Syntaktische konstrukties in gesproken taal
(1981)–Frank Jansen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. De akseptabiliteit van spreektaalkonstrukties8.0. InleidingIn de vorige hoofdstukken heb ik een vrij gedetailleerd overzicht geschetst van de resultaten van ons onderzoek naar de produktie van spreektaalkonstrukties. In dit hoofdstuk gaat het om de akseptabiliteit van deze zelfde konstrukties. Onze oorspronkelijke bedoeling was om met behulp van deze tests erachter te komen welke waarnemingsfaktoren (mede) verantwoordelijk zijn voor het ontstaan en het gebruik van spreektaalkonstrukties. Dat plan is niet uitgevoerd, omdat het onderzoek naar de intern-talige konditionerende faktoren in de spraakproduktie zoveel tijd in beslag nam. Vandaar dat dit hoofdstuk niet meer kan zijn dan een globale verkenning van de akseptabiliteit van de spreektaalkonstrukties. Hoofdstuk 8 bestaat uit de volgende paragrafen. De eerste paragraaf is gewijd aan de opzet en werkwijze van dit deel van het onderzoek (8.1.). Vervolgens bespreek ik de tests met de EZD-konstruktie (8.2.), de LD-konstruktie (8.3.) en de Herhalingskonstruktie (8.4.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.1. Opzet en werkwijze8.1.0. InleidingEr zijn tenminste twee visies op spreektaalkonstrukties mogelijk. In de eerste plaats kan men denken dat deze konstrukties ontstaan door onvoldoende beheersing van de spraakproduktie: de spreker is zó bezig met het bedenken van de volgende spraakeenheden dat hij niet helemaal meer kontroleert wat hij artikuleert en als gevolg daarvan elementen herhaalt of weglaat. Voorstanders van de andere visie zien spreektaalkonstrukties meer als zinsvormen met een eigen bestaansrecht, net als alle andere zinsvormen: taalbouwsels die door sprekers gemaakt worden om zo duidelijk mogelijk een denkbeeld aan de hoorder over te dragen. Hoe kun je nu uitmaken welke van deze twee opvattingen, konstruktie of ontsporing van de konstruktie, het dichtst bij de waarheid zit? Eén van de methodes is na te gaan wat de hoorder waarneemt. Als een konstruktie een ontsporing is, zal de hoorder die hoogstwaarschijnlijk nauwelijks opmerken. Pas indien de ontsporing bij één spreker frekwent voorkomt zal de luisteraar geïrriteerd raken. We mogen aannemen dat zoiets bij Michels (1962) het geval is. Indien de spreektaalkonstruktie een gewone zinsvorm is, maakt de hoorder daarvan gebruik om de zin te begrijpen. Hij zal de konstruktie positief waarderen indien deze bijdraagt tot grotere duidelijkheid van de zin. Als we kunnen aantonen dat hoorders sommige types van een spreektaalkonstruktie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarderen boven andere, dan mogen we dat beschouwen als een aanwijzing dat de konstruktie behoort tot het taalvermogen van de Nederlanders. Dit hebben we onderzocht met behulp van twee soorten tests. Ten eerste de akseptabiliteitstests (8.1.1.) en ten tweede de opdrachttest (8.1.2.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.1.1. AkseptabiliteitstestsBij een akseptabiliteitstest vraagt men een aantal proefpersonen (voortaan ppn) een oordeel te geven over de normaliteit of afwijkendheid van een aantal zinnen. Greenbaum (1973) somt de volgende voorwaarden op voor een geslaagde akseptabiliteitstest. Ten eerste moet de reaktietijd van de ppn beperkt zijn, wil men de garantie hebben dat het oordeel een spontane reaktie is. De ppn mogen geen linguisten zijn, omdat die - bewust of onbewust - al vanaf de eerste testzin bezig zijn het verschijnsel in een regel te vangen. De volgorde waarin de zinnen aan de ppn worden aangeboden dient willekeurig te zijn. Tenslotte moet ervoor gezorgd worden dat de zinnen in een syntaksistest zoveel mogelijk dezelfde pragmatische aanvaardbaarheid bezitten. Greenbaum (1977) demonstreert verder nog hoezeer omringende zinnen invloed uitoefenen op de aanvaardbaarheid van de testzin. Daaruit volgt echter niet dat het in isolatie aanbieden van zinnen een beter resultaat zou opleveren. Dat zou geen oplossing zijn omdat volgens Bever, die door Greenbaum aangehaald wordt, veel ppn in dat geval de zin automatisch en stilzwijgend met andere, zelfbedachte varianten gaan vergelijken. Er zit dus weinig anders op, dan de ppn telkens twee of meer zinnen wat hun akseptabiliteit betreft te laten vergelijken, en dat vergelijkingsmateriaal konstant te houden. Bij het konstrueren van de test konden we de opzet van Greenbaum en Quirk (1970) niet rechtstreeks overnemen, omdat ons probleem spreektaalkonstrukties betreft die op papier niet of nauwelijks mogelijk zijn. De zinnen die de ppn vergeleken moeten dus wel mondeling worden aangeboden. Ppn kunnen echter wel meer dan twee geschreven zinnen met elkaar vergelijken (en naar akseptabiliteit rangschikken), maar dat geldt niet voor mondeling aangeboden zinnen. We kunnen de zinnen immers niet tegelijk aanbieden, maar moesten ze achter elkaar laten klinken. Geen proefpersoon lukt het om drie of meer zinnen tegelijk te onthouden en te beoordelen. Daarom moesten we het aantal te vergelijken zinnen beperken tot twee, die van elkaar gescheiden door een pauze van drie sekonden werden afgespeeld. Vervolgens kreeg de pp tien sekonden om te beoordelen welke zin het meest akseptabel was. De tests bestonden slechts uit zinnen met een spreektaalkonstruktie. We testten niet direkt of een zin met een spreektaalkonstruktie meer of minder gewaardeerd zou worden dan de pendant ervan met een schrijftaalkonstruktie, omdat we dachten dat het resultaat daarvan wel erg voorspelbaar zou zijn. In een taalgebruiksituatie waarin de hoorder erg gespitst is op de vorm van de taaluitingen - en de test is zo'n situatie - kiest hij uiteraard de standaardvariant als de meest akseptabele. Daarom probeerden we langs meer indirekte weg inzicht in de grammatikale status van spreektaalkonstrukties te krijgen. We boden de ppn zinnen met een spreektaalkonstruktie aan in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee verschillende syntaktische omgevingen: één die volgens de resultaten van het produktiegedeelte de frekwentie van de konstruktie stimuleerde, en één die de frekwentie remde. Indien nu de ppn de zinnen met de spreektaalkonstruktie mét de stimulerende eigenschappen helemaal niet hoger waarderen zou dan de spreektaalkonstruktie met de remmende eigenschappen, dan is dat een aanwijzing voor de hypothese, dat de desbetreffende spreektaalkonstruktie een ontsporing is tijdens de spraakproduktie. Worden de konstrukties in een stimulerende omgeving juist systematisch veel beter beoordeeld dan de andere, dan is dat een aanwijzing voor de tweede hypothese, dat de konstrukties behoren tot de regels van het Nederlands. De gang van zaken bij het opstellen van de tests was de volgende. De eerste fase bestond uit het verzinnen van de testzinnen. Oorspronkelijk waren we van plan daarvoor zinnen uit het spreektaalkorpus te isoleren, en die te kopiëren. Dat plan moesten we laten varen om twee redenen. Ten eerste is het overgrote deel van de spreektaalzinnen alleen ‘normaal’ in de kontekst van het verhaal. De geïsoleerde zinnen kunnen dus door de niet-linguïstisch geschoolde ppn. alleen al om die reden negatief worden beoordeeld. Ten tweede zou je haast automatisch met meer dan één spreker te maken krijgen, en ook dat beïnvloedt de waardering voor de zinnen op een bijna onvoorspelbare wijze. We gingen daarom uit van gekonstrueerde zinnen. Met andere woorden, de benadering van de werkelijkheid werd voor een deel opgeofferd aan het konstant houden van de kondities. Ik konstrueerde de zinnen wel op basis van de voorbeelden in het spreektaalkorpus, maar zorgde ervoor dat: a. de geïsoleerde zinnen op zichzelf volkomen begrijpelijk waren, b. er ook geen moeilijke woorden in voorkwamen, c. geen woorden of aanduidingen erin stonden die aanstootgevend of vermakelijk voor de ppn zouden zijn, en d. ze geen andere syntaktische konstrukties zouden bevatten die de ppn om de een of andere reden mee zouden kunnen wegen bij hun beoordeling. Deze zinnen sprak ik zelf in op een band, onder kondities die een optimale geluidskwaliteit bevorderden: met een Lavalier M822 mikrofoon in een geluiddichte kabine. De ingesproken zinnen werden nu in paren op een andere band gekombineerd. Deze paren werden vervolgens in random-volgorde op de definitieve testband gezet. We lieten de banden horen aan individuele personen, die het geluid ontvingen door een koptelefoon. In een heel enkel geval lieten we kleine groepjes ppn tegelijk de test doen. We maakten dan gebruik van luidsprekers. De ppn maakten hun voorkeur uit het tweetal zinnen kenbaar, door een A of een B te omcirkelen. We bepaalden vervolgens hoeveel keer in totaal aan een zin de voorkeur werd gegeven boven de andere zinnen. Deze gegevens werden gezet in een ‘paired-comparison-matrix’. Vervolgens brachten we de gegevens over op een normale schaal op de manier die Thurstone (1927) beschrijft als ‘case 5’, hetgeen mogelijk is omdat het hier slechts gaat om een vrij grove meting. De schalen (zie de tabellen 2,3,7 en 11 van dit hoofdstuk) geven informatie over de akseptabiliteitsrangorde waarin de ppn de zinnen hebben gezet. Daarenboven geven de schalen aan hoeveel verschil er bestaat in de waardering tussen twee opeenvolgende zinnen in de rangorde. Telkens staan de meest ak- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
