| |
| |
| |
IV
Mia
Voor Zuske was het een belangrijke dag: Vader was op reis geweest en werd vandaag thuis verwacht.
Maar het mooiste was, dat hij beloofd had een zusje mee te brengen, dat altijd met haar zou kunnen spelen. En dat niet zoo'n heel klein kindje, als er laatst bij Marietje gebracht was, zoo'n schreeuwertje, dat maar den heelen dag in een wiegje lag en waarmee je heelemaal niet spelen kon, neen Vader zou een _zusje meebrengen, dat even groot was, als zij zelf. Nu kon het haar ook niet meer schelen, of Marietje niet wilde komen spelen, omdat ze niet van het kleine zusje af wilde.
Ze begreep natuurlijk niet, dat haar moeder dit voorwendsel aangegrepen had, om te verklaren, hoe het kwam, dat het buurmeisje niet komen wilde. Ze mocht niet weten, dat Marietje gezegd had, nooit meer bij dat 'enge kind, met die vingers, die altijd aan je zaten,' te willen komen.
Zuske had het wegblijven van haar vriendinnetje erg naar gevonden, ze speelde zoo graag met een ander kind, dat was iets bizonders voor haar, ze was dat niet gewoon, maar juist daardoor was ze geen prettig speelkameraadje, ze wist zich niet te schikken
| |
| |
en wilde altijd absoluut haar eigen willetje doorzetten. Ze mocht dat altijd doen, als ze met volwassenen speelde en dacht er gewoon niet over, dat een ander kind ook wel eens wilde doen, waar het zelf lust in had.
Ze was zich nog tamelijk onbewust van haar gebrek, hoorde wel spreken van zien, maar dat deed ze immers ook met haar vingers.
Hoe jonger ze was, hoe minder ze zich bewust geweest was, anders te zijn, dan andere kinderen, maar nu begon het toch langzamerhand tot haar door te dringen, dat die kinderen iets bezaten, dat zij niet had, ze kon er zich geen klaar begrip van vormen, wat dat eigenlijk was, maar het moest iets zijn, dat prettig was om te hebben, want Moeder beklaagde haar, omdat ze het miste.
In 't algemeen dacht ze er nog weinig over na en was tevreden, als er met haar gespeeld werd en ze doen mocht, wat ze graag wilde, en vooral, als ze wat lekkers kreeg. Daar was ze dol op, niets vond ze heerlijker, dan wanneer Moeder haar stilletjes een lekker hapje toestopte.
Nu zou straks dat nieuwe zusje komen, ze zou altijd iemand hebben om mee te spelen en ze stelde zich daar gouden bergen van voor.
Mevrouw Terborch hoorde haar gebabbel aan en ze voelde zich niet heelemaal gerust.
Zou de komst van dat vreemde kind aan de ver wachting beantwoorden?
Wie weet, wat voor een kind het was, de familie, die het kwijt wilde zijn, zei er natuurlijk niets dan
| |
| |
goeds van, maar zij had er een zwaar hoofd in.
Als kleine Zus het maar met haar vinden kon.
En dan, ze schaamde zich eigenlijk voor die gedachte: als het vreemde kind maar niet liever en mooier was, dan haar kleintje!
Bij haar zou dat natuurlijk niets geen gewicht in de schaal leggen, maar ze zou het niet prettig vinden, als het kleine Marietje, zooals toevallig ook dit kind heette, te veel in de harten der anderen sloop, haar arm meisje zou toch altijd al gauw achteraan komen, door haar treurig gemis.
Ze keek naar Zuske en was getroost op één punt, zoo'n fijn poppetje zou het wel niet zijn, zulke engelenkopjes met gouden krulletjes waren er niet veel.
Nog tevredener werd ze, toen ze haar pleegdochtertje gezien had.
Haar man bracht een vrij groot meisje mee, met een niet mooi, hoewel eigenaardig gezichtje.
Kort geknipt zwart haar, zonder de minste krul, met een scheve scheiding gekapt, zwarte oogen in een bleek-bruin gezichtje, een eigenaardig wipneusje, een wat groote mond, waarin mooie, witte tandjes.
