'Middelnederlandse vakliteratuur'
(1974)–R. Jansen-Sieben– Auteursrechtelijk beschermdRia Jansen-Sieben, ‘Middelnederlandse vakliteratuur.’ In: Gundolf Keil und Peter Assion (red.), Fachprosaforschung. Acht Vorträge zur mittelalterlichen Artesliteratur. Berlijn, 1974, p. 24-69.
-
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 2907 B 14
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt een diplomatische weergave van ‘Middelnederlandse vakliteratuur’ door Ria Jansen-Sieben, verschenen in Gundolf Keil und Peter Assion (red.), Fachprosaforschung. Acht Vorträge zur mittelalterlichen Artesliteratur. Berlijn, 1974, p. 24-69.
De eindnoten op p. 58-63 en p. 65 zijn opgenomen als ‘noten’ bij de betreffende tekstgedeelten, en niet als tekst op de genoemde pagina's.
redactionele ingrepen
p. 28: in het Nederlands en in het Frans gegroepeerd4: de superscripte 4 zou hier een nootindicator kunnen zijn, maar het is dan onduidelijk naar welke noottekst verwezen wordt.
p. 38: Wiltu horn geten alzo blyg zoe nym dat horn[87]; → Wiltu horn geten alzo blyg zoe nym dat horn[78]; nootnummer 87 gewijzigd in 78, omdat noot 87 niet voorkomt in deze tekst, en een nootindicator 78 ontbreekt in de tekst.
p. 45: In de beide laatste teksten wordt Rusio ver- verhaspeld tot Nucius. → In de beide laatste teksten wordt Rusio verhaspeld tot Nucius.
p. 48: (waarvan sommige ontleend zijn aan Yperman)48 : de superscripte 48 zou hier een nootindicator kunnen zijn, maar het is dan onduidelijk naar welke noottekst verwezen wordt; noottekst 48 lijkt in ieder geval niet logisch als noottekst.