Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade
(1995)–Anoniem Annales Rodenses– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Tekst en Vertaling | |
[pagina 68]
| |
Annales RodensesGa naar voetnoot+Fuerunt in Flandriensi provintia duo nobiles, germani fratres, aput seculum preclari et potentes, quorum alter Gerardus et alter vocabatur Rutgerus, invicti videlicet patriȩ et reipuplicȩ tutores. Unde gravissimis contra se exortis a principibus terrȩ illius preliis contulerunt se obsequio Romani Imperatoris, qui locavit Gerardum aput Wasenberch et Rutgerum aput Clive traditis utrique tot et tantis terrarum beneficiis, ut et ipsi et eorum posteri ex rerum felicitate principes facti sint huius regionis. Horum igitur nobili ex progenie in natali eorum terra remanente surrexit vir illustris Amorricus nomine, habitans quidem aput oppidum, cui nomen est Anthonium, non longe a Thornaco civitate. Civitas hȩc sita est in confinio Brabantiȩ et Flandriensis provintiȩ iuxta flumen quod Xelda nuncupatur, in aquilonari illius latere, copiosa existens et fȩcunda effluenti rerum ubertate et illustris dignitate pontificalis cathedrȩ. Oppidum vero predictum versus occidentem a civitate est situm in australi predicti fluminis littore, quasi itinere unius leucȩ, ubi predictus vir ille dictus est habitasse. Qui cum nobilis esset vitȩ nobili quoque conducta uxore genuit ex ea dilectissimos sibi liberos et pro naturali iure sibi diligendos, unum tamen precipue quasi illius felicitatis prescius dilexit ante alios, cui vocabulum erat Ailbertus, qui etiam ab alienis pre omnibus aliis est adamatus. Unde precogitato quasi prophetali consilio dilectissimum sibi puerum non relinquere aput seculum tradidit illum Thornacensi ecclesiȩ litterarum officio et clericali religione informandum, ut canonicus eiusdem factus ȩcclesiȩ ibidem cum ceteris Domino Deo servituris divinȩ religionis persolveret obsequium. Ȩcclesia hȩc pontificali cathedra insignis est et precellens dignitate, quȩ etiam tunc inter alias religione pollebat et honore. | |
[pagina 69]
| |
Kroniek van KloosterradeEr hebben in Vlaanderen twee edellieden geleefd, volle broers van elkaar, waarvan de een Gerard heette en de ander Rutger. Zij waren zeer beroemd en machtig in de wereld en golden als onoverwinnelijke verdedigers van hun vaderland en de gemene zaak. Omdat er echter hevige conflicten ontstaan waren tussen hen en de vorsten van dat land, stelden zij zich onder het gezag van de keizer van het Roomse Rijk, die Gerard te Wassenberg en Rutger te Kleef plaatste,Ga naar voetnoot1 waarbij hij beiden zoveel land in leen gaf, dat zowel zijzelf als hun nakomelingen door hun voorspoed vorsten van die streek zijn geworden. Uit hun adellijk geslacht nu, dat in hun geboorteland achtergebleven was, kwam een beroemd man voort, Amorrik,Ga naar voetnoot2 die in de versterkte plaats Antoing woonde, niet ver van de stad Doornik. Deze stad ligt bij de grens van BrabantGa naar voetnoot3 en Vlaanderen, aan de rivier de Schelde op de noordelijke oeverGa naar voetnoot4 en is rijk en vruchtbaar door een overvloed aan alles; zij onderscheidt zich [van andere steden] doordat zij de waardigheid van een bisschopszetel bezit. De plaats waar - zoals gezegd - Amorrik woonde, ligt één mijl ten westenGa naar voetnoot5 van de stad Doornik op de zuidelijkeGa naar voetnoot6 oever van de rivier. Omdat hij van adel was, huwde hij ook een vrouw van adel en hij verwekte bij haar kinderen, van wie hij veel hield en die hij volgens de natuurwet [ook] moest beminnen; toch hield hij van één, Ailbertus genaamd, meer dan van zijn andere kinderen, alsof hij er een voorgevoel van had dat Gods zegen op deze rustte. Deze werd ook door mensen buiten het gezin boven alle anderen bemind. Toen hij dan - als had hij een profetische blik - reeds vroeg besloten had zijn meest geliefde kind niet in de wereld te laten, vertrouwde hij hem toe aan de kerk van Doornik om onderwezen te worden in de letteren en in het leven als geestelijke, om daar als kanunnik van die kerk, samen met anderen die van plan waren God de Heer te dienen, de verplichtingen van de goddelijke eredienst te vervullen. Deze kerk onderscheidt zich door de waardigheid van een bisschopszetel; ook toen overtrof zij reeds de andere kerken door de vrome leefwijzeGa naar voetnoot7 en door haar aanzien. | |
[pagina 70]
| |
Ubi transacta ȩtate illa quȩ sub magistri ferula constat ȩducanda, votum vovit Deo iuventute etiam transcensa mundum penitus se relicturum ad[i]uvante se Salvatoris clementia. Et ne interim fortasse aliqua infirmitate ȩtatis suȩ a sancta deviare potuisset [pro]missione, quam Domino spoponderat servare, si ociis et levitatibus tanto vacaret [tempor]e, cȩpit cum omni studio in philosophis et liberalibus meditari disciplinis sub proviso sibi preceptore; unde scolis t[ransactis]Ga naar voetnoot1 promotus eiusdem cuius extitit canonicus ȩcclesiȩ, pro eo quod secundus sibi non inveniretur ibi in profectu litterali[s studii]. Quo ipse officio pro votis accepto quasi hoc ad tempus deservire posset Domino, cum in causa rerum n[on esset am]bitio, factus est quasi primus omnium doctor artium liberalium arbitr[atus] etiamGa naar voetnoot2 in docendo ob[sequium se] prȩstare Deo. Transacto interea tempore scolaris eius doctrinȩ f[unctus es]t sacerdotali dignit[ate as]censiones virtutum ponens sibi in corde, quod hoc officio dignius Deo et de[votius]Ga naar voetnoot3 posset servire et ecclesiasticis solummodo disciplinis cȩpit vacare, manum subtrahens pȩnitus ab omni mundiali impeditione. Nam et corpus statim continuis affecit ieiuniis et orationes prolixis prolongavit vigiliis et benificia largius circumquaque pauperibus distribuit et egenis. Unde fama bonȩ opinionis eius ubique in populum se diffundente cȩperunt eum universi laudibus extollere, quod vere Dei servus esset ille, qui tanta sui castigatione et tam religiosa Deo serviret habitudine. His enim diebus rarum habebatur et laude dignum proprio aliquem arbitrio castum videri et religiosum. Quo sacerdosGa naar voetnoot4 audito se videlicet favore vano extolli a populo temptavit occulte egredi de terra nemine sibi conscio, sperans iam implere votum, quod adolescens voverat Domino, sed preventus est a suis quibusdam amicis et retractus et ne eos relinqueret sacramento adiurationis constrictus, quod Dei scilicet actum voluntate opus adhuc demonstrat illius. Nam statim facultates suas et possessiones in egenos dispersit et pauperes et seipsum acrioribus maceravit ieiuniis et prolixiis insistebat orationibus et vigiliis et postremo ȩdificavit ibidem ȩcclesiamGa naar voetnoot5 sumptu et dispendio proprii laboris. Porro Dei famulo id interim agente demonstratus est ei frequenter in visionibus situs loci huius, qui nunc Rodensi monasterio est decoratus. Ȩcclesia autem predicta ab ipso constructa sacerdote sita est iuxta | |
[pagina 71]
| |
Toen de tijd verstreken was die men voor zijn opvoeding onder de tuchtroede van een meester moet doorbrengen, legde hij voor God de gelofte af, de wereld volledig te verlaten met de hulp van de genade van de Heiland, wanneer zijn jeugd voorbij zou zijn. En om intussen niet door een of andere zwakheid van zijn leeftijd van de heilige gelofte die hij de Heer gedaan had, af te wijken, als hij voor niets doen en lichtzinnigheid zoveel tijd zou hebben, legde hij zich met alle ijver toe op de filosofie en de vrije kunsten onder leiding van een leraar die hem toegewezen was. Toen hij vervolgens de school doorlopen had van de kerk waaraan hij als kanunnik verbonden was, werd hij [tot scholaster] benoemd,Ga naar voetnoot8 omdat er geen tweede zoals hij gevonden werd, die zover gevorderd was met de studie in de letteren. Hij nam dit ambt aan omdat het met zijn gelofte overeenkwam en omdat hij God hiermee een tijd lang zou kunnen dienen. Hoewel hij geen eerzucht in die richting had, is hij zogezegd de belangrijkste leraar in de vrije kunsten geworden, menend dat hij God ook zijn gehoorzaamheid betoonde door te onderwijzen. Toen dan de tijd van het onderwijs geven was verstreken, ontving hij de priesterlijke waardigheid,Ga naar voetnoot9 omdat hij zich steeds grotere deugdzaamheid ten doel stelde en hij God door dit ambt waardiger en vromer zou kunnen dienen. Hij had nog slechts oog voor zijn leven in dienst van de kerk, waarbij hij zijn handen volledig aftrok van al het wereldse dat een belemmering zou kunnen zijn. Terstond onderwierp hij zijn lichaam aan voortdurend vasten en hij verlengde zijn gebedsoefeningen met lange nachtwaken en hij deelde overal rijkelijk aalmoezen aan de armen en behoeftigen uit. Toen de roem van zijn goede naam zich overal onder het volk verbreidde, begonnen allen hem hemelhoog te prijzen dat dit werkelijk een dienaar van God was, die God diende met zoveel zelfkastijding en met een zo vrome leefwijze. In die dagen werd het nog voor zeldzaam gehouden en lofwaardig dat iemand uit vrije wil een kuis en vroom leven leidde. Toen het de priester ter ore gekomen was, dat hij door het volk met ijdele lof geprezen werd, probeerde hij heimelijk, zonder dat iemand het wist, uit het land weg te gaan, in de hoop de gelofte die hij als jongeman aan de Heer had afgelegd, te vervullen. Maar sommigen van zijn vrienden verhinderden dat en hielden hem tegen; zij dwongen hem onder ede te zweren dat hij hen niet zou verlaten. Ook nu nog bewijst zijn werk dat dit door de wil van God is gebeurd. Want terstond verdeelde hij heel zijn vermogen en bezittingen onder de behoeftigen en de armen en kwelde zichzelf met nog heviger vasten en volhardde in lange gebedsoefeningen en nachtwaken. Tenslotte bouwde hij daar een kerk op eigen kosten en met zijn eigen handen.Ga naar voetnoot10 Terwijl de dienaar Gods dit nu deed, is hem vaak in zijn dromen de ligging van de plek getoond die nu getooid is met het klooster van Rode. De bovengenoemde kerk dan die door de priester zelf is gebouwd, ligt ten westenGa naar voetnoot11 van de stad Doornik, op een | |
[pagina 72]
| |
Thornacum ab occidua civitatis parte, in quodam videlicet colle a loco non longe, et post aliquot constructionis suȩ annos congregatis illic fratribus canonicis facta est eis monasterium religionis. Ubi tandem dum in arto colle pro sui multitudine non possent permanere et quia difficile erat eis necessaria queque super ardua contrahere, construxerunt sibi monasterium in planitie inter collem videlicet et civitatem in prato situm, quod ex situ loci ‘In Prato’Ga naar voetnoot6 est nuncupatum, superius ordinatis fratribus qui etiam ibi divinum celebrent ministerium. Huius vero monasterii fratres eodem quo et hii Rodenses habitu utuntur et scemate, id est nigra cappa superpellicioque et tunica interiore. Consummata igitur predicta quam sacerdos construxerat ȩcclesia et ad usum divini cultus consecrata, egressus est ipse de natali terra versus orientem itinere directus comitantibus secum duobus germanis fratribus, quorum alter Thyemo et alter vocabatur Walgerus, quibus ipse erat tertius, comprobante Domino qui direxit eos, quod fidelis et idoneus sanctȩ Trinitatis cultor suus esset sacerdos. Et collecto itinere non longo a civitate cȩperunt inter se mutuo conferre quonam potius gressum possent dirigere, cum inprovisȩ ignari essent viȩ; unde sacerdoti incidit in corde inter Renum et Mosam locum incultum querere ubi ex proprio labore Domino posset deservire, quasi hoc illi etiam tunc revelaret Dominus, a quo dudum ei - ut credebatur - in natali terra situs Rodensis ȩcclesiȩ totiens est demonstratus, qui inter Renum et Mosam constat positus. Et preterito Traiectensi oppido circuierunt ubique partes Riphariȩ sine prosperitate inquisitionis suȩ, quia nusquam invenerunt locum ubi sacerdos vellet permanere, quasi disposuisset Deus eum quamvis nescium in Rodensem locum perducere. Sacerdos preterea et fratres eius natione erant cognati comitis Gerardi de Gelren et Goswini de Hemesberch et comitis Heinrici de Krikenbach et comitis Theodrici de Clyve, quos pariter et hos eodem tempore constat vita viguisse. Illi enim fuerant pronepotes duorum fratrum illorum FlandriensiumGa naar voetnoot7 unde narratio hȩc sumpsit exordium, ex quorum etiam progenie tres isti fratres edocti sunt processisse. Horum ergo consanguineus cum esset sacerdos et fratres eius, noluit tamen ad eos quasi subsidium petiturus gressum divertere, quia soli Deo commendavit spem perȩgrinationis s[uȩ]. | |