septabele zinnen bovenaan, en de minst akseptabele onderaan. Hoe groter de afstand tussen de zinnen, des te groter het verschil in waardering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.1.2. OpdrachttestsMet behulp van de akseptabiliteitstest kwamen we te weten of de waardering van een konstruktie door dezelfde syntaktische eigenschappen wordt gekonditioneerd als die welke bij de produktie een rol spelen. Het beoordelen van de akseptabiliteit van een konstruktie is echter in ons geval niet voldoende, omdat dit slechts een sekundair facet is van het menselijk taalvermogen (Snow en Meijer 1976). Als we weten hoe ppn een bepaalde zin beoordelen weten we nog niet alles over de plaats die deze konstruktie inneemt in hun taalvermogen, met name wat de produktie en perceptie ervan betreft. Om daar meer inzicht in te krijgen hebben Greenbaum en Quirk (1970) een ander soort test gekonstrueerd, de zogenaamde opdrachttest. De tests die ik in deze sektie beschrijf zijn daarnaar gemodelleerd, hoewel ze minder volledig en uitgebreid zijn dan die van Greenbaum en Quirk. De opzet van de opdrachttests is de volgende. De ppn krijgen een zin aangeboden tezamen met een opdracht om iets aan die zin te veranderen. De ppn wordt op het hart gedrukt dat ze alléén de opdracht moeten uitvoeren, en verder absoluut niets aan de zin mogen veranderen. Die opdrachten zijn bij Greenbaum en Quirk van het volgende type: maak de zin vragend, maak de zin negatief, geef de zin een andere tijd (bijvoorbeeld van de tegenwoordige tijd in de verleden tijd zetten), vervang een zinsdeel door een ander. Deze opdrachten kunnen resulteren in twee typen bewerkingen. Bij het eerste type geeft men een opdracht die geen relatie heeft met de konstruktie die onderzocht wordt. Het gaat er in dat geval om te bekijken of de ppn in staat zijn de zin met de konstruktie te reproduceren. Een voorbeeld daarvan is de LD-zin (61), die negatief gemaakt moet worden: het toevoegen van niet beïnvloedt het verschijnen van de LD-konstruktie niet noodzakelijkerwijs. In dat geval hebben Quirk en Greenbaum een aanwijzing dat de zogenaamde afwijkende konstruktie voor deze pp. helemaal niet vreemd is. Hij kan ook bij het uitvoeren van zijn taak de konstruktie stilzwijgend veranderen, zodat de afwijking wordt opgeheven. In dat geval hebben ze een aanwijzing dat de konstruktie niet een onderdeel is van het taalvermogen van de pp. Bij de tweede soort opdrachttest krijgen de ppn een zodanige zin plus opdracht te horen dat het uitvoeren van de opdracht een afwijkende zin zal opleveren. Vervangen de ppn die afwijkende zin weer door een gewone variant, dan is dat een aanwijzing voor de afwezigheid van de konstruktie in het taalvermogen van de informant. Greenbaum en Quirk gebruiken de test voor totaal andere problemen dan onze spreektaalkonstrukties, bijvoorbeeld het semantisch bereik van adverbia in verschillende posities. Deze tests zijn echter ook zeer geschikt om meer te weten te komen over de attitude van sprekers ten opzichte van spreektaalkonstrukties. Omdat we door het produktieonderzoek al vrij precieze gegevens hebben over het voorkomen van de spreektaalkonstrukties hoeven we niet te weten of de konstrukties wel ‘kunnen’. Het gaat er in ons onderzoek om, of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de spreektaalkonstrukties in sommige omstandigheden eerder worden verbeterd dan in andere. De mogelijkheden van een pp. die een spreektaalzin plus opdracht moest uitvoeren waren:
Zijn de syntaktische omstandigheden die de frekwentie van de spreektaalkonstruktie in de gesproken taal konditioneren ook bepalend voor de mate waarin voor reaktie a., b. dan wel c. gekozen wordt, dan is de desbetreffende spreektaalkonstruktie een gewone variabele regel van het Nederlands (zie ook Labov 1972b). Deze tests werden op ongeveer dezelfde manier gemaakt als de akseptabiliteitstests. Eerst werden de zinnen opgenomen, en vervolgens in random volgorde op de band gezet. Omdat er verder vrij grote verschillen zijn tussen de verscheidene opdrachttests wat de procedure betreft, zullen we de details daarvan in de volgende hoofdstuk per test bespreken. Daar geef ik ook de testzinnen. Tenslotte nog een paar praktische opmerkingen. Een opdrachttest is alleen zinvol als de ppn niet weten waar het in de test om gaat. Daarom werd deze test eerst afgenomen. Voor de bespreking is het echter handiger als ze ná de akseptabiliteitstest aan de orde komen. Verder is ten gerieve van de lezer de volgorde van de paragrafen gelijk aan de volgorde van de voorgaande hoofdstukken. Dus eerst EZD, dan LD en ten slotte HK. In werkelijkheid hebben we eerst de LD-test gedaan, en daarna de EZD- en de HK-test. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.2. De EZD-tests8.2.0. Inleiding.In deze paragraaf bespreek ik opzet, werkwijze en resultaten van het experimentele onderzoek naar de EZD-konstruktie (zie ook hoofdstuk 5), eerst die van de evaluatietest (8.2.1.) en daarna die van de opdrachttest (8.2.2.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.2.1. AkseptabiliteitstestsDe algemene probleemstelling die al in 8.1. uiteen werd gezet krijgt voor de EZD-konstruktie de volgende konkrete invulling. In 5.2. wordt aangetoond dat de frekwentie van EZD onder meer bepaald wordt door twee konditio- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nerende faktoren, ten eerste de plaats van het antecedent ten opzichte van het eerste zinsdeel, en ten tweede door de funktie daarvan. Als de funktie en/of de plaats de waardering van een EZD-zin nu ook blijken te beïnvloeden, dan is EZD een syntaktische konstruktie, en niet een min of meer geregeld voorkomende spreekfout. De EZD-konstruktie is dan één van de syntaktische procédé's die de Nederlandse taalgebruiker in een gesprek kan gebruiken. Is er geen of weinig systematiek in de waardering te vinden, dan hebben we eerder met een pure produktieslordigheid te maken. De testband bestond uit twee typen tests, één waarin de funktie van het EZD-element konstant gehouden wordt terwijl de afstand tussen antecedent en EZD-zin systematisch wordt gevarieerd. En één waarin juist de afstand konstant gehouden worden en de funktie varieert. Ik bespreek nu eerst de eerste, waarin het gaat om de afstand. Deze test bestaat uit tien zinnen, waarin het aanwijzend bijwoord daar op de eerste plaats is gedeleerd. Er werden drie onafhankelijke variabelen opgenomen: a. de afstand. We maakten een tweedeling tussen EZD-zinnen met een korte afstand tussen antecedent en deletie (het antecedent staat dan in de direkt voorafgaande zin) en die met een lange afstand (dan staat het antecedent minstens drie zinnen vóór de deletie). b. de aard van de spreker. Uit 5.2.3. bleek dat ook de aard van de spreker als konditionerende faktor beschouwd kan worden. Als het antecedent en de EZD-zin uit de mond van één spreker komen, krijgen we veel minder frekwent deleties dan wanneer het antecedent in een zin zit die door de interviewer wordt uitgesproken. Omdat de tweedeling ‘antecedent bij dezelfde spreker’ versus ‘antecedent bij andere spreker’ in principe onafhankelijk is van de tweedeling in a. was kruiselingse klassifikatie mogelijk. c. Bij de groep testzinnen met een lange afstand tussen antecedent en EZD-zin waren we in staat nóg een variabele in te voeren. We maakten verschil tussen een tweetal zinnen waarin de ‘interveniërende’ zinnen tussen antecedent en EZD-zin door de spreker wordt uitgesproken die ook de EZD-zin zelf zegt, en een tweetal waarin een andere spreker de interveniërende zinnen uitspreekt. We konstrueerden telkens twee zinnen voor een onafhankelijke variabele:Ga naar voetnoot1.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De opzet van het experiment wordt samengevat in figuur 1, waarin de cijfers tussen haakjes betrekking hebben op de bovenstaande zinnen.
