De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
2.3 Het begin van de 18de eeuwVenstersSedert omstreeks 1708 zijn successievelijk de natuurstenen venstertraceringen uitgebroken en vervangen door eenvoudige bakstenen vorktraceringen (afb. 469). Ook werden op vele plaatsen verweerde natuurstenen dagkanten en middenmontants gesloopt en opnieuw opgemetseld in baksteen. Er zijn voor deze werkzaamheden paarsgrauwe stenen gebruikt van ruim 22 centimeter lang en 4,2 centimeter dik. De door het Fabryckampt gemaakte tekeningen berusten nog in het gemeentearchief[b14:42]. Vooral de verweerde Ledestenen onderdelen zullen in aanmerking zijn gekomen voor vervanging. Veel zandstenen elementen bleven bewaard, onder meer in de | |
[pagina 264]
| |
470 Kerkmeesterskamer, gewelfrib. Schaal 1:5.
dichtgezette onderste gedeelten van de vensters, maar ook enkele dagkanten en middenmontants in de zuidelijke vensters. Met deze activiteiten verdwenen ook talrijke gebrandschilderde glazen, die tot dan nog door Gerard van Houten liefdevol waren onderhouden. In de Mariakapel, waar de gebrandschilderde glazen behouden bleven, werd in het noordoostelijke venster de oorspronkelijke zandstenen tracering gehandhaafd. De kleine vensters boven in de koorsluiting bleven onaangetast. In het Buitenlandvaarderskoor schijnen de glazen nog tot 1724 gehandhaafd te zijn. Ook de rad vensters in de oostgevels van de beide zijkoren werden gedicht. Aan de binnenzijde bleef de ring wel zichtbaar. Door deze werkzaamheden versoberde en verarmde het aanzien van de kerk sterk. De rijke profileringen maakten plaats voor rechthoekige bakstenen en de gotische maaswerken werden vervangen door simpele vorktraceringen. De kleurige glaspatronen maakten plaats voor rechthoekig lichtgroen vensterglas-in-lood. | |
KerkmeesterskamerIn 1716 werden ruim 4000 bakstenen geleverd voor de kerkmeesterskamer. Waarschijnlijk zijn deze grotendeels gebruikt voor het gewelf, dat de houten balklaag verving[b22:70]. Het werd een eenvoudig netgewelf gemaakt met zandstenen ribben die in de hoeken van de kamer en in het midden van de lange zijden ontspringen uit een console-achtig lichaam waarvan het voorvlak eenmaal gegroefd en gepijpt is. De ribben hebben een profiel dat geheel afwijkt van hetgeen in de Middeleeuwen gebruikelijk was (afb. 470). De brede schoorsteen werd vervangen door een smallere zogenoemde Engelse schoorsteen. Die was beter geschikt voor het branden van steenkolen in plaats van het daarvoor gebruikte hout. De steenhouwer Hendrik KnoopGa naar eind165 leverde een nieuwe schoorsteenmantel van Bremer zandsteen[69-1:43] (zie bijlage 1), schilder Adriaan Alewijn ‘marmerde’ de schoorsteen. Marinus van Hoogstraten heeft een spiegellijst gemaakt met de wapens van de vier kerkmeesters en Dirk en Jacobus Knol leverden ‘1 engels gefolijt 5/4 spigelglas puntig geslepen’. Smid Pieter Sweris was de maker en leverancier van allerlei ijzerwerk en Cornelis de Jongh zorgde voor 500 tegeltjes waaronder 40 ‘deckers’ en 14 ‘lange steentjes’. | |
KosterijOp de twee westelijke traveeën van de voormalige sacristie werd in 1724 een verdieping met kap gebouwd ten behoeve van het gezin van de koster en er werd een verbinding gemaakt met de bovenverdieping van het oude kostershuis aan de Voorburgwal (afb. 471 en 472). Voor het oude gebouw, dat slecht gefundeerd was, heeft dat grote verzakkingen tot gevolg gehad. Alleen de aansluiting bij de Sint-Sebastiaanskapel, die op de hoeksteunbeer van de eerste Sint-Sebastiaanskapel stond, was niet verzakt. In de voormalige kamer van de Commissarissen voor Huwelijkse Zaken werd een balklaag gelegd van grenen balken met kwartrond aan de hoeken. Later is daaronder een stucplafond aangebracht. De zuidelijke muur was boven de balklaag (met schildering van Antonie Hendricks)
471 Kosterij met verdieping; 1952. RdMz
| |
[pagina 265]
| |
472 Topgevel verhoging kosterij op voormalige sacristie; 1964. PP
horizontaal uitgevlakt met wandtegels (Rotterdamse blauwe tegels en enkele tulptegels) en oranje en groen geglazuurde vloertegeltjes (11,5 × 11,5 × 2-2,3 centimeter). Toen de verdieping op de kosterij werd gezet, verdwenen de gebrandschilderde glazen in het Buitenlandvaarderskoor. De onderste vakken van de betreffende vensters waren in 1708-'09 al voorzien van gemetselde montants. De ruimten daartussen werden dichtgezet[66:33; b2:10]. In 1742 werd in de kosterij goudleer aangebracht. Uit die tijd kan ook het Régenceornament dateren dat zich in de gang achter de voordeur bevond (afb. 473). | |
OrgelIn 1724 werd het 17de-eeuwse orgel vervangen door een nieuw dat werd gebouwd door Christian Vater. Wij bespreken dit in het hoofdstuk dat aan de orgels van de kerk is gewijd. Voor het nieuwe orgel moest in de kerk tegen de toren geheid worden[72-1:60]. Bij het graafwerk voorafgaand aan het heiwerk werden al zoveel gebreken aan de fundering geconstateerd, dat de vaklieden van het stedelijke fabrieksambt in overleg met de Burgemeesteren besloten om de graven tussen de pilaren van het middenschip tot voorbij de noordwestelijke en zuidwestelijke vieringpijlers te onteigenen en dicht te metselen[72-1:60]. In 1726 vonden ophogingen plaats die te maken hadden met de verzakkende gravenGa naar eind166.