[pagina 73]
| |
heuvel niet ver van de stad; en toen zich daar een aantal jaren na de bouw reguliere kanunniken verzameld hadden, is die voor hen de kloosterkerk geworden.Ga naar voetnoot12 Toen zij vanwege hun grote aantal niet meer op de kleine heuvel konden blijven - het was ook moeilijk het noodzakelijke over de hellingen boven te krijgen - hebben zij voor zich een klooster in de vlakte gebouwd, tussen de heuvel en de stad, in een wei. Naar zijn ligging kreeg het klooster de naam ‘In de Wei’.Ga naar voetnoot13 Voor het hoger gelegen klooster werden broeders aangesteld om ook daar de eredienst te vieren. De broeders van dit klooster dragen dezelfde kleding en in dezelfde snit als die van Rode, namelijk een zwarte mantel, een koorkleed en daaronder het gewone kleed.Ga naar voetnoot14 Toen dan de kerk die de priester gebouwd had, klaar was en voor de eredienst was gewijd, is hij uit zijn geboorteland in oostelijke richting weggetrokken. Twee volle broers, Thyemo en Walger, begeleidden hem - zelf was hij de derde van het groepje, waarmee de Heer, Die hen leidde, liet zien dat Zijn priester een trouw en goed vereerder was van de Heilige Drievuldigheid. Niet ver van de stad hielden zij halt en overlegden onderling waarheen zij het beste konden gaan, omdat zij niet wisten welke weg te nemen, daar zij zo onvoorbereid waren vertrokken. Toen kwam de priester op de gedachte tussen Rijn en Maas een onbebouwde plek te zoeken, waar hij de Heer met het werk van eigen handen zou kunnen dienen; het was ook op dat moment alsof de Heer hem dit openbaarde, door Wie hem vroeger in zijn geboorteland zo vaak - naar hij meende - de plek van het klooster van Rode is getoond, die inderdaad ligt tussen Rijn en Maas. En toen zij de stad Maastricht voorbij getrokken waren, doorkruisten zij RipuariëGa naar voetnoot15 zonder te slagen bij hun zoeken, omdat zij nergens een plek vonden waar de priester wilde blijven. Het was alsof God besloten had hem buiten zijn weten naar Rode te voeren. De priester en zijn broers waren bovendien door hun geboorte verwant aan graaf Gerard van Gelre, aan Gozewijn van Heinsberg, aan graaf Hendrik van Kriekenbeek en aan graaf Diederik van Kleef,Ga naar voetnoot16 die in dezelfde tijd leefden als de priester en zijn broers. Zij waren immers achterkleinzonenGa naar voetnoot17 van de twee broers uit Vlaanderen waarmee dit verhaal is begonnen, uit wier geslacht ook deze drie broers zijn voortgekomen, zoals hen altijd verteld was. Hoewel de priester en zijn broers dus bloedverwanten van hen waren, wilde hij toch niet naar hen toegaan om hulp te vragen, omdat hij alleen op God de hoop gesteld had dat zijn tocht zou slagen. | |
[pagina 74]
| |
His diebus ingressus est suum Rodense castrum comes Adelbertus de Saphenberch dictus quasi Dei nutu illic sacerdoti occursurus, quod postmodum rei comprobavit eventus. Comes iste nobilis fuit natione sed provectus ȩtate, cuius etiam inter cȩtera, quȩ habuit plurima, proprium fuit allodium huius Rodensis parrochiȩ. Uxor vero comitis vocabatur Mathildis, magnȩ in Christo - ut ferebatur - devotionis, quȩ illi iam seni ex ȩtate parili unicum genuerat filium nomine Adolphum, utrique dilectiorem super aurum et topazion, solus quippe fuit hȩres illorum. Sacerdos vero agens interea gressum iuxta Rodense castrum ad comitem est ingressus significata ei perȩgrinationis suȩ causa cum supplicatione subiecta, qui concessit ei in suis ubique terminis locum querere; vellet quippe illi, si huic aptum operi inveniret, libenter acquiescere. Unde perlustratisGa naar voetnoot8 ubique nemoribus circa valles et rivulos quasi ex his duobus aptior habitatio sit et situs, planum quoddam est ingressus, cuius faciem recognovit se adhuc in Flandria existens creberrimis aspexisse visionibus. Erat autem locus exterius arboribus ubique circumpositus et in medio herba floridus et in utroque sui latere fontium ubertate irriguus, quasi situs a Domino provisus servis suis fuisset et preparatus. Et procedens paululum ubi nunc cripta habetur et sacrarium, erectis sursum manibus et dimissis in terram genibus toto corpore humi est summissus cum devotis ad Deum supplicationibus, pro eo quod sibi divinitus idem locus olim in visionibus crebro fuisset premonstratus. Inter hȩc quoque tinnitum quasi clangorem campanarum ibidem sub terra resonum se manifeste contestati sunt audisse fratres eius Thyemo et Walgerus, quos huc itineris sui habuit socios hoc videlicet significante presagio, quod ipse locus Dei servitio esset insigniendus. Et considerata circumquaque locorum qualitate, quod hic sufficerent ligna, amnis esset contigua nec gravis lapidum distantia, ubique arabili imminente terra, indicavit comiti congruum sibi ad inhabitandum se invenisse locum, si tantum largitate ipsius mereretur accessum. Sed quia contiguus castro est locus et castrorum tumultus cenobiis est obnoxius, voluit eum comes hinc summovere quo quietius posset habitare, sed ipse magis elegit hic remanere. Tunc tradidit ei locum Dei servitio mancipandum, et quicquid inter duos fontes et eorum continetur torrentes assignavit ei totum, ab occidua videlicet via usque in orientalem fluvium, quicquid nemoris pratique fuit et agrorum. NonGa naar voetnoot9 enim plura habuit hic | |
[pagina 75]
| |
In die dagen is graaf Adelbert van SaffenbergGa naar voetnoot18 naar zijn kasteel te Rode gegaan, om daar als het ware door een beschikking van God de priester te ontmoeten, zoals de afloop later heeft bewezen. Deze graaf was van adellijke afkomst, maar al hoogbejaard; aan hem behoorde - naast al het andere dat hij bezat - de parochie Kerkrade als vrij-eigengoed toe. Zijn vrouw heette Mathilde, die, naar men zei, Christus zeer toegewijd was en die haar reeds bejaarde man, terwijl zij zelf even oud was, een kind had geschonken. Deze zoon Adolf, hun eniggeborene, was hen dierbaarder dan goud en topaas, omdat hij hun enige erfgenaam was. De priester dan was inmiddels in de buurt van het kasteel Rode gekomen, ging naar de graaf en zette hem de redenen van zijn tocht uiteen met het verzoek hem te helpen. Deze stond hem toe overal in zijn gebied een plek te zoeken. De graaf immers wilde hem graag ter wille zijn, als de priester een plek vond die geschikt was voor zijn werk. Nadat hij vervolgens overal de bossen rond de dalen en beken had bekeken, omdat door deze twee zakenGa naar voetnoot19 de ligging van een woonplaats geschikter is, betrad hij een vlak terrein, waarvan hij het uiterlijk herkende. Toen hij nog in Vlaanderen verbleef, had hij het zeer vaak in zijn dromen gezien. Om de plek heen stonden overal bomen en in het midden groeide weelderig groen; aan beide zijden werd zij door rijke bronnen besproeid alsof deze plek door de Heer voor Zijn dienaren was voorbestemd en voorbereid. Hij ging enige stappen naar voren tot de plaats waar nu de crypte en het priesterkoor zijn, hief zijn handen omhoog, zonk op zijn knieën en strekte zich met zijn hele lichaam op de grond uit, waarbij hij God vroom dankte omdat deze plek hem vroeger herhaaldelijk van Godswege in zijn dromen was getoond. Op hetzelfde moment klonk daar ook een onderaards gerinkel, als het geluid van klokjes. Zijn broers Thyemo en Walger, die zijn metgezellen waren op de tocht hierheen, verklaarden dat duidelijk gehoord te hebben. Dit was kennelijk een voorteken dat deze plek voor de dienst van God moest worden bestemd. En nadat hij de gesteldheid van de terreinen in de omgeving bekeken had - hout was daar ter plekke in voldoende mate, een riviertje was dichtbij en stenen op niet al te grote afstand, terwijl er overal ploegbare grond in de buurt was - heeft hij de graaf gezegd dat hij een plek gevonden had die voor hem geschikt was om daar te wonen, als de graaf hem tenminste welwillend toegang tot dat terrein verleende. Omdat de plek echter dichtbij het kasteel lag en het rumoer daarvan schadelijk is voor een klooster, wilde de graaf dat hij een verderop gelegen plek zou kiezen, waar hij rustiger kon wonen, maar hij gaf er de voorkeur aan hier te blijven. Toen droeg de graaf hem die plek over om ze te bestemmen voor de dienst van God. En wat er lag tussen de twee bronnen en hun stromen,Ga naar voetnoot20 wees hij hem in zijn geheel toe, en wel van de weg in het westen tot aan het riviertje in het oosten alles wat er was aan bos, wei en akkers.Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 76]
| |
circa a possessore vacua, quȩ ei tunc potuisset dare, nec ipse affectavit multa possidere, quia proposuerat sibi paupertatem huius vitȩ. Et cum sibi designarentur termini, tunc etiam id spacii, quod inter vallem castrensis viculi et cursum continetur rivuli, a fluvio orientali usque in medium luci propter locum molendini fecit terminis suis assignari; unde post paululum posuit molendinum in eodem spacio super ripam eiusdem fluvii. | |
1104Anno Dominicȩ incarnationis MCIIIIo regni autem imperatoris Heinrici huius nominis quarti XLVIIo, sedis vero Obberti Leodiensis ȩcclesiȩ episcopi XIIIo, indictione XIIa, ingressus est locum hunc Ailbertus sacerdos et cȩpit in eo primus omnium cum duobus predictis habitare fratribus labori et operibus propriis insistens manibus; incultus quippe erat locus et ab homine nunquam inhabitatus. Et erecta inibi cappella ex lignorum materia celebravit in ea etiam primus humanȩ salutis misteria Dei servitio initians locum cooperante sibi in omnibus Salvatoris clementia. Plebs vero circumposita, comperto rumore quendam Dei servum, qui verus doctor esset animarum, huc advenisse et hic velle ad serviendum Domino permanere, cȩpit certatim ad eum et maxime timentes Deum confluere et monita salutis ab eo percipere suppeditantes quoque illi stipendia [h]uius vitȩ. Distributis enim in egenis facultatibus suis in terra nativitatis nichil tulit secum substan[t]iȩ aut facultatis paupertatem Christi sperans imitari voto ȩternȩ illius promissionis. Unde necesse erat illi laborem et opus propriis exercere manibus et benificia non aspernari suscipere a fidelibus. Nec silentio est pretereundum quod convicanei huius loci, quibus olim situs erat notus, asserebant sibi inde crebro sacras et memoriȩ dignas visiones apparuisse et pastores, qui ibi pascebant greges, affirmabant se etiam sepe in eo dulcisonum et quasi angelicum audisse concentum, quasi hoc fuisset presagium quod futurum ibi esset christianȩ religionis ministerium. Unde promulgato ubique hoc rumore | |
[pagina 77]
| |
Hij had immers hier in de buurt niet meer land waarop nog niemand zat, dat hij hem had kunnen geven; en zelf wilde de priester niet veel bezitten, omdat hij zich voorgenomen had in armoede te leven. En toen hem de grenzen van het gebied werden aangewezen, liet hij zich ook het terrein toewijzen dat gelegen is tussen het dal van het kasteeldorpje en de loop van een beekje, en wel vanaf het riviertje in het oosten tot midden in het bos, om plaats te hebben voor een molen. Korte tijd later bouwde hij daar ter plekke een molen op de oever van dat riviertje.Ga naar voetnoot22 | |
1104In het jaar van de menswording des Heren 1104 - het 47ste jaar van de regering van keizer Hendrik IV, het dertiende jaar van het episcopaat van Otbert, bisschop van Luik,Ga naar voetnoot23 het twaalfde jaar van de indictie - heeft de priester Ailbertus deze plek betreden en is daar als eerste met zijn twee broers gaan wonen, waarbij hij met eigen handen alle werk verrichtte. De plek was immers onbebouwd en nooit door mensen bewoond. En nadat hij daar een kapel van hout had gebouwd, vierde hij er ook als eerste de mysteriën van het menselijk heil en wijdde hij de plek aan de dienst van God, terwijl de genade van de Heiland hem bij alles hielp. Toen omwonenden het gerucht vernomen hadden, dat een dienaar van God, die een echte leraar voor de zielen was, hier was aangekomen en er wilde blijven om de Heer te dienen, stroomden zij als om strijd naar hem toe, vooral de godvrezenden, en namen zijn vermaningen tot hun heil in zich op, terwijl zij van hun kant hem alles gaven wat nodig is om te leven. Want omdat hij in zijn geboorteland al zijn bezittingen onder de armen verdeeld had, had hij goed noch geld meer bij zich. Hij hoopte immers de armoede van Christus na te volgen omwille van Zijn belofte der eeuwige goederen.Ga naar voetnoot24 Daarom moest hij alle werk met eigen handen doen en de weldaden van de gelovigen niet versmaden. Niet onvermeld mag blijven dat de omwonenden aan wie de plek reeds lang bekend was, verzekerden dat zij er dikwijls heilige en gedenkwaardige verschijningen gezien hadden, en dat herders die daar vaak hun kudden weidden, bevestigden dat zij er dikwijls een lieflijk gezang, als van engelen, gehoord hadden, alsof dit een voorteken ervan was dat daar eens de christelijke eredienst gevierd zou | |