Figuur I. Opzet van de eerste EZD-evaluatietest.
Deze testzinnen werden ingesproken en paarsgewijze gekombineerd. Om ervoor te zorgen dat de zinnen (1) tot en met (5) niet telkens de eerste in een paar waren spiegelden we de volgorde binnen de paren na het 23ste paar. De 45 paren die op die manier tot stand kwamen werden in een random volgorde op de uiteindelijke testband gezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede syntaktische eigenschap die mogelijk de akseptabiliteit van een spreektaalkonstruktie beïnvloedt is de funktie van het te deleren element. Daarom konstrueerden we ook een test waarin de funktie van het gedeleerde element systematisch gevarieerd werd, terwijl de afstand gelijk gehouden werd. We kozen voor een korte afstand en het antecedent bij de andere spreker. De funkties die het gedeleerde element heeft zijn: subjekt (11, 12), objekt (13, 14), bepaling van plaats (15, 16), bepaling van tijd (17, 18), en deel van een voornaamwoordelijk bijwoord met voorzetselvoorwerpfunktie (19, 20).
De bovenstaande zinnen kregen precies dezelfde behandeling als de vorige. Zo ontstond een andere testband met 45 paren zinnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De testDe ppn aan wie de twee testen afgenomen werden waren allen eerste of tweedejaars studenten aan de vakgroep Nederlands te Leiden. Zij hadden wel een kursus inleiding taalkunde gevolgd, of waren daarmee bezig, maar omdat die gericht is op totaal andere problemen en de spreektaal helemaal buiten beschouwing laat leek het ons onwaarschijnlijk dat dit feit de resultaten minder geldig zou maken. De beloning voor de deelname bestond slechts uit een gratis konsumptie in de koffiebar. De instruktie bij deze tests, die afgenomen werden na de EZD-opdrachttest, was de volgende: ‘Het tweede experiment bestaat uit 45 maal een tweetal verhaaltjes of dialoogjes. Nu moet U telkens de laatste zinnen van beide dialoogjes met elkaar vergelijken en aangeven aan welke zin U de voorkeur geeft wat zijn vorm betreft. Dat doet U door het nummer van de zin op te schrijven, en een A als U de eerste zin kiest en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B als U de tweede zin kiest. U moet steeds een keus maken. U mag de band stilzetten noch terugdraaien, behalve als er iets anders aan de hand is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResultatenDe resultaten werden bewerkt en geanalyseerd op de manier die in sektie 8.1.1. is beschreven. Het resultaat is dan de volgende schaal, waarin de waardering voor de zinnen telkens van hoog naar laag is geordend. Deze tabellen geven niet alleen informatie over de rangorde van akseptabiliteit van de zinnen, maar ook van de verschillen, die we aantreffen in mate van waardering tussen twee opeenvolgende zinnen op de schaal. In deze, en alle volgende, schaaltabellen zijn de verhaaltjes ingekort (aangegeven met ‘(...)’), omdat anders de teksten te veel ruimte in beslag zouden nemen ten opzichte van de schaal, hetgeen de duidelijkheid niet ten goede zou zijn gekomen.
Tabel 2. De waardering van 10 EZD-zinnen, waarin de afstand tussen EZD en het antecedent daarvan varieert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 3. De waardering voor 10 EZD-zinnen waarin de syntaktische funktie van het gedeleerde element systematisch is gevarieerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interpretatie van de eerste testStel dat de ppn de zinnenparen steeds konsistent hadden beoordeeld op grond van de afstand tussen het gedeleerd zinsdeel en het antecedent van het gedeleerde zinsdeel, hoe had dan tabel 2 eruit gezien? In dat geval hadden de zinnen met een gelijke afstand tussen EZD en antecedent ongeveer dezelfde waardering gekregen en zou er een grote afstand op schaaltabel 2 waar te nemen zijn tussen zinnen met een ongelijke afstand tussen EZD en antecedent. Met andere woorden, we hadden dan verwacht dat (1) en (2) vlak onder elkaar te vinden zouden zijn geweest, en ook bijvoorbeeld (9) en (10). Het is duidelijk dat tabel 2 dit verwachte beeld niet te zien geeft. Er is juist een grote afstand tussen twee zinnen die een gelijke afstand tussen antecedent en gedeleerd zinsdeel hebben. Vergelijk bijvoorbeeld het verschil in waardering tussen de vrijwel gelijke (1) en (2). Daaruit kunnen we afleiden dat de ppn de zinnen volgens heel andere en misschien zelfs steeds wisselende kriteria hebben beoordeeld. De afstand tussen antecedent en EZD is dus hoogstens een nevenkriterium geweest. Dat betekent dat de resultaten met nog meer voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd als die van de voorafgaande hoofdstukken. Ten eerste weten we niet welke andere kriteria zo'n belangrijke rol hebben gespeeld, en ten tweede bestaat er geen zekerheid over het relatieve belang van de afstand tussen antecedent en EZD. Die zekerheid kunnen we krijgen door een andere test te doen, waarin het aantal zinnen dat alleen wat de woorden betreft verschilt (en dus struktureel gelijk is) uit te breiden. Ondanks de geringe konsistentie is het toch wel mogelijk een en ander uit tabel 2 af te leiden. Het is daarvoor nodig, dat we een gemiddelde waardering vaststellen voor zinnen met een gelijke afstand tussen antecedent en EZD. Die vinden we door het gemiddelde verschil van twee zinnen te berekenen ten opzichte van de zin met het laagste waarderingscijfer (in dit geval zin (2)). Ten eerste blijkt dat de aard van de spreker de belangrijkste onafhankelijke variabele is. Indien het antecedent in een vraag van een andere spreker zit, wordt de zin konsekwent positiever beoordeeld dan indien antecedent en EZD-zin door dezelfde persoon worden gesproken: de eerste situatie heeft een waardering van gemiddeld 0,95 punt tegenover 0,43 punt voor de tweede. De variabele afstand heeft een invloed die veel minder eenvoudig te interpreteren is. Het is nodig meteen al een verschil te maken tussen de groep zinnen met dezelfde spreker van het antecedent en die met een andere spreker. Wat die laatste groep betreft is er een lichte voorkeur voor de kleine afstand (gemiddeld 0.98 punt) tegenover grote afstand (0,92 punt). Bij de zinnen met dezelfde spreker zien we een wat groter verschil, dat echter precies tegenovergesteld is aan datgene wat je zou verwachten. De kleine afstand wordt juist minder gewaardeerd dan de grote: respektievelijk 0,39 punt tegenover 0,49 punt. Dat kan vooral gezegd worden voor de gevallen (7) en (8) waarin de tussenliggende zin uitgesproken wordt door een vreemde. Deze krijgen een gemiddelde waardering van 0,59 punt, terwijl (5) en (6) 0,39 punt skoren. Voor de waardering van een EZD-zin maakt het dus weinig uit of er een andere spreker tussen antecedent en EZD-zin zijn zegje doet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan deze test bleek echter één belangrijk bezwaar te kleven. Pas na afloop zagen we dat de zinnen (9) en (10) dubbelzinnig waren in het licht van de opdracht in de instruktie. Het kan zijn dat de ppn hun beoordeling uitsluitend hebben gericht op het laatste deel van de dialoogjes, respektievelijk maar ik heb er nog nooit in een huisje gezeten en het is een leuke buurt. Deze zinsneden die toegevoegd waren om het geheel minder stroef te laten klinken, zijn volkomen welgevormd. Daarom besloten we dit onderdeel van de test over te doen, nu met iets andere testzinnen, waarin de EZD-zin werkelijk de laatste zin is:
