geweest, heb je dat goed begrepen? Ja? Goed, dan zullen we nu samen eens probeeren netjes te schrijven,' en juffrouw Harmsen stond op, om het noodige voor de schrijfles te krijgen.
Zuske hield zich dien middag verder kalm, ze was een beetje onder den indruk van den ernst, waarmee de juffrouw gesproken had.
Dat ze werkelijk geen pudding zou krijgen, daarvoor was ze geen oogenblik bang, dat zou Moes toch niet goed vinden.
Even voor het middagmaal sprak juffrouw Harmsen met Zuske's vader en deze beloofde haar zijn steun. Hij zou trachten zijn vrouw over te halen, zich nu eens met niets te bemoeien.
Mevrouw Terborch begreep zelf ook wel, dat als juffrouw Harmsen werkelijk invloed op Zuske wilde uitoefenen, het kind naar haar moest leeren luisteren, maar ze vond het wreed om het juist iets te onthouden, waar het zooveel van hield.
'Het is haar eerste werkelijke straf en die moet
| |
| |
indruk op haar maken,' vond haar man, 'ik vind het juist heel goed van juffrouw Harmsen bedacht.'
Men ging aan tafel en er werd niet verder over de zaak gesproken, eerlijk gezegd, dacht Zuske geen oogenblik, dat ze heusch geen dessert zou krijgen.
De pudding verscheen en met haar fijn reukorgaan snoof Zuske den heerlijken frambozengeur op.
'Wat lekker,' zei ze.
Ze zag er wel een beetje verlegen uit, maar toch hoopvol.
Haar vader vond het 't best haar maar dadelijk haar illusie te ontnemen.
'Ja Zus, dat tref je slecht, dat je nu juist ondeugend bent geweest. Je weet, wat de juffrouw gezegd heeft, voor straf geen pudding vanmiddag.'
De uitwerking van deze woorden was als vaneen onverwachten bliksemstraal op een mooien zomerdag.
Albertine en Toos keken verbaasd haar vader aan en Flip zei:
'Zus straf? Wel allemachtig, dat is nog nooit gebeurd, geloof ik.'
Mia keek naar mevrouw Terborch, wat zou die daar wel van zeggen en Johan verklaarde, dat hij best twee porties op kon, dat was geen bezwaar.
Mevrouw Terborch beet zich op de lippen, om te zwijgen, ze had haar man zoo vast beloofd zich goed te houden. Als de juffrouw geen voldoenden invloed op het kind kon krijgen, zou Zuske naar het instituut moeten, had hij gezegd en dus durfde ze niet tusschenbeide komen.
| |
[pagina t.o. 108]
[p. t.o. 108] | |
Hij nam haar op en bracht haar naar de leerkamer, gevolgd door Juffrouw Harmsen (blz. 109)
| |
| |
Wat Zuske betreft, die zat eerst even heel stil' en begon toen te huilen.
'Ik wil pudding, ik wil,' en dringend stak ze haar bordje uit naar den kant, waar haar moeder zat.
Deze duwde met bevende hand het bordje terug.
'Neen lieveling,' zei ze zacht, 'vanmiddag niet.'
Aan dien kant ook al geen steun vindend, zat Zus weer een oogenblikje stil, toen wierp ze zich gillend op de juffrouw aan haar andere zijde en begon haar met haar vuistjes te bewerken.
'Leelijke juf, nare juf!'
Daar voelde ze beide hare polsjes omklemmen en zich terug trekken.
'Stoute meid,' zei Vaders booze stem, 'wil je wel eens dadelijk stil zijn,' en toen ze doorgilde en van zich aí trapte, nam hij haar op en bracht haar naar de leerkamer, gevolgd door juffrouw Harmsen, die begreep, dat het doldriftige kind niet alleen gelaten kon worden, ze was in staat zich tegen de meubels aan te gooien en zich te bezeeren.
Toen hij weer beneden kwam, was ook mevrouw Terborch verdwenen, de kinderen vertelden, dat ze huilend weg gegaan was en de bewuste pudding werd onder de grootste stilte genuttigd. Zelfs Johan dorst geen geluid geven, hij had zoo'n gevoel, dat bij de minste aanleiding de spanning zich naar zijn kant zou ontlasten.
Toen allen klaar waren, deed Albertine een stukje overgebleven pudding op een bordje, met wat saus.
'Wat moet dat?' vroeg haar vader.
| |
| |
'Ik dacht zoo, ziet u, misschien van avond voor Zus, of morgen.'
Haar vader strekte zijn hand uit.
'Niets daarvan, geef hier,' en het stuk tusschen Mia en Johan verdeelend, beval hij: 'opeten,' een bevel waaraan vooral Johan graag gehoorzaamde.
Boven op de leerkamer had zich intusschen het volgende afgespeeld.
Juffrouw Harmsen had Zuske uit laten huilen, totdat het gillen en schoppen bedaard was en alleen nog maar nu en dan kleine snikjes gehoord werden.
Toen stak ze haar hand uit.
'Zus, kom eens bij me.'
'Neen,' zei Zus.
'Ben je boos op me?'
'Ja.'
'Zal je nu in het vervolg luisteren naar wat ik zeg?'
'Neen.'
'Maar dan krijg je weer geen dessert.'
Dat denkbeeld deed Zuske op nieuw uitbarsten.
'Ik wil dessert,' gilde ze.
'Best, dat zul je ook hebben, maar dan moet je voortaan gehoorzaam en lief zijn.'
Zuske snikte.
'Ik mag doen, wat ik graag wil, ik ben een arm, blind kindje.'
Even glimlachte juffrouw Harmsen, dat waren de woorden harer moeder. Toen stond ze op en nam Zuske met geweld op haar schoot.
'Dat meen je niet, Zus, je weet heel goed, dat je volstrekt geen arm kind bent, al zijn je oogjes anders,
| |
| |
dan van een boel andere kinderen. Je bent overigens net eender en moet precies doen, als andere kindertjes. Je wilt immers zoo graag een gewoon kindje zijn?'
Zus had opgehouden met schreien. Ze knikte van ja.
'Welnu dan, dan mag je ook niet stout zijn en als je dat toch bent, dan krijg je straf, net als andere kinderen.'
Zuske's behuild gezichtje straalde. Ze herhaalde:
'Als gewone kinderen stout zijn, krijgen ze straf, ik heb ook straf gehad en nou ben ik ook een gewoon kind.'
En tot juffrouw Harmsen's groote verbazing, viel ze haar eensklaps om den hals en kuste haar op haar gewone, woeste manier.
Ze ging heel tevreden naar haar bedje en toen haar moeder haar goedennacht kwam zeggen, in angst voor wat ze wel vinden zou, werd ze ontvangen met de woorden:
'Moesje, nu ben ik geen arm kindje meer, nu ben ik heelemaal net als andere kinderen, nu mag ik ook niet meer stout zijn, anders krijg ik ook straf, vind u dat niet heerlijk?'
|
|