Met een zucht van verlichting constateerde ze: Zus was veel mooier en vooral veel aanvalliger. Aanvallig was het nieuwe pleegdochtertje heelemaal niet.
Het,stond daar schuw rond te kijken en toen haar nieuwe moeder het naar zich toe trok, om het een hartelijken welkomskus te geven, liet het zich kussen, zonder in het minst die liefkoozing te beantwoorden en liet intusschen hare groote oogen ronddwalen door de kamer, alsof het 't noodig vond, ineens de plaats
| |
| |
goed op te nemen, waar het voortaan leven zou.
Wat onaangenaam aangedaan, liet mevrouw Terborch haar los.
'Ze is groot,' zei ze tegen haar man, 'grooter dan Erica, ze is immers even oud?'
'Een beetje ouder, ze is al vijf, niet waar poes, je bent al een groote meid van vijfjaar?'
Het kind antwoordde niet, knikte alleen maar even toestemmend.
Mijnheer Terborch knipoogde tegen zijn vrouw.
'We zijn nog niet erg samen opgeschoten,' zei hij, 'ik heb er nog niet veel meer uit kunnen krijgen, dan een enkel woordje. Het schijnt een beetje een schuw kind te zijn, zou het niet het beste zijn, Zuske te laten komen en ze dan met haar beidjes alleen te laten, jij kunt van uit de voorkamer een oogje op hen houden, terwijl ik me wat ga verfrisschen. Eerlijk gezegd, heb ik daar groote behoefte aan, prettig is het niet precies, te reizen met een kindje, waaruit je geen woord krijgen kunt, terwijl je toch aldoor het gevoel hebt, dat je er vriendelijk tegen zijn moet en je dus voortdurend inspannen moet. Ik geloof niet, dat ze heel gemakkelijk te winnen zal zijn, kijk ze daar nu eens teruggetrokken en somber staan.'
Marietje had zich werkelijk naar het verst verwijderde hoekje der kamer begeven en stond daar nu voor zich uit te kijken met oogjes, die haast te wijs keken voor zulk een jong kind.
'Ja,' zei zijn vrouw, 'laten we probeeren, wat Zuske uitwerken kan, ze is blijkbaar geducht verlegen.'
| |
| |
'Ik vind het meer stugheid.'
'Ook mogelijk, maar toch zal ze met een kind wel beter kunnen opschieten, dan met ons. Ga jij nu maar, ik zal wel op haar letten.'
'Eerst even zien, hoe Zus haar ontvangt. Wil je haar halen?'
Mevrouw Terborch ging naar boven, waar kleine Erica letterlijk vast gehouden moest worden door het dienstmeisje, dat op haar passen zou, terwijl haar moeder eerst alleen het nieuwe zusje ontvangen wilde.
'Ze is haast niet te houden, mevrouw, ze is vreeselijk druk, ik ben blij, dat u komt.'
'Mag ik mee? Ik wil naar het nieuwe zusje,' en het kind drong zich tegen haar moeder aan en klemde zich aan haar vast, bang weer achtergelaten te worden.
Mevrouw Terborch nam haar op haar arm en droeg haar naar beneden. Voor de tuinkamer gekomen, zette ze haar op den grond en opende de deur.
'Hier zijn we, kom nu eens hier, Marietje en zeg je nieuw speelkameraadje eens goeden dag,' zei ze opgewekt, 'maak jullie nu maar eens gauw kennis samen.'
Marietje deed geen stap voorwaarts en Zuske, die haar handje uitgestoken had naar haar nieuw vriendinnetje, voelde niets dan lucht.
Mevrouw Terborch nam haar bij. de hand en bracht haar naar het hoekje, waar het kind zich terug getrokken had.
'Kom nu eens hier, Marietje en geef Zus eens lief een handje.'
| |
| |
Het kleine drong zich tegen den muur, als had het daar wel door willen kruipen en zei stug:
'Ik heet geen Marietje.'
Mevrouw Terborch keek verbaasd haar man aan.
'Heet ze geen Marie?'