[pagina 78]
| |
incultus remansit locus et a nemine est inhabitatus, donec idem huc ingressus est et habitavit sacerdos. | |
1105Anno autem secundo sui adventus corde inspiratus pro commonendis parentibus et cognatis regressus est ad terram nativitatis in loco fratre suo Thyemone relicto; nam Walgerus interim Ierosolimam, ubi finivit et vitam, est profectus. Et commonitis parentibus et notis ad patriam suspirare salutis in reditu rogatus est a nobili matronaGa naar voetnoot10 et divite ecclesiam regularis formae sibi fundare sed non acquievit ei, eo quod voluntatem haberet sine intermissione ad locum suum remeare. Unde proxima nocte quasi angelica commonitusGa naar voetnoot11 visione precibus matronae libenter acquiescere, coepit ei in proximo ecclesiam fundare et, quantum dimidio potuit anno, construxit Domino sibi auxiliante in terra scilicet Brabantiae, quae Elsebech nuncupata est, ordinata iam ibi monachica religione. Quo iam facto et loco - prout potuit - disposito, cum ibi nollet remanere, regressus est huc, unde non recesserat mente constanter hic Domino serviens et devote. | |
1106/1107Anno adventus sui tertio erexit sanctuarium ex materia lapidum desuper lapidibus obductum volens succedente sibi oportunitate consummare monasterium. His diebus annona erat cara et plebs est fame nimis afflicta, quia fructum suum negarat terra, sed sacerdoti omnis necessitas suppleta est a comite et destinata rerum abundantia a maioribus terrae, qui se contulerant ad notitiam orationis eius et amicitiae, sed ipse sibi nihil horum reservavit in posterum, nisi illo qui dona susciperet deficiente. Is etiam saepissime in media hyeme, dum omnia constringuntur frigore, sine amictu viguit exteriore, quem egenis constat exhibuisse, quia non est visus ab egenis manum largitatis unquam subtraxisse. | |
[pagina 79]
| |
worden. Daarom was de plek, toen dit gerucht zich overal verspreid had, onbebouwd en onbewoond gebleven, totdat de priester hier was gekomen en er was gaan wonen. | |
1105In het tweede jaar na zijn aankomst voelde hij zich gedrongen naar zijn geboorteland terug te keren om zijn verwanten te vermanen; zijn broer Thyemo bleef alleen ter plekke achter, want Walger was intussen naar Jerusalem vertrokken, waar hij ook gestorven is. En nadat hij zijn verwanten en bekenden had vermaand te verlangen naar het vaderland van het heil, is hem op de terugweg door een rijke adellijke dame gevraagd een kloosterkerk voor haar te bouwen, maar hij weigerde, omdat hij zonder oponthoud naar zijn eigen plek wilde terugkeren. De volgende nacht echter werd hij door het verschijnen van een engel - zo meende hij - ertoe gebracht aan het verzoek van de dame bereidwillig tegemoet te komen. De dag daarop begon hij voor haar de kerk te bouwen en met Gods hulp trok hij deze op zover als hij in een half jaar kon. Zij was gelegen in het gebied van Brabant dat Elsbeke heet, waar de kloosterlijke leefwijze reeds was ingevoerd.Ga naar voetnoot25 Toen hij dit gedaan had en de verschillende delen van het terrein voorzover mogelijk hun bestemming had gegeven, keerde hij, omdat hij er niet wilde blijven, hierheen terug vanwaar hij in de geest nooit was weggegaan, en diende de Heer hier standvastig en vroom. | |
1106/1107In het derde jaar na zijn aankomst heeft hij een priesterkoor van steen gebouwd met een stenen gewelf, met de bedoeling de kloosterkerk geheel af te bouwen, wanneer de gelegenheid zich voordeed.Ga naar voetnoot26 In die dagen was het koren schaars en de bevolking leed erge honger, omdat de aarde geen vruchten voortbracht. De priester echter werd van het noodzakelijke voorzien door de graaf en hij kreeg van de aanzienlijken van de streek die naar hem toe waren gegaan, toen zij hoorden van zijn bidden en zijn gastvrijheid, een overvloed van allerlei zaken toegewezen. Hij echter heeft niets van deze gaven voor zich gereserveerd voor de toekomst, zolang er nog iemand was om gaven aan te nemen. Zelf liep hij dikwijls midden in de winter, terwijl alles bevroor door de kou, zonder mantel; die had hij aan de armen geschonken. Nooit immers zag men dat hij zijn vrijgevige hand van de armen heeft afgetrokken. | |
[pagina 80]
| |
Unde bono rumore istius famae se etiam in alias terrae partes diffundente, quod vere Dei servus esset iste, venit ad eum Conradus Traiectensis ecclesiae episcopus habito cum eo huiusmodi sermone, quod sterilis esset haec terra et incolarum iure occupata, volens hinc eum secum in suam diocesimGa naar voetnoot12 adsportare promissa ei magna et fertiliori terra in Traiectensi regione, sed ipse noluit hinc voto terrenae acquisitionis recedere. Conradus iste construxit monasterium Traiecti gratoGa naar voetnoot13 scemate in honore sanctaeGa naar voetnoot14 Mariae, et voluit illam indomabilem Fresonum gentem ad solitam christianitatis observantiam redigere, sed ipsi inito contra eum mortis consilio destinaverunt ad eum quasi pacis baiulum pro se simulatam ab eo misericordiam quaerere, qui petita coram illo venia se levans a terra occidit eum occulte infixo uteri illius pugione, et sic coronatus est episcopus corona vitae. Sacerdos vero Ailbertus humilis erat valde et in omni morum praeclarus honestate, verax in sermone et strenuus in opere, in elemosinisGa naar voetnoot15 largus et in hospitalitate uberrimus, assiduus in vigiliis et continuus in ieiuniis, in oratione sedulus et in Dei servitio devotus, inter homines conspicuus et in universis actibus fidelis et honestus. Habitus autem illius erat modicus, nec multum vilis nec nitidus, strictior tamen et brevior quam modernus sit usus, vix pedes eius contingens superius, quo et quali antiquitus vigente adhuc religione utebatur clerus. Sed interius circa corpus pro tunica cilicio semper fuit perindutus. Calceorum quoque usus non erat ei penitus, nisi tunc tantum cum divinum celebraret officium, nudis semper existens pedibus, quia illum nec hyemale vincebat frigus, qui sancta charitate erat amictus. Apostolicam enim vitam, qua suos quoque pater ille informat Augustinus pro ordine, est imitatus semper communem vitae legem ad normam servans apostolici coetus, et propriis nihilominus operi insistens manibus, ut et beatus fecisse legitur Paulus, | |
[pagina 81]
| |
En omdat zijn goede naam zich ook verbreidde over andere delen van het land - dát was pas een dienaar van God - kwam Koenraad, bisschop van Utrecht,Ga naar voetnoot27 naar hem toe. In een gesprek bleek dat hij hem van hier naar zijn eigen diocees wilde brengen, omdat de grond hier onvruchtbaar was en rechtens in het bezit der bewoners,Ga naar voetnoot28 en daarbij beloofde hij hem een groot en vruchtbaarder stuk land in het Utrechtse. Maar hij wilde niet van hier weggaan omdat hem elders grond beloofd werd. Deze Koenraad bouwde te Utrecht een kerk met een mooie vorm ter ere van de Heilige Maria;Ga naar voetnoot29 hij wilde het ontembare volk der Friezen tot de gebruikelijke gehoorzaamheid der christenen terugbrengen, maar zij beraamden een moordaanslag tegen hem en zonden iemand naar hem toe die zich voordeed als vredesgezant om huichelachtig voor hen barmhartigheid te vragen. Deze vroeg hem vergiffenis, stond op en doodde hem door verraderlijk een dolk in zijn buik te steken, en zo is de bisschop gekroond met de levenskroon.Ga naar voetnoot30 De priester Ailbertus was zeer nederig en muntte uit door deugdzaam leven; hij was waarheidsgetrouw in het spreken en ondernemend in het werken, vrijgevig in aalmoezen en zeer gul voor zijn gasten; constant hield hij nachtwaken en voortdurend was hij aan het vasten; hij was ijverig in het gebed en vroom in de dienst van God; onder de mensen viel hij op en bij al zijn daden was hij trouw en eerlijk. Zijn kleed echter was bescheiden, niet erg armoedig maar ook niet schitterend, strakker en korter dan de huidige dracht; het raakte nauwelijks zijn voeten. Het was hetzelfde kleed als vroeger de geestelijkheid droeg, toen de tucht nog streng was. Daaronder droeg hij op zijn lijf in plaats van een gewoon onderkleed altijd een geiteharen kleed. Ook schoenen droeg hij nooit, tenzij bij het vieren van de Heilige Dienst.Ga naar voetnoot31 Hij liep altijd blootsvoets omdat de winterse kou degene die bekleed is met de heilige liefde, niet deert. Hij volgde waarlijk het apostolische leven dat vader Augustinus ook zijn volgelingen als leefregel onderwees, dat wil zeggen dat hij de regel volgde van het gemeenschappelijk leven zoals men bij elkaar kwam in de tijd van de apostelen.Ga naar voetnoot32 En daarbij pakte hij alle werk met eigen handen aan, zoals - naar wij lezen - ook de heilige Paulus deed, | |
[pagina 82]
| |
et lineis exterius pro habitu est usus, quibus etiam utebatur apostolus Iacobus, qui appellatur Iustus, primus scilicet Ierosolimorum episcopus. Et cum ipse summae esset abstinentiae, ut in exhausto quoque eius apparuit corpore, dapsilis tamen erat aliis et semper coram omnibus hilaris et largus erat valde, semper bona plenus voluntate, manum exhibitionis nunquam subtrahens ab ullius petitione, si tamen vacuus non erat prorsusGa naar voetnoot16 substantia rerum aut facultate. Neque enim carnibus ulla pro infirmitate usus est aut sagimine, sobrietati semper vacans et parsimoniae pro conservanda utriusque hominis castitate, cum modo labascatGa naar voetnoot17 homo ex cibi voluptate modo ex quacunque stomachi plenitudine. Et simili modo abstinuit vino et omni potu voluptuoso, nisi aut hospitum gratia aut aegritudinis molestia imbecillitatem suam temperaret ullo modico. Unde divini opus miraculi constat fuisse, quod ipse tepor aquae, quam ille semper ex usu solebat potare, in vini saporem in manu eius mutatus est tertia vice. Nam quodam tempore acerrima corporis detentus passione qua se assumendum putabat ex homine, rogavit sibi a baiulo haustum quo perfunderet gustum afferri de fonte; sed in allato sibi vasculo vini cognito sapore suspicatus est naturale vinum fuisse, rogat iterum ac tertio toties potu a se remoto non vinum sibi sed haustum porrigi aquae et baiulo iureiurando affirmante eundem potum seGa naar voetnoot18 procul dubio in fontem toties hausisse, eum bibit et convaluit vir Dei gratias agens et benedicens Domino coeli et terrae. Porro vir iste fuit tantae compassionis et misericordiae in proximorum egestate ut nunquamGa naar voetnoot19 vacuus ab eo ullus pro aliqua recederet petitione, nisi aliqua rerum donaret eum facultate autGa naar voetnoot20 verbi divini recrearet consolatione. Plus enim valde Deo acceptum fuisse consolari aiebat egenos et procurare et maxime domesticos fidei et vitae quam aedificia domorum, quae succedente sibi senio peritura sunt, construere, cum animae ad imaginem Dei factae immortales sint et semper victurae. Et cum in dandis rebus tam hilaris esset et largus quasi ab apostolis missus apostolicae vitae discipulus, nunquam tamen aut raro visus est egens aut vacuus, quia ei semper necessaria providebat et contulit, cui ipse servivit, universorum Procurator et Dominus. Unde ex plurimis miraculis huius unum sufficit ad narrandum, ne tot et tanta lectorem reddant ambiguum. Quadam enim die invalescente iam ubique gravi et asperrima fame, cum nusquam venalia invenirentur stipendia huius vitae, nec in loco hoc haberentur panes nisi tres tantum ad sumptum totius familiae, ingressi sunt hospites, consumpti sunt panes remanente sine pastu die illo Dei | |