Deze twee zinnen werden gekombineerd met de vier zinnen uit de test die wat de onafhankelijke variabelen afstand en spreker betreft, direkt met (9) en (10) in oppositie staan. Dat betreft dus (3) en (4) waarin het antecedent op korte afstand bij de andere spreker zit, en de zinnen (5) en (6) waarin het antecedent op lange afstand bij dezelfde spreker zit. Hoewel aan deze zinnen niets veranderd is, noem ik ze toch maar (3)a, (4)a, (5)a, en (6)a, opdat het verschil tussen de twee tests duidelijk blijkt. Deze zes zinnen werden met elkaar gekombineerd tot 15 kombinaties, die - binnen het paar gespiegeld en tussen de paren in random volgorde - gemixed werden door de HK-akseptabiliteitstest (zie 8.4. voor de details van de afname). De rangorde van deze zinnen en het verschil in afstand van waardering tussen de opeenvolgende nummers in de rangorde wordt gegeven in tabel 4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 4. De waardering van 6 EZD-zinnen waarin de afstand tussen gedeleerd element en het antecedent daarvan varieert.
We zien een wat regelmatiger patroon. Indien de afstand kort is en het antecedent door de andere spreker gesproken wordt, is de waardering het grootst (gemiddeld 1,62 punt). Het verschil tussen de twee andere paren is niet zo groot. Zinnen met een lange afstand en een andere spreker van het antecedent worden iets gunstiger beoordeeld, dan de zinnen met een korte afstand en dezelfde spreker van het antecedent: respektievelijk 0,5 punt en 0,58 punt. De resultaten van dit deel van het waarderingsonderzoek laten zich in tabel 5 samenvatten.
Tabel 5. Akseptabiliteit als funktie van afstand en spreker van het antecedent.
Uit dit schema blijkt dat de EZD-zinnen met een antecedent bij de andere spreker een volkomen ander akseptabiliteitspatroon hebben dan die met een antecedent bij dezelfde spreker. De EZD-zin wordt verreweg het meest gewaardeerd als de afstand kort is, en volgt op de vraag van een andere spreker; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan is er een groep met een ongeveer gelijke waardering, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat de afstand tussen antecedent en EZD lang is, en tenslotte hebben we de EZD-zinnen in een monoloog met een korte afstand, die erg laag gewaardeerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interpretatie van de tweede opdrachttestTabel 3 geeft een ander beeld dan dat wat we hadden verwacht als de funktie van het gedeleerde element een belangrijke faktor voor de waardering van EZD-zinnen was geweest. Was dat laatste het geval geweest, dan hadden de zinnen waarin het gedeleerde element dezelfde syntaktische eigenschappen bezit in een kluitje bij elkaar gestaan, bijvoorbeeld (17) en (18) vlak onder elkaar. Dat is duidelijk niet het geval. Ook hier hebben de ppn andere kriteria gehanteerd, en weten we niet precies hoe belangrijk de syntaktische eigenschappen van het gedeleerde element zijn. Daarom moeten we de resultaten in tabel 3 met dezelfde maksimale voorzichtigheid hanteren als die van tabel 2. Dan blijken de volgende konklusies mogelijk. De akseptabiliteit van EZD neemt in de volgende volgorde toe: bepaling van tijd, subjekt, bepaling van plaats, objekt en deel van een voorzetselvoorwerp. Toch zaten we ook hier met een probleem, namelijk het grote verschil in waardering tussen (11) en (12). In (11) is het aanwijzend vnw.die weggelaten, in (12) het aanwijzend vnw.dat (eventueel het pers. vnw.het). Het kan zijn, dat dit vormelijke verschil verantwoordelijk is voor het kontrast in akseptabiliteit. Om daar iets meer van te weten te komen voerden we een testje uit, dat bestond uit slechts drie zinnen in telkens dezelfde situatie wat afstand en spreker van het antecedent betreft. De eerste zin (21) heeft een weggelaten subjekt die, de tweede (22) een weggelaten subjekt dat, en de derde (23) een weggelaten objekt dat.
Indien nu funktie de belangrijkste eigenschap is, dan verwachten we dat (21) en (22) tezamen minder gewaardeerd worden dan (23). Indien de vorm-hypothese juist is, en het aanwijzend voornaamwoord dat makkelijker deleerbaar is, dan zullen (22) en (23) tezamen meer gewaardeerd worden dan (21). Om dat uit te zoeken werden ook deze drie zinnen met elkaar gekombineerd. De drie paren verwerkten we weer in de HK-waarderingstest (zie 8.4). De uitslag van dit testje is verrassend. De waardering voor (21) is: 0,589 en daarmee het hoogste. De twee dat-deleties krijgen minder punten: (22) 0 punten en (23) 0,519 punt. Hieruit hebben we de konklusie getrokken dat de vorm van het gedeleerde eerste zinsdeel hoogstwaarschijnlijk niet van belang is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.2.2. OpdrachttestIn deze subsektie wordt de opdrachttest besproken die we met de EZD-kon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
struktie hebben uitgevoerd. Het doel van de test was, na te gaan of de mate waarin de opdracht korrekt kan worden uitgevoerd afhankelijk is van de funktie van het weggelaten zinsdeel; en zo ja, of er een verband bestaat met de mate waarin de EZD-konstrukties verschillend worden geproduceerd al naar gelang hun funktieGa naar voetnoot2.. Er zijn drie reakties mogelijk (zie 8.1.2.): de pp voert de opdracht korrekt uit en produceert een nieuwe EZD-zin. Ten tweede kan de pp de opdracht gedeeltelijk korrekt uitvoeren door het eerste zinsdeel aan te vullen en zo van een spreektaalzin een akseptabele schrijftaalzin te maken. Ten derde is het mogelijk dat de pp er niet in slaagt de opdracht korrekt uit te voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WerkwijzeEerst konstrueerden we een aantal testzinnen, waarin het gedeleerde eerste zinsdeel telkens een andere funktie had, te weten subjekt (24), plaatsonderwerp (25), bepaling van plaats (26), bepaling van tijd (27, 28), objekt (29, 30), deel van een voorzetselonderwerp (31) en een bepaling van wijze (32).