Deze knikte met zijn hoofd.
'Jawel, zoo heet ze wel, maar ik geloof, dat ze een beetje anders genoemd wordt. Mie of zoo iets.'
'Wordt je Mie genoemd?' vroeg zijn vrouw aan het kind.
Geen ander antwoord, dan een ontkennend schudden van het donkere hoofdje.
'Hoe dan?'
'Ik ben Mia van Moesje.'
Ineens vulden zich de oogen van haar toekomstige pleegmoeder met tranen.
'Het arme kind,' fluisterde ze haar man in.
Toen met een heel vriendelijk stemgeluid:
'Zullen we je dan ook Mia noemen, liefje?'
Het kind knikte van ja.
Het had geen oog af, van het kleine, blonde meisje, dat daar bij haar .gebracht was, ze keek er naar, als naar een wonder.
Ze hadden haar verteld, dat ze naar een klein meisje zou 'gaan, dat blind was en dat ze daar erg lief en zoet tegen moest zijn.
Ze had eerst niet goed begrepen, wat het precies zeggen wilde, blind te zijn, maar toen hadden ze haar de oogjes laten sluiten en haar verteld, dat het kleine meisje, net als zij nu, niets zien kon. Ze had zich natuurlijk een kind met dichte oogen voorge- | |
| |
steld en daar stond nu een meisje met groote, open oogen, die haar aankeken.
Het was dus niet waar, wat ze haar verteld hadden.
Ze had graag willen weten, wat er nu eigenlijk van aan was, maar durfde niets vragen, die vreemde mijnheer en mevrouw maakten haar zoo verlegen.
'Laten we ze nu samen alleen laten,' vond mijnheer Terborch, 'dan zullen ze het vlugst met elkaar op hun gemak zijn.'
Zijn vrouw meende ook, dat dit het beste zou wezen, zóó schoot men niet op en het handje van Zuske loslatend, duwde ze haar nog wat dichter bij het schuwe figuurtje tegen den muur en zei:
'Speel jullie nu maar samen een beetje, als zoete kindertjes, dan kom ik zoo meteen terug en breng wat lekkers mee.'
Met deze woorden ging ze de kamer uit, gevolgd door haar man en liet de beide kinderen alleen.
Zuske stak haar handje uit, ze wilde het nieuwe zusje zien.
Mia onttrok zich aan de tastende vingertjes en week opzij af.
'Ik wil je zien, kom hier,' beval Zuske.
'Dat kun je zoo ook wel, ik ben dicht genoeg bij je.'
'Maar ik kan je niet aanraken, ik wil je bevoelen.'
'Ik wil niet bevoeld worden, hou je handen bij je.'
Zuske liep weer een paar passen vooruit in de richting van de stem, die tot haar sprak.
'Je blijft van me af, hoor,' klonk het dreigend.
| |
| |
Bang voor handtastelijkheden, kwam mevrouw Terborch toegeloopen.
Ze deed haar best, Mia duidelijk te maken, dat kleine Zus haar niet op de gewone manier zien kon
en dus graag eens voelen wilde, hoe ze er uitzag.
Dadelijk weer schuw, nu die vreemde mevrouw er bij kwam, durfde het kind niet langer weigeren en. liet dus toe, dat de tastende vingertjes over haar gezicht gleden en elk deel daarvan afzonderlijk even bevoelde.
Ze stond daar als verstijfd, vond die zachte, glijdende aanraking iets vreeselijks, maar durfde zich niet bewegen, nu die mevrouw er bij was.
Toen Zuske genoeg naar haar zin gevoeld had, lachte ze vroolijk.
'Je bent een jongetje, je hebt zulk gek kort haar.'
Mia werd boos, ze was Moesje's meisje en haar verlegenheid overwinnend, barstte ze los:
'Dat jok-je, ik ben geen jongen.'
| |
| |
Zuske stak alweer haar handje uit, om nog eens naar dat vermeende jongenshoofd te voelen, maar Mia duwde haar terug.
Hoe verlegen die mevrouw haar ook maakte, nog eens dat gewriemel aan haar hoofd te dulden, dat was haar te sterk.