[pagina 83]
| |
en als bovenkleding gebruikte hij linnen dat ook de apostel Jacobus de Rechtvaardige gebruikte, de eerste bisschop van Jerusalem.Ga naar voetnoot33 En ook al leefde hij zelf zeer sober, zoals ook bleek uit zijn uitgemergeld lichaam, toch was hij voor anderen gul en tegenover iedereen altijd opgewekt en zeer vrijgevig; altijd even welwillend, waarbij hij steeds de helpende hand bood als iemand hem om iets vroeg, tenzij hij zelf goed noch geld meer had. Ook heeft hij nooit vlees of vet gegeten bij enige ziekte, en was hij altijd sober en spaarzaam om de kuisheid van ziel en lichaam te bewaren, omdat de mens nu eens door verlangen naar voedsel dan weer door een volle maag wankelt. En evenzo onthield hij zich van wijn en elke genotverschaffende drank, tenzij hij gasten had of door ziekte gedwongen enige drank gebruikte om aan te sterken. Daarom was het zeker een wonder dat de flauwe smaak van water dat hij altijd placht te drinken, tot drie keer toe in zijn handen de pittige smaak van wijn heeft gekregen. Want toen hij eens zo ernstig ziek was dat hij dacht te zullen sterven, vroeg hij een dienaar hem water uit de bron te brengen om er zijn brood in te dopen. Maar toen hem dit in een kom gebracht was, rook hij wijn en dacht dat dit natuurlijke wijn was; hij vroeg een tweede en derde keer, nadat telkens de drank was weggebracht, hem geen wijn maar water uit de bron te geven, en toen de dienaar hem onder ede verzekerde dat hij die drank wis en waarachtig telkens uit de bron had geput, dronk de man Gods hem en werd hij weer beter, waarbij hij de Heer van hemel en aarde dankzegde en loofde. Verder was deze man zo vol medelijden en barmhartigheid bij het zien van de armoede van zijn naasten, dat nooit iemand met lege handen wegging als hij om iets vroeg; óf hij gaf hem enig geld of goed, óf hij sterkte hem met de troost van het goddelijke woord. Hij zei herhaaldelijk dat het God veel aangenamer was de behoeftigen te troosten en te verzorgen en vooral de geloofs- en huisgenoten, dan gebouwen op te richten die, wanneer ze oud zijn geworden, in elkaar zullen vallen, terwijl de zielen naar het beeld van God gevormd onsterfelijk zijn en altijd blijven leven. En hoewel hij in het uitdelen blijmoedig en vrijgevig was als een door de apostelen gezonden navolger van het apostolische leven,Ga naar voetnoot34 zag men toch zelden of nooit dat hij gebrek leed of helemaal niets meer had; immers de Verzorger en Heer van allen, Die hij diende, zorgde altijd voor hem en verstrekte hem alles wat hij nodig had. Daarom is het voldoende van de vele wonderen rond hem dit éne te vertellen, opdat de lezer niet door zo vele en zo grote wonderen aan het twijfelen wordt gebracht. Op zekere dag, toen de hongersnood overal steeds ernstiger en bitterder werd en er nergens meer levensmiddelen te koop waren en er op deze plek voor de gehele gemeenschap slechts drie broden beschikbaar waren, zijn gasten aangekomen en hebben de broden opgegeten, zodat de priester Gods die dag geen eten kreeg. Maar toen 's morgens vroeg de | |
[pagina 84]
| |
sacerdote, sed aperto mane hostio remanente adhuc in orationibus Dei famulo, inventum est plaustrum stans ante hostium, omnibus bonis onustum, quod non est dubitandum divinitus illi fuisse transmissum proflua largitate bonorum hominum. Accepta interim comes libertate cuiusdam terrae apud Berenbruch solutisque inde possessoribus tradidit ei ibidem duos mansos, utroque determinato sexagintaGa naar voetnoot21 diurnalibus cum omnium decimarum iure, ubi ipse illico construxit curtim ecclesiae, quae prima caeterarum fuit ex constructione. Mathildis uxor comitis, cum et ipsa bonae esset in Christo devotionis, dedit ei etiam mansum, sed per comitis manum, inter Meinweidam et Anstelam situm superius Hagenrode, eadem qua comes illum possederat lege absque decimarum iure, quia illae non sui iuris sed cuiusdam ministerialis fuere. Comes quoque dedit ei septem iugera et curtile cum decimarum iure inter Crumbach et Rothe, et apud Crumbach omnis iuris sui decimas, et apud SpechusenGa naar voetnoot22 dedit illas de sua curte et quaecunque in allodio hoc ipsius fuere, excepta porcorum et volatilium redditione, ea rationeGa naar voetnoot23 quod non horum vir Dei uteretur coctione. Post haecGa naar voetnoot24 dedit ei dimidium silvaeGa naar voetnoot25 mansum de ea, quae nuncupatur Meinwetha, in australi eius parte ubiGa naar voetnoot26 ipsa proxima est ȩcclesiȩ, tali excepto tenore ut precium porcorum, qui ibi circumquaque sub precio vescuntur glande, totum sibi precium cedat eorum pro iure sed porcis ȩcclesiȩ ubique pasci liceat ex propria potestate. Adhuc enim tam spissa erat quȩlibet silva in hac parrochia, ut nusquam in eis procedere posset biga absque via publica. His diebus habitavit aput Meinscozen ministerialis quidam comitis, Embrico dictus, vir nominatus, locuples et honestus, cui erat uxor AdeleidaGa naar voetnoot27, liberi Herimannus et Margareta. Is sane cognito rumore de hoc sacerdote quod tam sanctȩ conversationis esset et inestimabilis vitȩ, instante sibi iam ex divina inspiratione convertendi se voluntate, dimissus una cum possessionibus a comite transtulit se huc cum coniuge Adeleida, liberis Herimanno et Margareta, conferens loco possessiones et mancipia, agros et vineta, horum traditione omnium ȩcclesiȩ a comite facta. | |
[pagina 85]
| |
deur geopend werd, terwijl de dienaar Gods nog in gebed verzonken was, vond men voor de deur een wagen staan die volgeladen was met allerlei goederen. Ongetwijfeld is die hem van Godswege gebracht, daar de vrijgevigheid van goede mensen uitgeput was. Nadat de graaf de vrije beschikking over een stuk land te Berenbroek verworven had en de bezitters toen door hem uitgekocht waren, droeg hij hem daar twee hoven [land] over, elk zestig morgen groot, met het recht op alle tienden. Daar bouwde de priester terstond een hoeve voor het klooster. Dit was de eerste van alle hoeven die gebouwd werden.Ga naar voetnoot35 Omdat Mathilde, de echtgenote van de graaf, Christus ook zeer toegewijd was, gaf ook zij hem een hove, en wel door de hand van de graaf. Dat land is gelegen tussen Meinweide en de Anstel,Ga naar voetnoot36 stroomopwaarts van Haanrade. Zij gaf het onder dezelfde bepalingen waaronder de graaf het bezeten had, dat wil zeggen zonder het recht op tienden, omdat deze rechtens niet van hem maar van een ministeriaal waren. De graaf gaf hem verder zeven morgen land en een kleine hoeve met tiendrecht tussen Crombach en Kerkrade, en te Crombach alle tienden waar hij recht op had; te SpekholzGa naar voetnoot37 gaf hij de tienden van zijn hoeve en alle andere tienden die hij in dit vrij-eigengoed bezat, uitgezonderd de levering van varkens en gevogelte, en wel omdat de man Gods die nooit at. Hierna gaf hij hem een halve hove van het bos dat Meinweide wordt genoemd, en wel in het zuidelijk deel daarvan, waar dit het dichtst bij het klooster ligt, met dien verstande dat de inkomsten uit de varkens die daar overal tegen betaling eikels aten, hem rechtens volledig bleven toekomen, maar dat de varkens van het klooster overal mochten weiden krachtens eigen recht van het klooster. Tot dan toe was elk bos in deze parochie zo dicht dat geen kar daarin kon doordringen, tenzij over de openbare weg. In die dagen woonde in Mayschoss een ministeriaal van de graaf, Embrico genaamd, een bekend, rijk en geacht man die een vrouw Adeleida en twee kinderen had, Heriman en Margareta. Hij hoorde ongetwijfeld wat over de priester werd gezegd, dat hij zo'n heilig leven leidde en dat zijn leefwijze niet vergeleken kon worden met die van anderen. Omdat hij door een goddelijke ingeving zijn leefwijze toch reeds wilde veranderen, kwam hij, nadat hij tegelijk met zijn bezittingen door de graaf uit de ministerialiteit was ontslagen, met zijn vrouw Adeleida en zijn kinderen Heriman en Margareta hierheen. Zijn bezittingen, horigen, akkers en wijngaarden schonk hij daarbij aan deze plek. De overdracht van dit alles aan het klooster geschiedde door de graaf. | |
[pagina 86]
| |
Hȩc sunt igitur donaria, quȩ dono illius hȩc possidet ȩcclesia: curtis aput Arwilre, quȩ Gyssenhoven nuncupatur, cum possessionibus suis agrisque et vinetis et ea, quȩ ibidem tenet familia censuali iure, serviens inde loco huic et ȩcclesiȩ; et ibidem octava pars avenȩ, quam gens ibidem manens absque hȩreditario iure solvit dominio pro usu silvȩ eiusdem villȩ; et molendinum inferius oppidum, cui predicta quoque familia debitum molendi ministrat obsequium; aput Lantershoven unum censuale feodum; aput HemmingeshovenGa naar voetnoot28 feoda duo censualia; curtis aput Meinscozen cum possessionibus suis agrisque et vinetis et ea, quȩ sub illa tenet familia censuali iure, serviens inde loco huic et ȩcclesiȩ; et cappella ibidem sita erat Embriconis propria, cum a patre suo esset constructa, sed a Godefrido sacerdote est ȩcclesiȩ huic fraude ablata, dum locus iste propria laboraret discordia. Amissa est capella circa annum Domini MCXXXIIIIo. NȩntrotheGa naar voetnoot29 cum possessionibus et familia; Gisenrothe cum terra culta et inculta et quadam silveola; et aput Colburne quȩdam parva censualis terra; aput Asch curtis, quȩ nuncupatur Roth, cum agricultura et quadam silva et hinc inferius terra, Walprehsforst nuncupata, et ibidem unus censualis mansus; aput Dȩgernowen unus censualis mansus; aput Dorwilre tres solidi et sex denarii; aput Scuren maldri quinque et dimidius tritici. Hȩc autem adhuc omnia mundiali possidens iure bannumque in utraque hac curte tenens a comite sub sui regiminis ditione; eiusdem banni et regiminis auctoritatem loco huic contulit pariter cum hȩreditate. Adeleida vero, uxor eius ex nobili orta progenie, monialis extiterat in quodam virginum monasterio; unde asportata et iuncta conubio privata est a parentibus omni hȩreditateGa naar voetnoot30 concesso ei tantum dimidio aput Lich manso, quem et ipsa contulit ȩcclesiȩ. Ingressus itaque locum Embrico inita statim cum Dei sacerdote commanendi promissione comminuit sacrarium a sacerdote constructum, volens post paululum maioris formȩ initiare et construere, si posset, monasterium. Deposito interea sacrario construxerunt criptam in eodem loco sacerdos et frater Embrico iacientes fundamentum monasterii scemate Longobardino. Ignotum eis fuisse constat locum ordinare et deter- | |
[pagina 87]
| |
Hieronder volgt een opsomming van de schenkingen die het klooster door zijn gift bezit: de hoeve te Ahrweiler die Gisenhoven wordt genoemd, met al haar bezittingen, akkers en wijngaarden en alles wat de horigen daar krachtens cijnsrecht bezitten; dit staat sindsdien ten dienste van deze plek en het klooster. Aldaar ook het achtste deel van de haver die de mensen die er wonen en die geen allodiale rechten hebben, aan de bezitter van de heerlijke rechten betalen voor het gebruik van het bos van dat dorp; en een molen stroomafwaarts van het omwalde deel van de plaats,Ga naar voetnoot38 waar ook de genoemde horigen verplicht zijn te laten malen. Te Lantershofen één cijnsplichtig leengoed; te Hemmessen twee cijnsplichtige leengoederen. De hoeve te MayschossGa naar voetnoot39 met al haar bezittingen, akkers en wijngaarden en alles wat de horigen daar krachtens cijnsrecht bezitten; dit staat sindsdien ten dienste van deze plek en het klooster. Ook de kapel die daar ligt, was eigendom van Embrico, omdat die door zijn vader gebouwd was, maar zij is dit klooster op listige wijze ontnomen door de priester Godfried, toen deze plekGa naar voetnoot40 gebukt ging onder tweedracht. De kapel is rond het jaar 1134 verloren gegaan.Ga naar voetnoot41 Nentrode met bezittingen en horigen; ‘Gysenrode’ met bebouwd en onbebouwd land en een bosje; en te ‘Colburne’ een stukje cijnsplichtig land. Te Esch de hoeve die Roth wordt genoemd, met landbouwgrond en enig bos, en stroomafwaarts daarvan land, Walporzheim genaamd; ook aldaar een cijnsplichtige hove. Te Dernau één cijnsplichtige hove; te Dorweiler drie schellingen en zes penningen; te Scheuren vijfeneenhalve malder tarwe. Dit alles bezat hij tot dan toe krachtens wereldlijk recht en in beide hoevenGa naar voetnoot42 hield hij de rechtshoogheid in leen van de graaf onder eigen bestuursgezag; rechtshoogheid en bestuursmacht droeg hij tegelijk met zijn erfgoed aan het klooster over. Zijn vrouw Adeleida echter, uit een adellijk geslacht stammend, was kloosterlinge geweest in een vrouwenklooster, maar toen zij daaruit was weggevoerd en in het huwelijk trad, is zij door haar ouders geheel onterfd; alleen een halve hove te Lich werd haar gelaten. Deze droeg zij van haar kant aan het klooster over. Toen Embrico dan op deze plek was gekomen en hij meteen de belofte gedaan had bij de priester Gods te blijven, heeft hij het priesterkoor dat door de priester gebouwd was, afgebroken met de bedoeling spoedig met de bouw van een grotere kloosterkerkGa naar voetnoot43 te beginnen en - als hij kon - te voltooien. Toen het koor dan was afgebroken, bouwden de priester en broeder Embrico op dezelfde plek een crypte, waarbij zij de fundamenten legden voor een kerk volgens de Longobardische opzet.Ga naar voetnoot44 Blijkbaar wisten zij niet hoe zij de ruimte moesten indelen en de kerk bestemmen voor een grote groep mensen | |