Aan deze zinnen werden er nog twee toegevoegd. Ten eerste werd zin (31) aan het einde van de test herhaald, ten tweede werd ook een zin aangeboden met een persoonsvorm aan het begin, maar geen gedeleerd eerste zinsdeel (33):
De dialoogjes werden in de randomvolgorde op de definitieve testband gezet. Deze band werd aangeboden aan dezelfde 18 personen, die ook deelnamen aan de akseptabiliteitstest. De opdrachttest ging echter vooraf aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
akseptabiliteitstest, omdat de eerstgenoemde alleen zin heeft als de ppn niet precies weten waarom het gaat. De instruktie ging als volgt: ‘In het eerste experiment wordt U gevraagd zo snel mogelijk de laatste zin van een elftal dialoogjes ontkennend te maken, en die ontkennende zin te zeggen aan de uitvoerder zonder verder de zin te veranderen.’ Daarna kregen de ppn één voor één de zinnen te horen die ze negatief moesten maken. We gaven de voorkeur aan één soort opdracht, en een mondelinge beantwoording op grond van de resultaten van de opdrachttest bij de LD-konstruktie, die in 8.3.2. besproken zullen worden. Het resultaat van de opdracht schreef ik op een formulier. Deze formulieren werden verwerkt tot één tabel, namelijk 6, waarin de zinnen en ppn geordend zijn van meer iets toevoegen aan de EZD-zin, naar minder. Tabel 6. De resuItaten van de opdrachttest met EZD-zinnen. Een ‘-’ betekent dat de pp de EZD-zin als EZD-zin herhaalt en de opdracht korrekt uitvoert. Een ‘+’ betekent dat de pp de opdracht korekt uitvoert, maar het eerste zinsdeel aanvult. Een ‘*’ wil zeggen dat de pp er niet in slaagt de opdracht uit te voeren. De ppn en zinnen zijn zodanig geordend dat het aantal EZD-zinnen van linksboven naar rechtsonder toeneemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResultatenDe ppn vertonen een vrij konsistent gedrag. Dat blijkt wel uit de uitvoering van de opdracht bij zin (31), die als nummer zeven en als nummer elf in de test voorkwam. Slechts drie ppn geven de ene keer wel een aanvulling en de andere keer niet, de overigen geven twee keer het zelfde antwoord. Een andere vraag is, of de ppn wel normale antwoorden geven. Dat kan tot op zekere hoogte worden nagegaan met behulp van de resultaten bij zin (33). Uit de tabel blijkt wel, dat deze zin vlot negatief gemaakt wordt: ‘had ik ze maar (wel) opgegeten’. Slechts één pp, nummer 8, behandelt de wenszin als een normale EZD-zin, en geeft: ‘Die heb ik opgegeten’. Deze moet dus verder als tamelijk onbetrouwbaar beschouwd worden. Uit de tabel blijkt verder wel, dat het vrij goed mogelijk is, de zinnen en de personen in een implikationele schaal onder te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesprekingZoals we al in 8.1. hebben besproken zijn er drie soorten reakties mogelijk. Voor het gemak beginnen we met de meest radikale: de pp slaagt er niet in aan de opdracht te voldoen. Zo'n reaktie kregen we vooral bij zin (32), waarin zo als bepaling van wijze is weggelaten. Het is misschien wel aardig de reakties van de ppn bij deze opdracht op te sommen: ten eerste was er een groep van acht die reageerde met ‘kan niet’ of ‘heb ik niet verstaan’. Ten tweede de ‘een-woordreakties’ (drie maal), dan twee volstrekt andere parafrases en verder twee aanvullingen van zo: ‘nee, zo was het nooit’. Er is er slechts één, die erin slaagt de opdracht helemaal korrekt te doen, zij het na een valse start. Dat is nummer 17 die zegt: ‘nee nooit / nee / was het nooit’. Wat mogen we uit dit resultaat afleiden? Ten eerste is de deletie van een bijwoordelijke bepaling van wijze voor de meerderheid volstrekt onakseptabel, ja zelfs geen onderdeel van hun passieve kennis van het Nederlands. Een minderheid slaagt er wel in de zin te interpreteren, maar voor hen is dit type deletie toch wel zo beneden de norm, dat ze zo automatisch aanvullen. Het lijkt me niet verstandig aan de ene pp, die de opdracht wel korrekt uitvoerde, veel aandacht te besteden. Belangrijker lijkt me, dat hij én volstrekt alleen staat en er blijkens zijn aarzelingen ook zelf moeite mee heeft. Het kan uiteraard geen toeval zijn, dat deze soort EZD in het korpus gesproken taal ook niet voorkomt. Met andere woorden, zo-deletie behoort niet tot de regels van het Nederlands. De tweede reaktie bestaat uit uitvoering van de opdracht plus aanvulling van het eerste zinsdeel. Dat is volledig het geval bij zinnen (24) en (25), waarin respektievelijk het subjekt dat en het plaatsonderwerp dr is gedeleerd. Deze uitslag betekent, dat deze EZD-regel hoogstwaarschijnlijk wel een onderdeel vormt van het passieve taalvermogen van de ppn. Zij begrijpen, gezien de aanvulling en korrekte uitvoering van de opdracht hoe de zinnen in elkaar zitten. Ze kunnen de zinnen echter niet over hun lippen krijgen, hoogstwaarschijnlijk omdat die voor hen beneden de norm is. De derde reaktie vinden we terug bij de andere EZD-zinnen. Ze begrijpen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de EZD-zin en kunnen de opdracht zonder aanvullingen volbrengen. Er bestaan binnen deze groep echter ook nog wel wat graduele verschillen: de bijwoordelijke bepalingen van tijd (27, 28) vertonen nog de grootste overeenkomst met de subjekten. Ze zijn blijkbaar ook moeilijk deleerbaar. Makkelijker gaat dat met het deel van het voorzetselvoorwerp (31) en het objekt in (29). De bijwoordelijke bepalingen van plaats en het objekt in (30) kunnen nog weer gemakkelijker worden weggelaten. Bij deze resultaten passen twee kanttekeningen. Ten eerste zien we een vrij groot verschil in weglaatbaarheid tussen de twee objekten in (29) en (30). Het is de vraag hoe dat komt. Mogelijk speelt daarbij een rol dat het antwoord in (30) ‘heb ik al gedaan’ ultrafrekwent in de spreektaal voorkomt, en als het ware een vaste formule is geworden, waarvoor andere normen gelden. Bij (29) is eerder sprake van een apart gekonstrueerde EZD-zin. De tweede kanttekening heeft te maken met de beperkingen van de test. Voordat men verbanden gaat leggen tussen de verschillende resultaten, is het nodig goed te bedenken dat we hier alleen de funktie hebben gevarieerd in één speciale situatie, namelijk een vraag met daarin het antecedent, en een direkt volgende EZD-zin als antwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.3. Linksdislokaties8.3.0. InleidingIn deze paragraaf geef ik een overzicht van de werkwijze en de resultaten van de tests over Linksdislokaties. De akseptabiliteitstest wordt behandeld in 8.3.1., en de opdrachttest in 8.3.2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.3.1. AkseptabiliteitstestAls het aanwijzende element, dat tussen eerste zinsdeel en persoonsvorm wordt geplaatst, slechts een ontsporing is van de spreker die er zijn gedachten niet bij kan houden, verwachten we dat er geen systematiek te vinden zal zijn in de waardering van de verschillende soorten LD-zinnen. Indien, aan de andere kant, linksdislokaties gemaakt worden volgens één of meer regels uit het taalsysteem van de gewone taalgebruiker, dan verwachten we dat ook de waardering voor de verschillende LD-soorten systematisch zal verschillen. Dit is de achtergrond van onze akseptabiliteitstest voor LD-zinnen. In de eerste plaats besloten we de vorm van het gedislokeerde element systematisch te veranderen. Daarom bevat de toets zinnen a. met een NP als LD-element (34, 35, 36, 37); b. met een PP als LD-element (38, 39, 40, 41), en tenslotte c. met een bijzin als LD-element (42, 43).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Binnen de NP's en PP's maakten we nog een onderscheid tussen bepaalde LD-elementen (34, 36, 37, 38, 39, 41) en onbepaalde (35, 40). Daarnaast maakten we een onderscheid naar funktie. Zo zijn de NP's onderverdeeld in een subjekt (35), objekt (34), deel van een voorzetselvoorwerp (36) en bepaling van plaats (37). De PP's zijn onderverdeeld in bepalingen van tijd (41) en plaats (40), een voorzetselvoorwerp (38) en een bijvoeglijke bepaling (39). De bijzinnen vallen uiteen in één onderwerpszin (42) en één bijwoordelijke bijzin (43). Tenslotte voegden we nog twee zinnen toe met een sterk afwijkende LD-konstruktie, die veel minder frekwent voorkomt in ons spreektaalkorpus en slechts even in hoofdstuk 6 aan de orde is. Het gaat hier om een herhaling van het aanwijzende element na het onderschikkend voegwoord in de bijzin: (44) en (45).