'Blijf van me af,' stootte ze uit.
Mevrouw Terborch nam het handje van Zus in de hare en zei overredend:
'Kom poesje, nu heb je Mia genoeg gezien, ga nu eens prettig wat met haar spelen. Wil ik je de poppen eens geven?'
De poppen werden voor den dag gehaald en Mia maakte zich dadelijk meester van de grootste.
Het was een pop met oogen, die open en dicht konden en Mia scheen dat vooral interessant te vinden.
Ze hield de pop zoo, dat de oogleden over de starende glazen oogen vielen en zei:
'Kijk, ze slaapt.'
'Laat 's zien,' en Zuske stak haar vingertjes uit, om over het poppegezicht te strijken.
Maar Mia stiet het handje terug.
'Blijf er toch af, je maakt haar wakker.'
Zuske was zoo'n behandeling heelemaal niet gewoon, ze werd er stil van.
'Maar anders kan ik niet zien,' zei ze, alweer haar handje uitstekend.
Nu trok Mia de pop achteruit.
'Daar is niks van waar, je ziet net zoo goed als ik, je hebt oogen en die zijn niet dicht. Je vindt het
| |
| |
zeker prettig, om overal met je vingers aan te zitten. Moesje zegt, dat het niet mag, de boel wordt er maar vuil van.'
Zus begort te huilen.
'Ik wil Truusje zien slapen, Truusje is mijn kind en niet van jou, geef ze gauw hier, jij mag er niet meer mee spelen.'
'Maar jij maakt haar kapot, jij wil haar oogen indrukken. Neen hoor, je krijgt ze niet,' en Mia legde de pop veilig een eindje verder weg.
Zuske huilde door.
'Ik vind je niks lief, ik wil een ander zusje hebben, jou niet.'
'Ik ben ook je zusje niet, mijn moesje is jouw moesje niet.'
'Moeder heeft gezegd, datje mijn nieuwe zusje bent.'
'Is die vreemde mevrouw jouw moeder?'
'Welke vreemde mevrouw?'
'Die daar net hier was, bedoel ik. Nou, zie je wel, dat was mijn moesje niet, die is op reis en nu moet ik zoolang zoet hier blijven, als ze weg is, maar jij bent mijn zusje niet, hoor, en die vreemde mevrouw is Moesje heelemaal niet.'
Dat was Zuske te machtig, haar eigen lieve moesje een vreemde mevrouw te hooren noemen!
En dan, het nieuwe zusje, waar ze zoo naar verlangd had, wilde haar zusje niet zijn en pakte nog haar pop af ook.
Ze snikte het uit van verdriet en haar moeder, die even de kamer verlaten had, kwam gauw aangeloopen, om te zien, wat er gebeurd was.
| |
| |
Ze vond Mia kalm in een hoekje met Zuske's mooiste pop op schoot, die ze lieve naampjes gaf en op haar knietjes in slaap wiegde, terwijl Zus midden in de kamer stond te snikken, zooals ze maar zelden deed.
Het kind op schoot nemen en sussen was het werk van een oogenblik, begrijpen deed ze er niet veel van, het kleintje praatte tusschen haar snikken door over haar moesje, dat geen vreemde mevrouw was en over een zusje, dat ze niet hebben wilde.
Ze keek met booze oogen naar het kind daar in den hoek, dat wonderwel tevreden scheen te zijn met haar pop.
'Jij mag niet zoo stout zijn tegen mijn arm, klein meisje,' zei ze op boozen toon.
Mia scheen nu vrijwel over haar verlegenheid heen, ze antwoordde ten minste dadelijk en zei heel kalm:
'Ik ben niet stout, dat kind is stout, het is een jokkebrok.'
'Zuske een jokkebrok! Hoe durf je dat zeggen.'
Mia knikte heel ernstig met haar wijs kopje.
'Ja, ze jokt, ze zegt, dat ze niet met haar oogen ziet, maar met haar vingers, maar ze heeft haar oogen wijd open en kan best zien, hoor.'