[pagina 88]
| |
minare monasterium cohabitandȩ multitudini in unum; unde adhuc incomodum est inhabitantibus et religiosis dissimile idem edificium. | |
1108Anno Dominicȩ incarnationis MCVIIIo indictione Ia consecratus est locus Rodensis ȩcclesiȩ et cripta in honorem sanctȩ Dei Genitricis Mariȩ sanctique Gabrielis archangeli ab Obberto, Leodiensis ȩcclesiȩ episcopo, idus decembris die dominica, luna VIIIIa, anno autem regni imperatoris Heinrici huius nominis quinti IIIo, presulatus vero eiusdem Obberti XVIo, regnante in perpetuum Domino. Adelbertus autem comes et filius cum eo Adolphus ante altare stantes coram pontifice nondum inchoata consecratione manumiserunt locum et quicquid contulerant ei, omnia tradentes libertati, Domino Deo videlicet et sanctȩ Mariȩ semper Virgini et beato archangelo Gabrieli. Et tunc ordinaverunt ipsi advocatiam ȩcclesiȩ tali dispositione, ut prelatus habita sibi placitandi ac iudicandi potestate prȩsit loco, possessionibus et familiȩ, sed et ipsi et successores sui ȩcclesiam possessionesque et familiam tueri debeant et defendere pro salute tantummodo animȩ suȩ, nunquam in loco hoc aut possessionibus huc pertinentibus ausi placitum convocare aut petitiones movere aut aliquid sui iuris agere quasi ex propria potestate. Quod si forte prelatus aliqua necessitate compulsus advocatum invitaverit, tertio ille acquisitionis denario contentus sit. Hȩc igitur institutio libertatis ecclesiȩ huius corroborata est statim ab episcopo auctoritate ipsius et banno cartaque et sigillo, qui etiam concessit fratribus inibi Deo servientibus, si eos augeret Dominus, libere prelatum eligere et crisma sicut reliquum consecrationis oleum a se ipso, id est Leodiensi episcopo, suscipere, baptismum consecrare et baptizare, verbum Dei pronuntiare, sepulturam prȩstare et nutricios ȩcclesiȩ soli prelato pro anima respondere, omnia stabiliens et confirmans episcopali auctoritate. | |
[pagina 89]
| |
die daar bijeen moesten komen. Daarom is dat gebouw tot nu toe voor de bewoners ongerieflijk en niet aangepast aan kloosterlingen [die koorgebed verrichten].Ga naar voetnoot45 | |
1108In het jaar van de menswording des Heren 1108, het eerste jaar van de indictie, zijn de plek van de kerk van Rode en de crypte gewijd ter ere van de H. Maria, Moeder van God, en de aartsengel Gabriël, door Otbert, bisschop van Luik, op zondag 13 december, de negende dag van de maanmaand, in het derde jaar van de regering van keizer Hendrik V,Ga naar voetnoot46 in het zestiende jaar van het episcopaat van Otbert,Ga naar voetnoot47 terwijl de Heer in eeuwigheid regeert. Toen de wijdingsplechtigheid nog niet was begonnen, hebben graaf Adelbert en zijn zoon Adolf, staande voor het altaar ten overstaan van de bisschop, de plek en alles wat zij daaraan geschonken hadden, uit handen gegeven, waarbij zij alles ter vrije beschikking [van het klooster] overdroegen; zij droegen het namelijk over aan God de Heer en aan de H. Maria, altijd Maagd, en de aartsengel Gabriël.Ga naar voetnoot48 En toen hebben zij de voogdij over het klooster als volgt geregeld, dat er een overste met verordenende en rechtsprekende bevoegdheid aan het hoofd zou staan van de plek, de bezittingen en de horigen, maar dat zij en hun opvolgers het klooster, de bezittingen en de horigen moesten beschermen en verdedigen alleen om het heil van hun ziel; nooit zouden zij het wagen op deze plek of op de bezittingen die erbij hoorden een rechtzitting bijeen te roepen of beden te heffen of enige rechtsmacht uit te oefenen als ware het een eigen recht. En als de overste om een of andere reden gedwongen zou zijn de voogd op te roepen, dan zou die met de derde penning tevreden zijn. Deze verlening van de vrijheid nu van het klooster is terstond door de bisschop bekrachtigd met zijn gezag en rechtshoogheid, met een charter en zijn zegel; tevens stond hij aan de broeders die daar God dienen, toe vrijelijk hun overste te kiezen als de Heer hun aantal zou vergroten. Ook werd hun toegestaan om het chrisma en de andere gewijde olie van hem - d.w.z. de bisschop van Luik - te ontvangen, het doopsel toe te dienen en te dopen, het woord Gods te verkondigen en te begraven.Ga naar voetnoot49 Ook stond hij toe dat degenen die door het klooster werden onderhouden, voor hun zieleheil | |
[pagina 90]
| |
Conradus vero sacerdos, cum ministerialis regni esset et Heinrici imperatoris capellanus accepta eiusdem Heinrici licentia et auctoritate regia, tradidit ȩcclesiȩ hoc eodem die predium suum, quod est situm aput Morsborne, unde natus fuit et ipse, undecim solvens solidos et quatuor denarios et de molendino etiam ibidem sito triginta denarios. Molendinum enim trium erat consortium, unicuique eorum eiusdem numeri reddens censum. Proxima hinc die consecrationis loci huius et criptȩ, id est feria IIa, dedicata est parrochiana sancti Lamberti ȩcclesia a predicto presule Obberto, quȩ dudum erat combusta ab Heinrico de Leimburgensi castro, patre videlicet ducis Walrami, cum ille sibi tertiam subiugare partem vellet huius allodii. CimiteriumGa naar voetnoot31 huius ȩcclesiȩ erat muro circumdatum, quo combusta iam ȩcclesia effosso communitum est inde castrum prȩdium hoc ad defendendum. Obbertus iste contractus fuit corpore et cophini baiulabatur subvectione sed ȩcclesiasticas dignitates - ut tunc erat moris - distribuit venundatione. | |
1109Anno Dominicȩ incarnationis MCVIIIIo emit sacerdos et frater Embrico mansum sexaginta diurnalium a quodam Ansfrido de domo lapidea ultra Anstelam posita. Mansus iste situs est ex parte inter vivaria et torrentem, quȩ dicitur Frowensipha, sed inferius arbusta transit torrentem eadem terra, usque ad inferiorem fluvium porrecta. Et ex parte situs est inter Bȩrenbruch et Meinwettha, ad quem pertinebant etiam superiora illius paludis arbusta, quȩ Bȩrenbruch est nuncupata. Decimas quoque eiusdem mansi dedit comes ȩcclesiȩ, facta ab eo et mansi pariter et decimarum traditione. Eodem anno cȩperunt clerici se huc contrahere, inita cum Dei sacerdote commanendi promissione. His ergo diebus cȩpit sacerdos tractare cum fratribus de religione et statu ȩcclesiȩ, quod inconveniens esset fratres pariter et sorores in eodem loco cohabitare; unde consulta sorore Adeleida, si vellet cum suis in cimiterio parrochianȩ Rodensis ȩcclesiȩ | |
[pagina 91]
| |
alleen aan de overste verantwoording schuldig waren,Ga naar voetnoot50 waarbij hij dit alles bevestigde en bekrachtigde met zijn bisschoppelijk gezag. De priester Koenraad die rijksministeriaal was en kapelaan van keizer Hendrik, heeft met toestemming van diezelfde Hendrik en met koninklijke machtiging aan het klooster op dezelfde dag zijn domein overgedragen, dat in Morsbach ligt, waar hij zelf was geboren. Dat betaalt [als cijns] elf schellingen en vier penningen en van de molen die ook aldaar ligt, dertig penningen. De molen was gemeenschappelijk eigendom van drie partijen en leverde elke partij een even grote cijns op. De dag na de wijding van deze plek en crypte - op maandag - is de parochiekerk van de H. LambertusGa naar voetnoot51 gewijd door de genoemde bisschop Otbert; de kerk was lang geleden in brand gestoken door Hendrik van het kasteel Limburg, de vader van hertog Walram, toen hij het derde gedeelte van dit vrij-eigengoed aan zich wilde onderwerpen.Ga naar voetnoot52 Het kerkhof van die kerk was met een muur omgeven. Toen de kerk verwoest was, is die muur uitgegraven en daarmee is het kasteel versterkt om dit domein te beschermen.Ga naar voetnoot53 Deze Otbert was verlamd en werd in een draagkorf gedragen, maar hij verleende kerkelijke waardigheden - zoals toen gebruikelijk was - door ze te verkopen. | |
1109In het jaar van de menswording des Heren 1109 kochten de priester en broeder Embrico een hove van zestig morgen van een zekere Ansfried van het stenen huis dat aan de andere kant van de Anstel ligt.Ga naar voetnoot54 Deze hove ligt gedeeltelijk tussen de visvijvers en het snelle beekje dat Vrouwensief wordt genoemd, maar stroomafwaarts van het kreupelbos gaat dit land het beekje over en strekt zich uit tot aan het lager gelegen riviertje.Ga naar voetnoot55 Het andere deel van de hove ligt tussen Berenbroek en Meinweide; ook het stroomopwaarts gelegen kreupelbos van het moeras dat Berenbroek heet, is er onderdeel van. En de tienden van deze hove schonk de graaf aan het klooster; waarbij de overdracht van hove en tienden gelijktijdig door hem geschiedde. In hetzelfde jaar kwamen geestelijken hierheen en deden de belofte bij de priester Gods te blijven. In die dagen nu sprak de priester met de broeders over de leefwijze en de staat van het klooster; het was toch wel ongepast dat broeders en zusters op dezelfde plek samenwoonden. Daarom zou hij, nadat hij zuster Adeleida gevraagd had of zij met haar zusters op het kerkhof van de parochiekerk van Kerkrade wilde | |
[pagina 92]
| |
manere, rogaret comitem eandem ȩcclesiam huic subiugare. Adhuc enim ȩcclesia illa erat comitis propria ex successione paterna. Nam Adeleida et aliȩ secum sorores hoc in loco habitantes ad eandem missam confluxerunt ad quam convenerunt et fratres. Illa autem respondente se ad hȩc libenter obedire convictus statim sacerdotis precibus comes Adelbertus subiugavit loco huic predictam - ut sui iuris erat - ȩcclesiam. Sed cum vellet ibi sacerdos habitaculum eis construere, subintulit Adeleida se nolle hunc locum deserere, aut in Rodensi pago aut in quolibet alio unquam habitare. Hac ergo causa est ilico orta inter eos discordia, affirmante Dei sacerdote se nolle nec debere in eodem loco cum feminis habitare, Embricone autem e contra sorores ex novitate loci defendente, quod tam paucȩ adhuc essent sufferendȩ. Et sacerdote in sua sententia perseverante interpellabat eum aput comitem rogans illum sibi eum ad iusticiam servare; vellet enim ipsum in tantum dehonestare quod nullo dignus iudicaretur honore. Unde comes valde commotus, cum non posset illum compescere nolens ei iusticiam denegare, posuit illi diem legis et iusticiȩ. Qua iam significata convocati sunt ab Embricone priores Leodii et Coloniȩ et multi maiorum provintiȩ, ammirantes valde et dolentes quid criminis aut noxȩ commissum sit a tam sancto et honesto sacerdote, cum nunquamGa naar voetnoot32 de eo quid mali perceperint aut culpȩ. Congregatis igitur qui invitati erant coram comite, causam illius querimoniȩ et huius responsum prestolante, progressus in medium sacerdos sciscitatur, cur vel qua ex causa provocatus sit a fratre Embricone, illi iam paratus totius innocentiȩ rationem reddere; non est ibi penitus ulla alicuius respondentis vox audita, fratre etiam Embricone quasi imposito sibi silentio conticescente. Et silentibus adhuc omnibus prorupit quidam in vocem istam, quod nec frater Embrico nec alius quisquam solo saltim verbo interpellaret eum, cur ergo non solverent conventum, cum etiam Dominus sacerdotem suum comprobasset innoxium. Unde Deo laudibus relatis ab omnibus quod ille Dei servus divino erat iudicio insons comprobatus, commonuerunt hominem quod magistro esset subiectus et ita solutus est conventus. Sed quia dissensio ista ex diversitate etiam hac illorum est emersa, quod sacerdos quicquid habere potuit a petente nunquam subtraxit, frater Embrico magis edificio quȩ habebantur reservari iudicavit, diu inter eos concordia non perseveravit, post paululum utroque ad hoc divertente quod maxime observari comprobavit. | |
