3. Breukvlak leiplaat. Groeve 3, Noordwest-Spanje.
mogelijk dieper te gaan dan de rivierdalen, omdat men anders het grondwater niet kwijt kon. Pas met mechanisch aangedreven pompen was het mogelijk de waterstand in de mijnen te beheersen.
Bij de mijnbouw breekt men met handkracht, explosieven of zagen in horizontale richting van onder naar boven kamers uit, die zich weer vullen met het gesteente, dat zich niet leent om er dakleien van te maken. Voor die keuze is veel vakmanschap en ervaring nodig. Men stopt met breken op ongeveer drie meter onder de erboven gebroken kamer, die al vroeger werd ontgonnen. Er blijven zware stukken rots staan als pijlers ter ondersteuning van de bovenliggende steenlagen.
De vloeren van de kamers liggen, afhankelijk van gesteente en streek, ongeveer 20 tot 30 meter onder elkaar.
Het breken van nieuwe mijnschachten en -gangen werd voor de bestaande leigroeven na de Tweede Wereldoorlog een te zware belasting voor de exploitatie. Op een dergelijk moment stond de leiproduktie voor kortere of langere tijd vrijwel stil. Ook was het werken in de vochtige en donkere ondergrondse ruimten niet erg aantrekkelijk. De beloningen, die ertegenover stonden, waren niet voldoende om het aantal arbeidskrachten te handhaven.
Er trad een sterke teruggang op in het aantal leimijnen. In sommige gebieden is het mogelijk weer open groeven te exploiteren, zoals in Wales en Spanje (afb. 2). Voor het landschap betekent een dergelijke leiwinning op grote schaal met veel mechanisch materiaal een sterke aantasting.
In de nog bestaande leimijnen is het bedrijf ook sterk gemechaniseerd. In de groeve Katzenberg bij Mayen heeft men een goedkopere zaagmethode ontwikkeld, waarbij een kamer in één keer uit het massief wordt losgezaagd.
Er ontstaan bij de leiwinning eerst grote schollen en blokken (afb. 3), die in die afmetingen in mijnen niet door de nauwe gangen en schachten naar boven te krijgen zijn. Men laat een dergelijke blok dan naar een lagere galerij vallen, zodat het in kleine stukken spat. Dan kan men die naar boven transporteren en opslaan in werkplaatsen (afb. 4.).
Daarna klieft men de nog natte blokken met de hand of pneumatisch in platen (afb. 5 en 6). Van de vijftig tot zestig klievers is er aan de groeve Katzenberg thans nog één, die op de oorspronkelijke wijze uit de