Een nieu devoot geestelijck lietboeck
(1605)–Nicolaes Janssens– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Sijn liefde die straelt,
Op ons seer soet en clare,
Want hy heeft betaelt,
Ons schult onghefaelt,
Van zijn weghen niet en dwaelt,
In desen nieuwe Jare.
Gaat nv tot hem, treet op den pat,
Met die herders wilt hem soecken,
Tot Bethleem, in Dauids stadt,
Leyt hy in arme doecken,
Den Coninck vermaert,
Van Hemel en aert,
Ist niet een blijde mare,
Die den Enghel verclaert,
Met vreucht openbaert,
Weest nu vrolijck onbeswaert,
In desen nieuwe Jare.
Weest nv verheucht van herten bly,
Door dese soete dinghen,
Met grooter vreucht en melody,
Die Enghelen nv singhen,
Op dit aertsche dal,
In den armen stal,
By onsen middelare,
Die ons vanden val,
Weer oprechten sal,
Laet ons hem iouen al,
In desen nieuwe Jare.
Looft metter spoet ons Aduocaet,
Met die Hemelsche Baroenen,
Die door zijn bloet, ons sonden quaet,
Aen den Vader sal versoenen,
Daerom comt hy hier,
Int aertsche quartier,
Wten Hemel eerbare,
Te zijn goedertier,
Dat is zijn manier,
Bewijst hem liefde fier,
In desen nieuwe Jare.
Lof moet hem zijn,, hoocheyt en cracht,
| |
[pagina 32]
| |
Den Prince wtuercoren,
Die sonder pijn op den Kersnacht,
Van een Maghet is gheboren,
Hem sy eer en prijs,
Dit Kindeken wijs,
Godts Soon is hy voorware,
Een salighe spijs,
Der sielen propijs,
Gheeft hem lof nae mijn aduijs,
In desen nieuwe Jare.
|
|