[pagina 93]
| |
wonen, de graaf vragen die kerk ondergeschikt te maken aan dit klooster. Tot dan toe immers was de parochiekerk een eigen kerk van de graaf die hij van zijn vader geërfd had. Adeleida en de andere zusters die hier met haar woonden, gingen namelijk naar dezelfde mis als de broeders. Toen zij antwoordde dat zij gaarne gevolg zou geven aan dit verzoek, is graaf Adelbert terstond voor het plan gewonnen door de smeekbeden van de priester en heeft die kerk, zoals hij dat rechtens kon, onder het gezag van het klooster gesteld. Maar toen de priester daar een woning voor hen wilde bouwen, zei Adeleida dat zij hier niet vandaan wilde en dat zij niet in het dorp Kerkrade of ergens anders wilde wonen. Daardoor is er meteen onenigheid tussen hen ontstaan, waarbij de priester Gods verklaarde dat hij niet met vrouwen op één plek wilde wonen en dat hij dit ook niet behoorde te doen; Embrico daarentegen verdedigde de zusters met als argument dat de gemeenschap nog niet lang bestond en dat er nog maar zo weinig vrouwen geduld moesten worden. En omdat de priester bij zijn standpunt bleef, klaagde Embrico hem bij de graaf aan, waarbij hij deze vroeg de priester onder zijn rechtsbevoegdheid te nemen; hij wilde hem immers zo zeer onteren dat hij geen enkel eerbewijs meer waardig geacht zou worden. De graaf werd daar zeer door getroffen en, omdat hij Embrico niet van zijn voornemen kon afbrengen en hij hem het recht niet wilde weigeren, stelde hij de dag van het geding voor hem vast. En toen de dag vastgesteld was, zijn door Embrico geestelijke raadsheren uit [de bisdommen] Luik en KeulenGa naar voetnoot56 en vele voornamen van het land bij elkaar geroepen. Verwonderd en bedroefd vroegen zij zich af welke misdaad of onrecht een zo heilig en eervol priester begaan had. Zij hadden immers nooit gehoord dat hij iets verkeerds of iets strafbaars had gedaan. En toen alle genodigden zich verzameld hadden bij de graaf, die wachtte op de aanklacht van de een en het verweer van de ander, trad de priester in het midden en vroeg, waarom of naar aanleiding waarvan hij door broeder Embrico voor het gerecht was gedaagd, terwijl hij toch bereid was hem zijn gehele onschuld te bewijzen. Toen heeft niemand zijn stem verheven om te antwoorden, terwijl ook broeder Embrico zweeg, alsof hem het stilzwijgen was opgelegd. En terwijl allen nog zwegen, riep opeens iemand: ‘Noch broeder Embrico noch iemand anders klaagt hem ook maar met één woord aan. Waarom heffen wij de bijeenkomst dan niet op? De Heer zelf heeft immers aangetoond dat Zijn priester onschuldig is’. Daarop prezen allen God, omdat een goddelijk oordeel bewezen had dat de dienaar Gods onschuldig was, en zij spoorden de man aan onderdanig te zijn aan zijn meester. En zo is de bijeenkomst ontbonden. Maar omdat dit meningsverschil ook ontstaan was uit de verschillende opvattingen die zij [over de goederen] huldigden - de priester onthield een vragende nooit iets van datgene waarover hij kon beschikken en broeder Embrico was van oordeel dat er meer van hun bezit voor het gebouw gereserveerd moest worden -, duurde de eensgezind- | |
[pagina 94]
| |
Adeleidis vidua, quȩ de familia erat Sigefridi comitis palatini, cuius Sigefridi inter cȩtera quȩ habuit plurima, proprium fuit allodium aput Ritherche, accepta eiusdem domini sui licentia dedit ȩcclesiȩ mansum et dimidium terrȩ, complanata inde in agrum curte et facta altari ab eodem Sigefrido traditione. Terra hȩc sita est aput Crumbach infra terminos Ritherechiensis parrochiȩ ex utroque videlicet latere stratȩ illius viȩ, ab aquilone terminum contingens Rodensis parrochiȩ ex hac parte illius viȩ, eandem vero viam hinc ab occidente. Hinc autem versus Aquis quasi iactu sagittȩ ultra predictam viam porrecta est ex parte, ipsam equidem viam contingens ab oriente. Porro decimȩ huius terrȩ sunt Aquensis ȩcclesiȩ. Adeleidis vero alternata seculari vita huc ad cȩlibem est conversa; nonas ianuarii ex corpore assumpta. Eodem anno captus est Sigefridus a rege quasi delator illius vitȩ sed rex ficta occasione voluit ei predium, quod magnum fuit et copiosum, valde fraudulenter auferre; unde is quatuor annis detentus est in vinculis cum nollet illi hoc assignare. | |
1110Anno Dominicȩ incarnationis MCXo Adelbertus comes, a quo traditus est locus iste Domino et sanctȩ Mariȩ semper Virgini et beato Gabrieli archangelo, defunctus est aput Saphemberch, ubi eius propriȩ habitationis erat sedes, et huc ad humandum - ut ipse preceperat adhuc vivus - a filio est asportatus et in medio criptȩ ante ipsum altare, ubi declaratur quiescere, honorifice est sepultus. Cuius corpore deposito sepulturȩGa naar voetnoot33 et Domino spiritu commendato tradidit altari filius comes Adolphus pro anima patris quȩdam sui singularia quatuor ȩcclesiarum iura, quȩ habuit in Haspania, id est aliquas in quatuor parrochiis decimas cum modica aput Rimst terra, quȩ plerumque verbo succincta subsequens declarat litteratura: in Haspania enim magnum et copiosum habuit allodium et diversas de diversis diversorum agris decimas habuit ibidem sub propria sui ditione, quas ex quatuor parrochiis tradidit huic ȩcclesiȩ, eodem videlicet quo ipse | |
[pagina 95]
| |
heid tussen hen niet lang, doordat beiden korte tijd later weer terugkeerden tot het standpunt dat ieder voor zich voor het juiste hield. De weduwe Adeleidis die tot de horigen behoorde van paltsgraaf SiegfriedGa naar voetnoot57 die, behalve zijn vele andere bezittingen, een vrij-eigengoed te Richterich had, kreeg van hem - haar heer - de toestemming en schonk aan het klooster anderhalve hove land, nadat de hoeve daar geslecht en in akkerland veranderd was, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door diezelfde Siegfried. Dit land ligt te Crombach binnen de grenzen van de parochie Richterich, aan weerszijden van de bestrate weg, waarbij het land aan deze kant van de weg in het noorden aan de parochie Kerkrade grenst en in het westen de weg zelf raakt.Ga naar voetnoot58 En het deel aan de overkant van de weg strekt zich uit in de richting Aken, ongeveer een pijlschot ver, en raakt de weg in het oosten. De tienden van dit land echter behoren toe aan de kerk van Aken.Ga naar voetnoot59 Adeleidis dan zei het leven in de wereld vaarwel en ging hier leven als ongehuwde. Zij is de 5de januari overleden. In hetzelfde jaar is Siegfried door de koning gevangen genomen, omdat hij hem naar het leven zou staan; in feite wilde de koning hem onder een vals voorwendsel zijn domein dat groot en vruchtbaar was, ontnemen. Daarom is hij vier jaar in de boeien vastgehouden, omdat hij het hem niet wilde afstaan.Ga naar voetnoot60 | |
1110In het jaar van de menswording des Heren 1110 is graaf Adelbert, door wie deze plek is overgedragen aan de Heer en de H. Maria, altijd Maagd, en de aartsengel Gabriël, in Saffenburg gestorven waar hij zijn stamslot had. En door zijn zoon is hij hierheen gebracht om er begraven te worden zoals hij bij zijn leven had bevolen. Hij is plechtig begraven in het midden van de crypte juist voor het altaar, waar hij, naar verklaard wordt, nog steeds rust. En toen zijn lichaam in het graf was gelegd en zijn geest aan de Heer was toevertrouwd, droeg zijn zoon, graaf Adolf, aan het altaar voor het zieleheil van zijn vader enige afzonderlijke rechten over die hij in Haspengouw had over vier kerken, namelijk enige tienden in vier parochies alsook een klein stuk land te Riemst, wat de volgende optekening, die het merendeel kort samenvat, nader uiteenzet: in Haspengouw had hij een groot en vruchtbaar vrij-eigengoed en tevens verscheidene tienden uit verscheidene akkers van diverse personen onder zijn eigen zeggingsmacht. De tienden van de vier parochies droeg hij aan dit klooster over onder dezelfde | |
[pagina 96]
| |
eas tenuerat tenore. Unde ȩcclesiȩ aput Gellike sitȩ est sexta pars huius ȩcclesiȩ. Omnis autem terra in parrochia eadem sita in sex heredes est distincta, unde comitis est pars una, cuius universȩ ibidem decimȩ sunt istius ȩcclesiȩ. Pars vero una est ȩcclesiȩ sancti Servatii, quȩ est Traiecti; pars una est ȩcclesiȩ sancti Martini, quȩ est Leodii; pars una dicta est Aquensium; pars una dicta est coheredum; pars una dicta est de Hurbucke. De quibus his quinque partibus terrȩ est sexta pars decimarum huius ȩcclesiȩ. Ecclesiȩ aput Remist sitȩ est quinta pars huius ȩcclesiȩ et ibidem sex bonuaria terrȩ et curtile in atrio ȩcclesiȩ. Ecclesiȩ aput Genike sitȩ est quinta pars huius ȩcclesiȩ et etiam quinta pars decimarum terrȩ Sancti Trudonis ibidem sitȩ est huius ȩcclesiȩ. Ecclesiȩ aput Asch sitȩ est quinta pars huius ȩcclesiȩ. Terra autem nuper exculta aput Bredenlo, quȩ vulgo dicitur Roth, ex integro solvit decimas huic ȩcclesiȩ. Sicubi terra inculta, quȩ vulgo dicitur Kempena, fuerit exculta, quintam partem decimarum solvit huic ȩcclesiȩ; quintus enim inde mansus declaratur comitis esse. Adelbertus, comes de Saphenberch, obiit XVII kalendas ianuarii. Mathildis vero coniunx illius obiit II nonas decembris aput Hollendin ultra Renum, ubi propria eius sedes erat ex priore videlicet marito et sepulta est ibi iuxta aput Wettreh in monasterio sanctimonialium; a qua etiam Mathilde - ut premissum est - habet ȩcclesia hȩc mansum. | |
1111Anno Dominicȩ incarnationis MCXIo sacerdos Ailbertus, a quo locus iste Dei servitio est initiatus, cum karitatis doctor esset perspicuus, videns inter se et fratrem Embriconem haberi karitatem nequaquamGa naar voetnoot34 posse, cum etiam nollet ei, qui tanta contulit ecclesiae, oneri esse vel causa discordiae, derelicta fratribus loci huius cohabitatione profectus est, nescius quocunque duceret eum Dominus, versus Galliam quasi angelico ducatu recto itinere destinatus. Cuius absentia humiliatus est locus statim et abiectus et tanta rerum infelicitate respersus ut multis hinc annis nullo templi aedificio auctus sit vel sublimatus. Omnes enim, qui prius dilexerant locum aut cum supputatione munerum aut adhibendo rebus consilium aut pro expetenda consolatione animarum, subtraxerunt se modo accepta occasione, quod fraudati sunt a spei suae desiderio consolatore videlicet universae necessitatis amisso. | |
[pagina 97]
| |
rechtstitel waarmee hij ze bezeten had. Zo is één zesde van de kerk te Gellik eigendom van dit klooster. Alle land nu dat in die parochie ligt, is onder zes eigenaren verdeeld. De graaf bezit daarvan één deel. Alle tienden van dat deel zijn eigendom van de parochiekerk.Ga naar voetnoot61 Verder behoort één deel toe aan de Sint-Servaas van Maastricht, één deel aan de Sint-Martinus van Luik, één deel aan de kapittelheren van Aken, één deel aan alle eigenaren samen, één deel aan ‘Hurbucke’. Van deze vijf delen land bezit ons klooster het zesde deel der tienden. Een vijfde van de kerk te Riemst is eigendom van dit klooster evenals zes bunder land en een kleine hoeve op het kerkhof. Een vijfde van de kerk te Genk is eigendom van dit klooster en ook het vijfde deel van de tienden van het land van de H. TrudoGa naar voetnoot62 dat daar ligt. Een vijfde van de kerk te As is eigendom van dit klooster. Het onlangs ontgonnen land te Breelo, dat in de volksmond Root genoemd wordt, betaalt de tienden volledig aan dit klooster. Zodra onontgonnen land dat in de volksmond Kempen genoemd wordt, ontgonnen zal zijn, betaalt dit een vijfde van de tienden aan dit klooster. Want iedere vijfde hove is, naar men verklaart, eigendom van de graaf. Graaf Adelbert van Saffenberg stierf de 16de december. Mathilde, zijn vrouw, stierf de 4de december te Hollende over de Rijn, waar zij een eigen woning had van haar vroegere echtgenoot; zij is daar vlakbij begraven te Wetter in een vrouwenklooster.Ga naar voetnoot63 Zoals reeds gezegd, bezit dit klooster een hove van deze Mathilde.Ga naar voetnoot64 | |