Mevrouw Terborch keek naar de kleine wijsheid daar in dien hoek en wist niet, of ze lachen of schreien moest. Haar ongelukkig, klein schatje werd beschuldigd van comediespel, omdat ze hare oogjes openhield en die donkere kabouter daar tegen den muur was volkomen overtuigd van haar goed recht.
| |
| |
Ze wist op het oogenblik niet, wat te doen en besloot Zuske maar mee te nemen en af te wachten, tot haar man weer beneden kwam, die moest dan maar raad schaffen.
Straks kwamen ook de kinderen thuis, dat zou wat afleiding geven, ze vond die eerste uren erg moeielijk, de komst van dat speelkameraadje viel haar niet mee.
Zoo bleef Mia alleen en scheen daar best tevreden mee te zijn.
Ze nam de groote pop weer op en begon haar zacht in slaap te zingen. Toen legde ze haar voorzichtig op den divan en ging er naast zitten, steeds zachtjes neuriënd.
Na een poosje zag ze eensklaps de kamerdeur opengaan en een jongenshoofd door de opening kijken.
Ze hield op met zingen en keek er naar, hoe de deur heelemaal opengeduwd werd en een grappige, dikke jongen naar binnen stapte en naar haar toe kwam, met nieuwsgierige oogen naar haar kijkend.
Ze liet hem tot bij den divan naderen, zonder zich te bewegen, bukte zich toen plotseling opzij af en verborg haar gezichtje in het groote kussen.
Johan keek naar het kleine, bruine meisje, dat blijkbaar verlegen voor hem was en begon te lachen.
'Zeg, kijk eens op, ben jij het nieuwe kind?'
Geen antwoord, het gezichtje werd nog dieper in het kussen verborgen.
Johan raakte haar schoudertje aan en schudde dat even zachtjes.
| |
| |
'Nou, wees maar niet bang voor me, ik zal je niet opeten, zeg nou eens wat, toe dan.'
Steeds geen antwoord.
Johan had grooten lust, aan de spillebeenen te trekken, die onder het kortje jurkje uitkwamen, als hij haar van den divan trok, zou ze wel moeten opkijken.
Maar dan zou ze zeker gaan huilen, meisjes huilen dadelijk, vooral zulke kleintjes en dan kreeg hij natuurlijk van Moeder, omdat hij het nieuwe kind dadelijk geplaagd had.
| |
| |
Hij stak dus zijne handen in zijne zakken en begon zachtjes te fluiten.
Hij keek naar het kopje, waarván niet veel meer te zien was, dan het korte, donkere haar en naar de bruine handjes, die het kussen omklemd hielden.
'Ze ziet er wel leuk uit, net een jongen,' dacht hij, 'ze is ook grooter dan Zus, misschien kunnen we nog wel eens pret samen hebben, maar voor het oogenblik heb je er niks aan,' en juist wilde hij maar weggaan, hij kon zijn tijd beter gebruiken, dan hier te staan zeuren, toen er beweging in de gebogen gestalte op den divan kwam en twee lachende, donkere oogen hem even aankeken, om dadelijk daarna weer in het kussen te verdwijnen.
Johan begon te lachen.
'Hallo, ik geloof, dat je me een beetje voor den gek houdt. Vooruit, kom maar te voorschijn en laten we wat praten.'
Weer keken de ondeugende kijkers hem aan en toen richtte het heele lichaampje zich op.
Met een grappig gebiedend gebaar wees het kleine bruine handje op de plaats naast zich.
'Kom hier zitten.'
Johan deed het, hij vond dat nieuwe kind een leuk ding, daar moest hij meer van hebben.
Zoodra hij zat, nam Mia de groote pop en drukte die in zijne armen.
Johan begon te lachen en duwde haar terug.
'Dank je, aan poppen doe ik niet. Je heet Marie, hè?'
Kalm legde Mia de pop weer op zijn schoot.
'Jij bent de vader,' zei ze, 'en je moet het kind
| |
| |
wat nemen, anders is het lastig en kunnen we niet praten.'
Dit kwam er zoo ernstig en zoo beslist uit, dat Johan maar toegaf, dat kind zag er niet naar uit, of ze iets op zou geven, dat ze eenmaal in haar bol had.