Deze testzinnen werden door mij ingesproken, en gekombineerd tot 66 paren. De volgorde binnen de paren werd weer gespiegeld vanaf paar 34, en de volgorde van de paren op de testband was ‘at random’. Deze band werd afgedraaid voor 23 personen, twee maal in een groepje van vier personen en de rest individueel. De rest van de procedure was gelijk aan die bij de EZD-test (zie 8.2.1.). De instruktie voor de test, die na de opdrachttest werd gehouden, was de volgende: ‘De tweede test bestaat uit 66 paren waarin verschillende soorten zinnen voorkomen. Wat wij willen weten is of U aan de eerste dan wel de tweede de voorkeur geeft. Wanneer het de eerste is, omcirkel dan A, wanneer het de tweede is, omcirkel dan B. Het is de bedoeling dat, ook als U het niet zeker weet, u één zin omcirkelt. Is er een fout gemaakt, omcirkel dan allebei, en geef de juiste aan met een pijltje.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResultatenDe individuele skores werden verzameld en verwerkt op de manier die in 8.1.1. beschreven staat. De resultaten staan weergegeven in tabel 7, waaruit blijkt dat de spreiding van de oordelen aanzienlijk is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 7. De waardering voor 12 LD-zinnen met verschillende types van LD-konstituenten.
Omdat we teveel variabelen in te weinig zinnen bleken te hebben ondergebracht, konden we geen goede beoordeling maken van de konsistentie van de oordelen en de betrouwbaarheid van de ppn. We zien aan de lage waardering van zinnen waarin de dislokatie in de bijzin staat (44) en (45) (die ook voor anderen veel minder akseptabel zijn), dat de ppn hun werk gewetensvol hebben verricht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterpretatieWat de vorm van het LD-element betreft, kunnen we op een samenhang daarvan met de waardering wijzen. De bijzinnen (42, 43) worden het hoogst gewaardeerd (1,965), dan volgen de NP's (34, 35, 36, 37) (1,313) en daama de PP's (38, 39, 40, 41) (1,213) op geringe afstand. De spreiding in de waardering binnen de groep van de NP's en PP's is ech- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter groot, hetgeen niet zozeer verklaard kan worden door het verschil tussen bepaald en onbepaald, de andere onafhankelijke vormvariabele. De onbepaalde LD-elementen worden gemiddeld slechts 0.083 punt minder gewaardeerd dan de bepaalde LD-elementen. De NP's vallen in twee groepen uiteen: de bijwoordelijke bepaling (37) met een lage waardering (0,8129) en het subjekt (35), objekt (34) en voorzetselvoorwerp (36) met gemiddeld een hoge waardering (1,817). Ook de PP's worden niet homogeen gewaardeerd. Het voorzetselvoorwerp (38) heeft een erg lage waardering (0,688), ongeveer de helft van de andere PP's (39, 40, 41). De waardering voor een gedislokeerd voorzetselvoorwerp met een voorzetsel in het LD-element is dus veel geringer dan die voor een voorzetselvoorwerp dat als NP gedislokeerd wordt, een bewijs te meer voor de geringe binding tussen het voorzetsel en zijn objekt. Overigens is het goed om in het oog te houden dat de gemiddelde waardering van de andere PP's toch nog lager uitvalt dan die voor de NP's. Uit de resultaten blijkt wel, dat de verschillende soorten linksdislokaties lang niet allemaal even akseptabel zijn. De systematiek die erin zit hangt slechts ten dele samen met de vormeigenschappen van het LD-element alleen. Veeleer is het zo, dat de akseptabiliteit bepaald wordt door de relatieve geschiktheid van een bepaalde vorm van het LD-element voor de funktie die dat element heeft in het syntaktische verband in de zin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.3.2. OpdrachttestIn deze paragraaf gaan we nog wat diepgaander na wat de status is van de LD-zinsvorm. De vraag is dus, of het patroon waarin de ppn de verschillende opdrachten uitvoeren systematisch samenhangt met de soorten LD-konstrukties in de zinnen die ze te horen krijgen. Er zijn weer drie mogelijkheden. Ten eerste kan hij volledig falen bij het maken van de opdracht. We nemen dan aan dat die LD-konstruktie op geen enkele wijze deel uitmaakt van het aktief of passief beheerste regelsysteem. Ten tweede kan de pp de opdracht korrekt uitvoeren, maar het aanwijzende vormpje weglaten, zodat er een gewone mededelende zin ontstaat met één zinsdeel voor de persoonsvorm. De konklusie die we daaruit willen trekken is, dat de pp dit type LD-konstruktie in ieder geval passief beheerst, maar hem zózeer substandaard acht, dat hij de produktie ervan tot iedere prijs vermijdt. Tenslotte kan de pp de opdracht korrekt uitvoeren en ook de LD-konstruktie erin intakt te laten. In dat geval hebben we een aanwijzing dat de LD-konstruktie tot het taalvermogen van de spreker behoort. Voordat we over kunnen gaan tot de bespreking van de onafhankelijke variabele waar het in deze test om gaat, moeten we eerst enige aandacht besteden aan twee variabelen in de methode. Zoals is vermeld, werden de tests in een volgorde gemaakt en afgenomen die afwijkt van de volgorde die in dit hoofdstuk is aangehouden: de LD-tests waren onze eerste. Daarom gebruikten we deze tests om uit te zoeken welke methode het meest geschikt was voor ons type onderzoek. In 8.1.2. merkten we al op dat Greenbaum en Quirk (1970) twee soorten opdrachten onderscheiden. Bij de eerste soort heeft de verandering die de ppn in de zin moeten aanbrengen geen noodzakelijke in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vloed op de geteste konstruktie. Een dergelijke test hebben we behalve met EZD (zie 8.2.2.) ook met LD gedaan, en wel in de zinnen (50) tot en met (61). Bij de tweede soort tests moeten de ppn iets aan de zin veranderen dat wel gevolgen heeft voor de geteste konstruktie, bijvoorbeeld kan de akseptabiliteit verminderen. Dit type opdracht hebben we gegeven bij de zinnen (62) tot en met (67). Het inzicht in de status van de spreektaalkonstrukties dat beide soorten geven is niet gelijk. Bij testzinnen van de tweede soort kunnen we de volgende typen reakties verwachten. Ten eerste kan de pp de proef korrekt uitvoeren, en een zin maken met een minder akseptabele LD-konstruktie erin. Een voorbeeld daarvan is zin (46), die ingebed moet worden in ‘ik denk dat ....’, met (47) tot gevolg:
Een dergelijke uitvoering van de opdracht betekent dat de pp de LD-konstruktie in bijzinnen niet beheerst. De tweede mogelijkheid bij de beantwoording is (48):
In (48) is de inbeddingsopdracht korrekt uitgevoerd, ten koste van de LD-konstruktie. Uit zo'n uitvoering mogen we afleiden dat de pp de LD-konstruktie passief beheerst en herkent. Hij weet ook in welke syntaktische omgevingen de konstruktie thuishoort, maar rekent de bijzin daar niet toe. De derde mogelijkheid die ppn hebben is (49):
Uit een dergelijk antwoord mogen we afleiden dat de ppn zowel de gewone LD-konstruktie als de LD in bijzinnen aktief en passief beheerst. Tenslotte heeft de pp ook nog de mogelijkheid de opdracht niet tot enigerlei einde te brengen. Wat daaruit af te leiden valt, is niet erg duidelijk, omdat de opdrachten vrij moeilijk zijn. Door de kombinatie van de twee soorten opdrachten in één test kregen we de kans te onderzoeken welke soort opdracht het meest geschikt is voor deze konstrukties. De tweede onafhankelijke variabele in de methode heeft te maken met de manier waarop de ppn het resultaat kenbaar maakten: de ene helft van de ppn (nrs 1 t/m 12) deed dat schriftelijk, de andere helft mondeling (13 t/m 23). Door vergelijking van de resultaten onderzochten we de geschiktheid van beide voor ons onderzoek. Tenslotte onderzochten we of de aard van het LD-element de akseptabliteit van de zinnen beïnvloedt. Ten eerste varieerden we systematisch de vorm van het LD-element: NP (zin (50) t/m (57) en (62, 63, 66, 67)), en PP (58, 59, 60, 61, 64, 65). Ten tweede varieerden we de funktie van het LD-element: subjekt (50, 51, 52, 53, 66, 67), objekt (62, 63) VZVW (55, 56, 57, 60, 61, 65), bijwoordelijke bepaling van tijd (54, 58) en plaats (59, 64, 65). We maakten ook nog verschil tussen LD's in bijzinnen (50, 51, 52, 53, 62, 63) en in hoofdzinnen (alle andere). Uit deze opsomming blijkt dat twee typen LD helemaal ontbreken, te weten NPLD en BijzLD. De reden daarvoor is, dat we aannamen dat deze typen wel allemaal korrekt herhaald zouden wor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, omdat ze immers het meest frekwent voorkomen in de gesproken taal (zie 6.2.2.).Ga naar voetnoot3. De testzinnen werden ingesproken op een band, en daarna in een randomvolgorde op de definitieve testband gezet. Bovendien werden de zinnen (52) en (61) aan het einde herhaald. Deze herhaalde zinnen verschijnen als (52)a en (61)a in de tabellen. Tests van de eerste soort:
Tests van de tweede soort
De instruktie bij deze test luidde als volgt: ‘U doet mee aan een taalkundig experiment dat uit twee delen bestaat. Eerst krijgt U een aantal zinnen te horen waarmee U een opdracht moet uitvoeren. Het is de bedoeling dat U de zin verder zoveel mogelijk hetzelfde houdt en die opschrijft op de stippeltjes op het tweede deel van het skoreformulier. De volgende opdrachten komen voor: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ppn werden in de gelegenheid gesteld voor het begin van de test vragen te stellen over de gang van zaken. Vervolgens boden we de band aan aan de groep ppn die het resultaat van de opdracht mondeling uitbrachten. De instruktie werd daarvoor op twee punten gewijzigd. Ten eerste werd de zinssnede over het opschrijven vervangen door: en die dan tegen mij zegt. Ten tweede werd de voorlaatste zin, over het herstellen van fouten, eruit gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResultatenIn tabel 8 en 9 staan de resultaten van deze test. Beide moeten op de volgende manier gelezen worden. Een ‘+’ betekent dat iemand de opdracht korrekt uitgevoerd heeft, en ook de LD-konstruktie handhaaft. Een ‘-’ betekent dat de proef korrekt wordt uitgevoerd, hoewel het aanwijzend vormpje weggelaten wordt zodat de zin begint met een normaal nominaal eerste zinsdeel. Een ‘*’ wil zeggen dat de pp er niet in slaagde de opdracht tot een goed einde te brengen. En ‘-/+’ betekent dat de pp pas in tweede instantie een LD (re)produceerde.
De betrouwbaarheid van de informanten kon worden getoetst door vergelijking van de antwoorden op de zinnen (52) en (61) met respektievelijk (52a) en (61a). We zien dat er zeven gevallen zijn waarin de ene keer een ‘+’ en de andere keer een ‘-’ in de tabel voorkomt. In totaal waren daarvoor 46 mogelijkheden, zodat de ppn redelijk konsistent hebben geantwoord. Toch is er met de zeven veranderingen nog iets merkwaardigs aan de hand. Alle zeven keer veranderen de ppn van een min naar een plus, en nooit omgekeerd. Dat verschijnsel is mijns inziens alleen te verklaren door aan te nemen dat de ppn in de loop van de test steeds meer op de LD-konstruktie zijn gaan letten. Deze toenemende bewustheid schaadt uiteraard de waarde van de test. Als de pp weet waarom het gaat worden zijn antwoorden zo goed als waardeloos. Natuurlijk wisten de ppn van te voren helemaal niets van de test, maar, omdat het voorkomen van een LD-konstruktie het enige gemeenschappelijke kenmerk van de serie testzinnen is, was een aantal van hen in staat dat doel te rekonstrueren. Op grond hiervan besloten we de volgende opdrachttests zowel korter te maken als er ook ‘afleiders’ in te stoppen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterpretatieAllereerst bekijken we welke soort opdrachten het meest geschikt zijn voor het onderzoek naar spreektaalkonstrukties. Uit een oppervlakkige beschouwing van de tabellen 8 en 9 blijkt al wel, dat de opdrachten van de tweede soort bijzonder weinig positieve resultaten opleveren. Het gaat hier om de zinnen (62) en (63) waarin men een LD-zin moet inbedden, (64) en (65) waarin men een andere konstituent op de plaats van de LD-konstituent moest zetten, en (66) en (67) die passief gemaakt moesten worden. In deze zes zinnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd slechts negen keer een LD gehandhaafd, van de 138 keer dat dat mogelijk was geweest. Dat wijst er al op dat deze soort opdrachten minder geschikt is. Het was echter ook mogelijk dat nog wat preciezer uit te zoeken door de vergelijking van de resultaten bij twee paren zinnen met dezelfde struktuur, die zowel met een opdracht van de eerste soort als één van de tweede werden aangeboden. Het betreft allereerst de zinnen (52) en (51) die negatief gemaakt moesten worden tegenover (62) en (63) die ingebed moesten worden. In alle vier de gevallen zou als doelstruktuur, dat NP dat pro .... hebben moeten verschijnen. Bij de opdracht van de eerste soort lukt dat redelijk (13 maal tegenover 2 mislukkingen), bij de opdracht van de tweede soort, waarbij de ppn dus zelf moesten gaan inbedden, slaagt slechts één pp (tegenover drie onthoudingen). Een zelfde beeld vinden we bij de zinnen (64) en (65) waarin een voorzetsel konstituent naar voren moet worden gehaald tegenover (59) waarin een LD-zin met een voorzetselkonstituent op de eerste plaats staat. In beide gevallen zou de doelstruktuur PP daar persoonsvorm moeten zijn. Deze struktuur geven de ppn bij de opdrachttest van de tweede soort slechts vijf maal, terwijl de ene zin met een opdracht van de eerste soort maar liefst dertien doelstrukturen oplevert. Voor een eerlijke vergelijking moet dat aantal dus nog verdubbeld worden. Ook de resultaten van de opdracht maak passief leveren weinig korrekte strukturen op. Hier kunnen we echter geen zinnen met dezelfde doelstruktuur maar een opdracht van de tweede soort tegenover stellen. Deze negatieve resultaten met opdrachten van de tweede soort kunnen natuurlijk uitgelegd worden als een bewijs voor de marginale status van de LD-regel in het aktieve taalvermogen van de ppn. Ik denk echter dat het uitvoeren van opdrachten die meer dan één verandering in de opdrachtzin teweegbrengen voor nietlinguistisch geschoolde proefpersonen te moeilijk is. Daar komt nog bij, dat de ppn door het mondelinge aanbieden alleen zijn aangewezen op wat zij van de zin hebben onthouden, en dus geen steun hebben aan het schrift. Daarom hebben we in de later ontwikkelde tests alleen opdrachten van de eerste soort gekozen, en daarbinnen alleen gevraagd de zinnen negatief te maken. Dat laatste deden we om de volgende redenen. Ten eerste kan deze soort opdracht gemakkelijk zo worden geformuleerd dat iedereen hem kan begrijpen. Bij andere opdrachten, bijvoorbeeld: zet deze zin in de verleden tijd wordt een veel groter beroep gedaan op de kennis van de ppn, of er moet veel uitgelegd worden. Bovendien sluit de opdracht aan op een vaardigheid, waarvan men in het dagelijks taalgebruik toch al veel gebruik maakt. Ook in gewone gesprekken maakt men wel eens een vorige zin ontkennend. Ten tweede voldoet het negatief maken ook als afleider, omdat de ppn vaak wikken en wegen over de vraag waar het woordje niet moet worden geplaatst, of over de vorm van het negatie-woord (niet, dan wel geen etc.). De tweede variabele in de methode in deze test was de manier waarop de ppn konden antwoorden, mondeling tegenover schriftelijk. Welke is de meest betrouwbare? Het antwoord daarop kan worden gevonden door nauwkeurige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestudering van de tabellen 8 en 9. We letten dan allereerst weer op de zinnenparen (52)-(52)a en (61)-(61)a. In tabel 10 staan de gevallen waarin een pp de identieke zin en opdracht anders uitvoerde, uitgesplitst voor de mondelinge en de schriftelijke wijze van beantwoorden.