1111In het jaar van de menswording des Heren 1111 is de priester Ailbertus - door wie deze plek aan de dienst van God is gewijd - vertrokken, omdat hij een uitmuntend leraar der naastenliefde was, die zag dat hij met broeder Embrico nooit in eensgezindheid zou kunnen leven, en omdat hij hem die zoveel aan het klooster gegeven had, niet tot last wilde zijn of tot een oorzaak van onenigheid. Hij gaf het samenwonen met de broeders van deze plek op en is vertrokken zonder te weten waarheen de Heer hem zou leiden; hij werd rechtstreeks naar Frankrijk gevoerd, alsof hij door engelen geleid werd. Door zijn afwezigheid heeft het klooster terstond zijn aanzien verloren en werd door zoveel ongeluk getroffen, dat het sindsdien vele jaren niet vergroot is door het uitbouwen van de kerk of in hoger aanzien is gekomen. Want allen die de plek vroeger een goed hart hadden toegedragen, ofwel door geschenken te geven of door raad in zaken te verschaffen of om er troost voor hun ziel te vragen, trokken zich nu terug, | |
[pagina 98]
| |
Ipse autem arrepto itinere recessionis suae solius divinae conductu misericordiae, quo illi placet et sibi valet non diffidens pervenire, quandam profecto magnam Galliae silvamGa naar voetnoot35, quae nuncapatur TiraschGa naar voetnoot36, est ingressus, ubi concesso sibi a principe illius terrae uno circumquaque miliario silvaeGa naar voetnoot37 coepit arbores desecare, terram excolere, monasterium initiare in loco videlicet, qui litteratorie Clarus Fons est dictus, vulgari autem nomine Clarefontanus, in quo nunc albo sub habitu famulatur Deo ordo canonicus. Thyemo praeterea frater eius hoc Rodensi in loco defunctus est et sepultus, quando diem sui tertium producit maius. Sacerdos igitur novellum locum ingressus novum necessario exercere opus novisque insistere coepit laboribus, duorum tantummodo servorum, quibus ipse tertius fuit, obsequio potitus, fidelis sanctaeGa naar voetnoot38 Trinitatis cultor existens et perspicuus quasi solitarius solitudinem inhabitaturus, nisi quod etiam angelica consolatione - si fas est nobis credere - confortatus interdum estGa naar voetnoot39 et corroboratus. Unde quamplures per eum virtutes Dominum in loco illo et regione relatu quorundam percepimus fecisse, quae tamen ad nostri notitiam maxime vero propter interpositam tanti itineris viam non pervenere. Neque enim ibidem litteris deficiente notario sunt comprehensae. Perseverante autem eo in eodem loco sub primo adhuc conversionis suae proposito, in virtutibus semper crescendo, prosperatum est opus loci illius in manu eius, adsistente illi in omnibus, quaecunque est aggressus, coeli et terrae Domino Deo. Locus iste in Lugdunensi episcopatu est situs non longe a transitu quasi undecimoGa naar voetnoot40 milliario a Lugdunensi civitate. Fratres vero huius loci amisso pastore suo et sacerdote dilecto, qui tam manifesta necessitate, ne causa duceretur discordiae, cognitus est hinc discessisse, videntes se rerum profectu deficere et a consueta dilabiGa naar voetnoot41 religione, neque membra proficere sine capitis regimine, legatos destinaverunt ad terram Bawariae ad monasterium religionis canonicae, quod Reidenbuch est nuncupatum; et elegerunt sibi inde praelatum nomine Richerum, qui et litteratura clarus erat valde et a prima aetate informatus canonica religione. Sed cum legatis acquiescere nollet nec se velle provehi responderet, adierunt Conradum, Salceburgensis ecclesiae archiepiscopum, in cuius episcopio fuit Reidenbuch monasterium, qui accepta legatorum significatione misit illum huc sua episcopali authori- | |
[pagina 99]
| |
omdat zij volgens hun zeggen beroofd waren van al waarop zij vurig gehoopt hadden, nu zij hun trooster in alle noden verloren hadden. Ailbertus echter, van hier in aller ijl weggegaan en alleen geleid door de goddelijke barmhartigheid en vol vertrouwen dat hij daar aan zou komen, waar God het wilde en het voor hem nuttig was, is in een echt groot woud in Frankrijk gekomen dat Thiérache heet, waar de vorst van dat land hem een stuk van het woud - met een omtrek van één mijl - gaf. Hij kapte bomen, ontgon land, stichtte een klooster op de plek die in het verzorgde taalgebruik ‘Clarus Fons’ heet, maar in de volksmond ‘Clarefontanus’ wordt genoemd, waar nu de orde der kanunniken met het witte habijt God dient.Ga naar voetnoot65 Zijn broer Thyemo is overigens hier in Rode gestorven en begraven, toen mei zijn derde dag voortbracht. Nadat de priester dan op de nieuwe plek was aangekomen, moest hij een nieuw werk aanpakken en nieuwe inspanningen leveren waarbij hij gebruik maakte van de diensten van slechts twee helpers; zelf was hij de derde van het groepje als een trouw en opvallend vereerder van de H. Drievuldigheid. Hij was van plan als eremiet in eenzaamheid te wonen, maar soms - als wij dat mogen geloven - werd hij gesteund en gesterkt door troostende engelen. Uit de verhalen van sommigen hebben wij opgemaakt dat de Heer door hem verscheidene wonderen op die plek en in die streek heeft verricht. Wonderen waarover wij niets naders weten, vooral vanwege de grote afstand. Ook zijn ze niet op schrift gesteld, bij gebrek aan een schrijver. Terwijl hij dan op die plek volhardde in zijn oorspronkelijk voornemen, dat hij had gemaakt toen hij zijn leefwijze veranderde, namelijk altijd in deugden te groeien, is het werk voor die plek in zijn handen voorspoedig verlopen; daarbij hielp God, de Heer van hemel en aarde, hem bij alles wat hij ondernam. De plek ligt in het bisdom Laon, niet ver van de doorgaande weg, op ongeveer elf mijl van de stad Laon. Toen dan de broeders van de plek hier hun herder en geliefde priester verloren hadden, die - naar bekend is - van hier weg is moeten gaan om niet de oorzaak van onenigheid te zijn, zagen zij dat er een einde aan de groei kwam en dat zij van hun gewone leefwijze afweken en dat het ledematen zonder leiding van het hoofd niet goed gaat. Daarom hebben zij afgezanten naar Beieren gezonden, naar Rottenbuch, een klooster met de kanonikale leefwijze.Ga naar voetnoot66 En zij kozen daar voor zich als overste een zekere Richer, die uitblonk door zijn eruditie en van kindsbeen af gevormd was in de kanonikale leefwijze. Maar omdat hij de afgezanten niet terwille wilde zijn en antwoordde dat hij geen hogere waardigheid wilde hebben, zijn die naar Koenraad, aartsbisschop van Salzburg, gegaan, onder wiens bisschoppelijk gezag het klooster Rottenbuch stond. Toen deze de keuze van de afgezanten had overgenomen, zond hij Richer hierheen krachtens zijn bisschoppelijk gezag.Ga naar voetnoot67 In dat klooster nu was een | |
[pagina 100]
| |
tate. In monasterio autem illo erat regularis clericorum congregatio vitaque communis et professio sed adhuc antiquorum more carnium vescebantur edulio; unde huius ecclesiae usus eiusdem vitae institutus est a Richero. Richerus igitur suscepit curam ab Obberto, Leodiensis ecclesiae episcopo, primus omnium hoc in loco praesidendi officio sed non acquievit in abbatem consecrari ab illo, quia notabilis videbatur pro ecclesiasticae distributionis commertio. Eodem anno profectus est Romam rex Henricus in imperatorem ab apostolico Pascale consecrandus. Sed quia inculpabatur, quod ecclesiasticas dignitates, cum sui non essent iuris, pro libitu suo distribueret et Sigefridum, comitem palatinum, sine causa captum teneret, unde nisi dignitate resignata ecclesiae et a vinculis soluto principe nequaquam eumGa naar voetnoot42 consecraret. Tunc capta sunt arma, facta est pugna, victus est papa, consecratus est imperator reconciliatione facta. Pascalis enim voluit regi et regno remittere omnia regalia, ut et rex Ecclesiae remitteret ecclesiastica. Sed res non obtinuit effectum, ne ipsi inculparentur terminos infringere antiquorum. | |
1112Anno Dominicae incarnationis MCXIIo investitus est loco huic Richerus, vir Dei devotus et omni honestate et maxime in claustrali religione praeclarus, cui et tunc in pronuntiando Dei verbo non videbatur secundus. Adhuc enim rarum erat verbum Dei et pretiosum, et quasi nunc primum germinare coepit in hac provincia et proficere ad fructum, postquam Ailbertus, Dei sacerdos, dereliquit hunc locum. Ipse vero impositus loco non erat ab episcopo sed commendatus; unde facta rerum mutatione est liber hinc egressus. | |
[pagina 101]
| |
gemeenschap van reguliere geestelijken die een gemeenschappelijk leven leidden en een gelofte aflegden; tot dan toe plachten zij volgens het gebruik van de ouden vlees te eten; de leefwijze van dat klooster is hier door Richer ingevoerd. Richer dan nam de leiding op zich uit handen van Otbert, de bisschop van Luik; hij was de eerste van allen die ambtshalve aan het hoofd van deze plek stond; maar hij was niet bereid zich door Otbert tot abt te laten wijden,Ga naar voetnoot68 omdat van hem bekend was dat hij kerkelijke ambten verkocht. In hetzelfde jaar is koning Hendrik naar Rome vertrokken om door paus Paschalis tot keizer gekroond te worden.Ga naar voetnoot69 Maar omdat hij ervan beschuldigd werd dat hij kerkelijke waardigheden naar eigen believen verdeelde - ofschoon hij dit rechtens niet mocht - en omdat hij paltsgraaf Siegfried zonder reden gevangen hield, weigerde de paus hem te wijden, tenzij hij de kerk haar waardigheid teruggaf en de vorst uit zijn boeien bevrijdde. Toen is naar de wapens gegrepen, is er slag geleverd, is de paus overwonnen en de keizer gekroond nadat er een verzoening tot stand was gekomen.Ga naar voetnoot70 Paschalis wilde immers de koning en het koninkrijk alles teruggeven wat aan de koning behoort, mits ook de koning aan de kerk zou teruggeven wat aan de kerk behoort.Ga naar voetnoot71 Maar het plan werd niet uitgevoerd, opdat zij er niet van beschuldigd zouden worden, de grenzen die door de traditie gesteld waren, te doorbreken. | |
1112In het jaar van de menswording des Heren 1112 is Richer, een man Gods, vroom en uitblinkend door zijn aanzien op alle gebied en vooral door zijn kennis van de kloosterlijke leefwijze, geïnstalleerd [als overste] van dit klooster. Een tweede zoals hij bij het verkondigen van Gods woord, werd toen niet gevonden. Immers tot dan toe was Gods woord zeldzaam en kostbaar en nu begon het als het ware voor het eerst in deze streken te ontkiemen en vrucht te dragen, nadat Ailbertus, de priester Gods, deze | |
[pagina 102]
| |
Richesca de Richterche, cum ex familia essetGa naar voetnoot43 Sigefridi comitis palatini, dedit ecclesiae huic quadraginta iugera terrae superius Rothe una cum curte; unde tamen decimae sunt Aquensis ecclesiae. Cuius quoque filius nomine Matolphus dedit et ipse huic ecclesiae sedecim iugera terrae aput Crumbach inter curtim nostram et Fronerothe; unde et decimae sunt RitherciensisGa naar voetnoot44 ecclesiae. Et apud FronerotheGa naar voetnoot45 dedit ipse pratum quasi quatuor diurnalium, cuius quoque decimae sunt huius ecclesiae. Et facta est ecclesiae huic traditio utriusque terrae a Sigefrido palatino comite. Idus decembris obiit Richesca soror nostra; Matolphus vero idusGa naar voetnoot46 ianuarii solutus est vita. Emit Richerus et frater Embrico trigintaGa naar voetnoot47 iugera terrae simul cum decimarum iure et ea pariter torrente, quae nuncupatur Frowensiphe, a quodam Adolpho et Reinsca uxore illius, qui etiam erant de comitis ministerialibus. Terra haec constat propria illorum fuisse. Unde eandem quoque torrentem cum arbustis potuerunt ecclesiae cum tellure praedicta venundare. Et tamen facta est traditio ab Adolpho comite. Terra haec sita est inter Berenbruch et praedictam torrentem in aquilonari eiusdem torrentis latere et hinc a superiore praedictae torrentis parte contra occidentem porrecta, quasi volatu sagittae. | |