'Nou goed, even dan. Je heet immers Marie?'
Heftig ontkennende beweging van het hoofdje.
'Neen, ik heet Mia, maar je kunt ook Moeder tegen me zeggen, omdat jij de vader bent.'
Johan vond het nieuwelingetje hoe langer, hoe grappiger.
Nu begon ze druk te babbelen en Johan kwam tot de conclusie, dat ze hem duchtig meeviel. Heel iets anders dan Zus hoor, grooter ook en veel wijzer, gek wijs eigenlijk voor zoo'n klein ding, maar hij zou wel eens pret met haar kunnen hebben, dat voelde hij, van Zus had je gewoon niets dan last. Zoo zaten ze daar heel gezellig met hun drietjes op den ruimen divan, Johan, Mia en de pop. Johan vergat heelemaal, dat hij die nog steeds in zijne armen hield. Hij schrok dan ook niet weinig, toen ineens Flip naar binnen stormde, gevolgd door Albertine en Toos.
'Een idylle,' lachte deze, 'kijk toch eens, meisjes, Johan met een pop op schoot en een zigeunerskind tegen hem aangeleund.'
Nog voor Flip heelemaal uitgesproken had, was Johan opgevlogen en had de pop neergegooid.
Tegelijkertijd was Mia's gezichtje weer in het divankussen verdwenen, dat de bruine armpjes krampachtig omkneld hielden.
| |
| |
Johan wilde vluchten, maar Flip hield hem tegen, waaruit een worsteling ontstond.
Intusschen was Albertine naar den divan gegaan en had Zuske's pop voor erger bewaard.
Ze boog zich over het zwarte kopje en streelde het zachtjes.
'Kom, je hoeft niet zoo verlegen te zijn. Ik ben Albertine, Erie's zuster en we moeten goede vrienden worden.'
Het kussen werd nog krampachtiger omklemd, het heele hoofdje verdween er bijna in.
Albertine trachtte het kinderlichaampje op te richten, maar toen haar dit gelukte, ging het kussen mee omhoog en van het gezichtje was niets te zien.
Ook Toos probeerde met vriendelijke- woorden de verlegenheid van het nieuwe huisgenootje te overwinnen, smaar eveneens te vergeefs.
Toen klonk een gedempt stemmetje.
'Johan.'
De jongen, die het juist opgegeven had te ontsnappen, die Flip was ook zoo sterk, kwam naderbij.
'Roep je me?'
'Ja, toe laat ze weggaan.'
Beschermend legde Johan zijn hand op haar arm.
'Hou je maar stil, ze zullen wel gaan.'
Toen zijn dik figuurtje zoo recht mogelijk oprichtend:
'Ga toch weg, zie je nou niet, dat Mia verlegen voor jullie is, ze wil mij alleen maar bij zich hebben.'
Die woorden kwamen er zoo trotsch uit, dat Flip het uitbulderde en ook Albertine en Toos hartelijk lachen moesten.
| |
| |
'Laten we maar gaan,' zei deze laatste, 'straks aan tafel zullen we wel verder kennis maken. Waar zijn Moeder en Zus toch, dat dit kind hier alleen met Johan is.'
'Toe, laat ze nou gaan,' klonk het alweer uit het kussen.
Johan duwde met beide handen Albertine naar de deur.
'Ik zal ze wel wegjagen, hoor, en je hoeft niks bang te zijn, ik zal je altijd beschermen.'
Albertine liet zich duwen en verdween lachend in de gang, gevolgd door Toos.
Flip kon niet besluiten te gaan, voor hij zijn broertje even aan het oor getrokken had.
'Onze Johan heeft een nieuwe functie aanvaard,' riep hij zijn zusters na, 'hij is ridder geworden en beschermheer van het vrouwelijk geslacht.'
Toen liep hij ook weg en Johan ging weer naast Mia zitten en verzekerde haar, dat alles in orde was, ze waren weer saampjes alleen.
Zoo begon de vriendschap tusschen Johan en Mia.
|
|