Tabel 10: Gewijzigde uitvoeringen van de herhaalde opdrachten.
Uit de tabel blijkt dat de mondelinge wijze van beantwoorden iets konsistentere resultaten oplevert. Niet alleen zijn de resultaten bij de mondelinge test konsistenter, zij zijn ook regelmatiger. Dat laat zich afleiden uit de tabellen: in beide zien we een duidelijk beeld. Het is mogelijk om een rangorde te maken in de ppn, van degenen die vrijwel nooit een LD-zin reproduceren naar degenen die dat bijna overal doen. Het is ook mogelijk om een rangorde te maken van zinnen die vrijwel altijd met LD worden gereproduceerd naar zinnen waarbij dat nooit gebeurt. Het grote verschil tussen de tabellen 8 en 9 is echter, dat deze implikatieschaal bij de mondelinge beantwoording aanmerkelijk minder uitzonderingen (dat zijn plusjes in het min-gebied en andersom) kent, dan die van de schriftelijke beantwoording: respektievelijk acht bij de mondelinge en achttien bij de schriftelijke test. Daaruit konkludeerden we dat de mondelinge manier van opdrachten uitvoeren het meest geschikt is voor de bestudering van spreektaalkonstrukties. Een bijkomend voordeel van de mondelinge uitvoering is bovendien nog, dat de manier waarop een pp een kennelijke fout herstelt, namelijk door op te houden en weer te beginnen, aanzienlijk informatiever is, dan de enkele doorhalingen bij de schriftelijke test. Daarvan weet je nooit wanneer de pp. zijn fout inzag. De derde onafhankelijke variabele is de vorm van de verschillende opdrachtzinnen. Uit tabel 8 en 9 wordt wel duidelijk dat de LD in bijzinnen een totaal andere status heeft dan die in hoofdzinnen. De ppn herhalen de provorm bij voorkeur niet in de zinnen (50)-(53). Bij de LD-strukturen in hoofdzinnen valt het op, dat we een duidelijke rangorde kunnen konstrueren. Voorzetselvoorwerpen worden het makkelijkste met een provorm herhaald. Daarbij is de vorm van de LD-konstituent van geen belang: zowel PP's als NP's houden frekwent hun LD-vorm, hetgeen merkwaardig is in het licht van de resultaten van de akseptabiliteitstest. De plaatsbepalingen worden wat minder gedislokeerd en daar weer onder zitten de bepalingen van tijd. Bij deze laatste is er ook geen verschil tussen NP's en PP's als LD-konstituent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.4. HerhalingskonstruktiesDe herhalingskonstruktie werd onderzocht met behulp van een akseptabiliteitstest en een herhaalexperiment. Hier zal ik alleen het akseptabiliteitsgedeelte rapporteren, omdat het herhaalexperiment erg moeilijk interpreteerbare resultaten opleverde. Het doel van de akseptabiliteitstest was ongeveer gelijk aan dat van de akseptabiliteitstesten bij de EZD- en de LD-konstrukties. Door na te gaan of er systematiek zit in de waardering van de verschillende soorten HK's, en of deze systematiek overeenkomt met die in frekwentie van HK's willen we meer te weten komen over de plaats van de Hk in het taalvermogen van de spreker. De volgende syntaktische eigenschappen werden in de test als onafhankelijke variabelen ingevoerd:
Deze onafhankelijke variabelen werden in de volgende zinnen ingevoerd:
Deze zinnen werden door mij ingesproken, en met elkaar tot 45 paren gekombineerd. De volgorde binnen de paren werd vanaf de helft gespiegeld, en de volgorde tussen de paren was random. Tussen deze testzinnen in werden ook nog een aantal paren EZD-zinnen op de definitieve testband gezet (zie 8.2.1). De test werd aan 33 personen afgenomen, voor het grootste deel weer eerstejaars studenten aan de Vakgroep Nederlands van de R.U. Leiden. Ze kregen de volgende instruktie: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘U doet mee aan een waarderingsek speriment. Daarbij hoort U 66 maal een tweetal zinnen. Het is de bedoeling dat U duidelijk maakt aan welke van dat tweetal U de voorkeur geeft. Dat kunt U doen door achter het nummer een A te schrijven (voor de eerste zin) dan wel een B (voor de tweede). Soms hoort U geen zinnen maar een tweetal dialoogjes. Bij deze dialoogjes moet U de laatste zin van elk beoordelen. U mag niet:
Er zijn helaas een aantal bliepjes en andere storende bijgeluiden in deze testband opgenomen. U moet daar zoveel mogelijk niet op letten. Het gaat erom dat U let op de vorm van de zinnen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResultatenDe individuele skores werden verzameld en bewerkt volgens de methode die in 8.1.1. beschreven is. De resultaten kunnen worden samengevat in tabel 11:
Tabel 11. De waardering van 10 HK-zinnen met verschillend B-deel en overloopdeel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterpretatieWelke syntaktische eigenschappen van HK-zinnen beïnvloeden de akseptabiliteit? Ten eerste is de lengte van de zinsdelen relevant. Dat blijkt uit het feit dat (73), (74) en (75) een gemiddelde waardering hebben van 0.42 punt, terwijl (71), (68) en (69) op slechts 0.19 punt uitkomen. Helemaal vlekkeloos als werkzame faktor is de lengte niet omdat één van deze drie zinnenparen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(69)-(74) juist een tegengesteld beeld vertoont. De tweede eigenschap, één of meerdere zinsdelen in het overloopdeel, is overduidelijk van belang: tussen (76) met drie zinsdelen en (77) met één ligt een kloof in de waardering van 0.69 punt. De derde eigenschap, de syntaktische funktie kunnen we bestuderen door de gemiddelde waardering van de objekten ((69), (70) en (74) te vergelijken met de gemiddelde waardering voor bepalingen in zinnen met verder identieke eigenschappen (71, 75, 72): respektievelijk 0.41 punt tegenover 0.17 punt. Een HK met een objekt als overloopdeel is dus meer dan twee keer zo akseptabel als één met een bepaling als overloopdeel. Tenslotte de aanwezigheid van een werkwoordelijke eindgroep. Dat blijkt ook een faktor te zijn die de akseptabiliteit beinvloedt: de gemiddelde waardering voor zinnen met een werkwoordelijke eindgroep is meer dan twee keer zo groot als voor zinnen zonder werkwoordelijke eindgroep: (69) en (71) komen op maar 0.22 punt tegen 0.48 punt voor (70) en (72). Het is ook mogelijk iets te zeggen over de werkzaamheid van de verschillende faktoren ten opzichte van elkaar. Veruit het sterkste is de variabele ‘aantal zinsdelen’, de drie andere zitten dichter op elkaar met de rangorde ‘aanwezigheid werkwoordelijke eindgroep’, ‘syntaktische funktie’ en ‘lengte’. Het is misschien wel verrassend dat de variabele ‘lengte’ er zo weinig toe doet. Het feit dat de ppn in staat zijn de HK-zinnen systematisch op akseptabiliteit te beoordelen, en dat deze akseptabiliteit blijkt af te hangen van de eigenschappen van het overloopdeel kunnen we als een argument beschouwen voor de status van konstruktie voor HK. |
|