473 Kosterij, stucornament in plafond; 1964. PP
Kroniekschrijver Jan Wagenaar maakte in 1760 als eerste geschiedkundige melding van het verzakken van de toren van de Oude Kerk. Hij schreef: ‘De toren der Oude Kerke, welks grondslagen, seedert eenigen tyd, meer of min, begonden te zakken, werdt, in volgende jaar 1723, wederom hersteld’Ga naar eind167. Men kan zich afvragen of deze mededeling wel betrekking heeft op de gebeurtenissen in 1724 of dat hier de hierna te bespreken werkzaamheden rond 1738 bedoeld zijn. | |
Kolommen 2 en 3In de kerk is duidelijk een verschil in materiaal in de kolommen nr. 2 en 3 aan de noordzijde van het middenschip te zien. Zowel de kolommen als de kapitelen zijn vernieuwd in Bentheimer zandsteen, in tegenstelling tot de rest van de zuilen in deze rij die uit Ledesteen bestaan. De vernieuwing zou rond 1725 hebben plaats gehad[39:605]. Men heeft kennelijk bedoeld het silhouet van de 14de-eeuwse kolommen te benaderen. De kolomschachten zijn opgebouwd uit vijf trommels van hoge blokken zandsteen. Het basement bestaat uit vier lagen van verschillende dikte. De dekplaat van het kapiteel is gelijk geprofileerd als de 14de-eeuwse (afb. 474). De achtergrond van de bladkransen loopt boven trompetvormig uit gelijk de oorspronkelijke, maar sluit met een scherpe rand direct aan op het kwarthol van de achtkante dekplaat (vergelijk afb. 25). Bij de bovenste bladerenkrans correspondeert steeds een spruit met een zijde van het achtkant. Bij de onderste krans is steeds een spruit geplaatst onder een hoekpunt van het achtkant. De bladspruiten zijn strak en weinig plastisch, spichtig gemodelleerd. Van de bovenste krans zijn de twijgjes spiraalsgewijs opgerold, niet om een takje zoals bij de 14de-eeuwse. Door groeven gescheiden ontwikkelen zich uit de twijgen twee maal twee zijbladen en twee meer naar voren liggende bladen die van opzij worden gezien.
474 Kapiteel van kolom 2; 1955. RdMz
Vermoedelijk heeft men tegelijkertijd ook de aansluitingen van de beide eerste scheibogen aan zuid- en noordzijde bij de toren gecorrigeerd. Bij de zuidelijke halve kolom (30) tegen de toren en de erop aansluitende boog heeft men de dekplaat van het kapiteel ongeveer 33 centimeter hoger en circa 80 centimeter binnenwaarts geplaatst en liet daarop de sterk verzakte scheiboog opnieuw aanzetten. | |
KoorafscheidingErgens in de 18de eeuw kwam in de koorafscheiding recht tegenover de deur van de kosterij een dubbele deur. het is niet duidelijk wanneer die gemaakt is. De volgende feiten staan ons ten dienste. Op de plattegrond van Vingboons uit 1683 staat nog één kleine doorgang is de meest oostelijke travee van het zuidelijke deel van het koorschot. Er stond voor het westelijke aansluitende gedeelte van het koorschot een stuk koorgestoelte met negen zetels. Dat is op de plattegrond van Daniël Stoopendaal van omstreeks 1725 al in de kerk geplaatst (zie hoofdstuk 1.c). Eerst uit 1786 is een aquarel van Schouten bekend, waarop de tot rond 1970 aanwezige dubbele deur aangegeven is (afb. OA 33). De bovendorpel kreeg een kort horizontaal stuk aan weerszijden en daartussen een gebogen vorm. De beide deuren hadden twee panelen waarvan het lijstwerk van de bovenste de lijnen van de bovendorpel volgde. Boven de deuren | |
[pagina 266]
| |
werd de bestaande balustrade op het koorschot dichtgezet met een ingezwenkt paneel. De vormgeving vertoont weinig kenmerkende details maar een datering omstreeks 1725 is heel goed mogelijk. Bij huwelijksinzegeningen kon men aldus rechtuit van de kosterij het koor betreden. Oostelijk daarvan was nog een deur en één recht ertegenover aan de noordzijde van het koor. |
|