Zederymen(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] [O Ghy verkoren Gods geslachte] I V. O Ghy verkoren Gods geslachte Ghy komt den Heer weer in 't gedachte, Vw jammer ziet hy droevigh aan. Zijn gunst, nu 't onheil is geweken, Komt lieflijk weer te voorschijn bre-ken. Want al zijn gramschap is gedaan. I I. Op goede gronden kanmen bouwen: 't Geloov' heb' nu zijn vast vertrouwen Dat God alleen vermogen heeft. Want al uw haters en haar goden Zijn of gestorven of gevloden, Daar God altijt en eeuwigh leeft. [pagina 269] [p. 269] I I I. Of 's doods verderf den mensch komt raken God kan hem weder levend maken. Hy slaat, en is ter hulp bereit. Zijn macht kan niemant wederstreven. Des spreekt Hy, met zijn hant verheven, Ik leve in der Eeuwigheit! I V. God zal zijn glinsterend zwaart gaan wetten Om elk, die zich wil tegen zetten, Te domplen in zijn brein en bloet. Zijn zweert zal 't vlees en vet verteeren Der gener die zich niet bekeeren, Maar godloos blijven van gemoet. V. Ghy Heidnen en Gods uitverkoren Laat overluit u juichen hooren: God straft uw vyand die 't verdient. Zijn tegenstrijders zijn verdreven. Schep land en volk nu een nieuw leven; Want God is wederom uw vrient. Vorige Volgende