1113Anno Dominicae incarnationis MCXIIIo dedit Werenboldus ecclesiae vineam, quae eius erat propria, et derelicta saeculari vita locatus est in ecclesia. Vinea haec sita est apud Degemowen in occidua parte eiusdem villae et nuncupatur Hungart, sed decimae sunt illius ecclesiae. Werenboldus vero XII kalendasGa naar voetnoot48 februarii assumptus est ex homine. Hezelo Hercker praenominatus, cum et ipse de familia esset comitis, dedit ecclesiae quindecimGa naar voetnoot49 iugera terrae pariter cum decimarum iure a comite facta altari traditione. Terra haec erat illius propria et sita est inter KalculenGa naar voetnoot50 et eum qui nunc hospitalis est locum, Rodensi ab occidente coniuncta viae, quae Rodense ducit ad castrum. Hezelo intulit se stipendiis ecclesiae; VIGa naar voetnoot51 kalendas ianuarii assumptus estGa naar voetnoot52 ex homine. Eodem anno obiit Sigefridus comes palatinus, cui succesit Willelmus. | |
[pagina 103]
| |
plek verlaten had. Deze immers was hier niet door de bisschop aangesteld maar aanbevolen; daarom is hij - toen er een verandering in de situatie was ontstaan - vrij van hier weggegaan.Ga naar voetnoot72 Richesca van Richterich, die tot de horigen behoorde van paltsgraaf Siegfried, gaf aan dit klooster veertig morgen land, stroomopwaarts van Kerkrade, samen met een hoeve; de tienden daarvan behoren echter aan de kerk van Aken. Ook haar zoon Matolf gaf op zijn beurt dit klooster zestien morgen land te Crombach, tussen onze hoeve en Frohnrath; de tienden daarvan behoren aan de kerk van Richterich. En te Frohnrath gaf hij een wei van ongeveer vier morgen, waarvan ook de tienden dit klooster toebehoren. En de overdracht van beide stukken land aan dit klooster geschiedde door Siegfried, de paltsgraaf. Op 13 december stierf onze zuster Richesca; Matolf overleed op 13 januari. Richer en broeder Embrico kochten dertig morgen land met het tiendrecht en tevens met het snelle beekje, Vrouwensief geheten, van een zekere Adolf en zijn vrouw Reinsca, die ook ministerialen waren van de graaf. Het staat vast dat dit land hun eigendom is geweest. Daarom ook konden zij dat beekje met kreupelbos en het genoemde land aan het klooster verkopen. Toch geschiedde de overdracht door graaf Adolf. Dit land ligt tussen Berenbroek en genoemd beekje, op de noordelijke oever, en strekt zich van hier, vanaf de bovenloop van het beekje, ongeveer een pijlschot ver naar het westen uit. | |
1113In het jaar van de menswording des Heren 1113 gaf Werenbold een wijngaard die zijn eigendom was, aan het klooster en nadat hij het leven in de wereld had opgegeven, is hij in het klooster opgenomen. Deze wijngaard, Hungart genaamd, ligt te Dernau aan de westzijde van het dorp; maar de tienden zijn van de kerk aldaar. Werenbold is op 21 januari gestorven. Hezelo, bijgenaamd Hercker, die tot de horigen van de graaf behoorde, gaf aan het klooster vijftien morgen land tegelijk met het tiendrecht; de overdracht aan het altaar geschiedde door de graaf. Dit land was zijn eigendom en ligt tussen KalculenGa naar voetnoot73 en de plek waar nu het gastenhuis staat, en grenst in het westen aan de Roderweg, die naar het kasteel Rode leidt.Ga naar voetnoot74 Hezelo liet zich door het klooster onderhouden; hij stierf op 27 december. In hetzelfde jaar stierf Siegfried, de paltsgraaf, die door Willem werd opgevolgd.Ga naar voetnoot75 | |
[pagina 104]
| |
1114Anno Dominicae incarnationis MCXIVo Theodricus et Lupelo, qui fratres erant carnales sed rerum pauperesGa naar voetnoot53, dederunt ȩcclesiȩ quasi septem iugera arbustorum et terrȩ traditione altari facta a comite; ipsi vero stipendiis nutriti sunt ȩcclesiȩ. Terra hȩc et arbusta illorum erant propria et sunt sita inter duas quȩ se a castro dividunt vias, quarum una huc ad monasterium ducit, altera vero versus Aquis vergit. Arbusta hȩc tangunt viam quȩ ad monasterium ducit, sed eam non tangunt quȩ versus Aquis vergit sed prope sunt ei sita, secus quam invenitur agger humilis et curvus ab aratro olim congestus et est terrȩ utriusque et arbustorum terminus. Quorum in medio est arabilis terra a castro versus Kalculen porrecta, unde etiam decimȩ sunt huius ȩcclesiȩ. Obitus Lupelonis et Theodrici agendus est VI kalendas martii. Ultra viam Aquensem, quȩ a castro ducit ad Kalculen, ubi locus nuncupatur Beccheberg, dedit ȩcclesiȩ Adelbertus, qui proprius comitis erat servus, quasi quatuor iugera terrȩ adhuc incultȩ, facta a comite altari traditione. Vir quidam proprius comitis servus dedit ȩcclesiȩ arbusta quasi duo iugera; arbusta hȩc illius erant propria et sita sunt infra lucum, qui Hagen nuncupatur, ad sinistram bivii ubi via altera ab hospitali, altera a pago Rodensi ad descensum conveniunt castri ad sinistram eiusdem viȩ, et sunt arbusta Sancti Petri de Bardenbach ad dextram eius sita et ad sinistram hȩc arbusta, quorum fundus erat olim aratro cultus, unde agger humilis et aratro congestus apparet circa eadem arbusta curvus ubi utriusque terrȩ est terminus. Eodem anno factum est bellum aput Andernacum inter imperatorem Heinricum et Fridericum, Coloniensis ȩcclesiȩ archiepiscopum, quia rex voluit terrȩ huic sempiternum imponere tributum sed episcopus obtinuit triumphum. | |
[pagina 105]
| |
1114In het jaar van de menswording des Heren 1114 gaven de broers Diederik en Lupelo, die weinig bezittingen hadden, ongeveer zeven morgen kreupelbos en land aan het klooster, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door de graaf; maar zij werden door het klooster onderhouden. Land en kreupelbos waren hun eigendom, en zijn gelegen tussen de twee wegen die zich bij het kasteel splitsen, waarvan de een hierheen naar het klooster leidt en de ander richting Aken loopt. Het kreupelbos komt tot aan de weg die naar het klooster gaat, maar niet tot aan de weg die richting Aken loopt, maar het komt er wel dichtbij. En langs die weg is een lage en kromme wal te vinden, die vroeger door een ploeg is opgeworpen; hij vormt de grens van zowel land als kreupelbos. In het midden ligt akkerland dat zich vanaf het kasteel richting Kalculen uitstrekt, waarvan ook de tienden dit klooster toebehoren. De sterfdag van Lupelo en Diederik moet op de 24ste februari herdacht worden. Aan de overkant van de weg naar Aken, die van het kasteel naar Kalculen leidt, waar het terrein Beckeberg wordt genoemd, liggen ongeveer vier morgen land, die tot dan toe nog niet ontgonnen waren. Adelbert, die een diensthorige van de graaf was, gaf deze aan het klooster, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door de graaf. Een zeker iemand, diensthorige van de graaf, gaf aan het klooster ongeveer twee morgen kreupelbos; het was zijn eigendom en ligt binnen het bos dat Hagen is genaamd,Ga naar voetnoot76 links van de tweesprong waar de weg vanuit het gastenhuis en die vanuit het dorp Kerkrade samenkomen bij de weg die vanuit het kasteel omlaag loopt, aan de linkerkant van die weg. Rechts ligt het kreupelbos van de kerk van de H. Petrus te Bardenberg en links het voornoemde kreupelbos, waarvan de grond vroeger beploegd was; daardoor is er een lage, door de ploeg opgeworpen wal te zien, die in een boog rond het kreupelbos ligt en de grens tussen beide terreinen vormt. In hetzelfde jaar is er bij Andernach slag geleverd tussen keizer Hendrik en Frederik, de aartsbisschop van Keulen, omdat de koning dat land eeuwige belasting wilde opleggen, maar de bisschop behaalde de overwinning.Ga naar voetnoot77 | |
[pagina 106]
| |
1115Anno Dominicȩ incarnationis MCXVo reddidit Richerus prepositus comiti parrochianam Rodensem ȩcclesiam, quam pater eius comes Adelbertus a primo huius loci rogatus presbitero subiugarat monasterio, nolens ei aliquem de fratribus preponere secularem illam plebem gubernare. Pro cuius recompensatione substituit ȩcclesiȩ huic comes septem iugera terrȩ, ultra Anstelam sita aput WiinzelenGa naar voetnoot54, unde tamen decimȩ sunt parrochianȩ Rodensis ȩcclesiȩ, et curticulam super Anstelam ante curtim Sigewini et Iuttȩ, quȩ curtis quoque est nunc ȩcclesiȩ et hȩc curticula solvit comiti maldrum avenȩ et sic est libera huius ȩcclesiȩ. Eodem anno plantavit frater Embrico vineam, quȩ nuncupatur Hangendenfels, in novali areola hȩreditatis suȩ quam ipse olim contulerat ȩcclesiȩ, eo maxime et precipuo tenore ut vinum eiusdem vineȩ singulis annis ad haustum fratribus inferatur ȩcclesiȩ. Unde decimas dedit ȩcclesiȩ huic Fridericus, Coloniensis ȩcclesiȩ archiepiscopus; erant quippe illius, ut ubique sunt in suis terminis archiepiscopi Coloniensis ȩcclesiȩ ex novalibus. VIII kalendas novembris obiit Fridericus Coloniensis ȩcclesiȩ archiepiscopus. | |
1116Anno Dominicȩ incarnationis MCXVIo cȩpit Richerus tractare cum fratribus irreligiosum et indecens esse in uno eodemque loco fratres pariter et sorores habitare, si forte provisa eis alias habitatione posset eas de loco hoc summovere. Et impetrata comite tumba aput Affeden ad occidentem ȩcclesiȩ cum circumposita palude, quȩ sub illius continebatur ditione, cepit eis super illam habitaculum edificare. Sed considerata loci importunitate quod sororibus ante castrum non congrueret habitatio, cessavit ab opere illo et sic intercepta est illarum illuc transmigratio. Tunc dedit comes ȩcclesiȩ pro palude hac sibi redacta, circa tumbam sita, paludem aliam superiorem inter Worm et Kalculen cum suis arbustis, quasi octo iugera paludis, et aput Berenbruch clivum, cis rivulum arbo- | |
[pagina 107]
| |
1115In het jaar van de menswording des Heren 1115 gaf proost Richer aan de graaf de parochiekerk van Kerkrade terug, die zijn vader, graaf Adelbert, op verzoek van de eerste priester van deze plek ondergeschikt had gemaakt aan het klooster. Richer deed dit omdat hij niemand van de broeders aan het hoofd ervan wilde stellen om leiding te geven aan die mensen in de wereld. Als compensatie hiervoor gaf de graaf het klooster zeven morgen land, gelegen aan de andere zijde van de Anstel te Terwinselen; de tienden daarvan behoren echter de parochiekerk van Kerkrade toe. Hij gaf ook een kleine hoeve aan de Anstel, gelegen vóór de hoeve van Sigewin en Jutta, die nu ook eigendom is van dit klooster. Deze kleine hoeve betaalt aan de graaf één malder haver en is verder onbelast eigendom van dit klooster. In hetzelfde jaar legde broeder Embrico een wijngaard aan, Hangendenfels genaamd, op een pas ontgonnen gedeelte van zijn erfgoed dat hij vroeger aan het klooster had overgedragen, onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de wijn van deze wijngaard ieder jaar aan de broeders van het klooster voor eigen gebruik geleverd zou worden. De tienden hiervan gaf Frederik, de aartsbisschop van Keulen, aan dit klooster; zij waren immers van hem, zoals overal in zijn gebied de tienden van pas ontgonnen land van de aartsbisschop van Keulen zijn. Frederik, aartsbisschop van Keulen, stierf op 25 oktober.Ga naar voetnoot78 | |
1116In het jaar van de menswording des Heren 1116 besprak Richer met de broeders dat het tegen de kloosterlijke leefwijze was en niet passend, dat broeders en zusters op één en dezelfde plek woonden. Hij deed dat om te zien of hij de zusters misschien niet van hier kon verwijderen, wanneer hij hen elders woonruimte verschaft had. En nadat hij van de graaf een heuvel te Afden verworven had ten westen van de kerk met een moeras eromheen, die onder diens zeggingsmacht viel,Ga naar voetnoot79 begon hij voor hen daarop een woning te bouwen. Maar gezien de ongeschiktheid van het terrein - immers wonen vlakbij een kasteel past zusters niet - hield hij met dit werk op en zo is hun verhuizing daarheen niet doorgegaan. Toen gaf de graaf aan het klooster in plaats van het moeras dat hij weer teruggekregen had en dat rond de heuvel lag, een ander, stroomopwaarts, tussen de Worm en Kalculen met het erbij behorende kreupelbos, welk moeras ongeveer acht morgen groot was. Hij gaf ook te Berenbroek een helling aan deze kant van het beekje, bedekt met bomen. De helling ligt aan de andere kant van de hoeve | |
[pagina 108]
| |
ribus consitum, ab ulteriore curtis parte contra solis ortum, quod aratro nunquamGa naar voetnoot55 est versum, tradens eaGa naar voetnoot56 altari in perpetuum. Eodem anno profectus Romam imperator se reconciliare sedi apostolicȩ, a qua paulo ante percussus erat anathemate. | |
1117Anno Dominicȩ incarnationis MCXVIIo contulit se huc Theodricus Holgrim denominatus cum Gerthrude sua, conferens ȩcclesiȩ sex et dimidium mansos terrȩ traditione facta altari ab ipso comite, cuius etiam ministerialis erat uterque. Theodricus iste et Gerthrudis, cum plurimam haberent terram, non genuerant prolem; unde contulerunt ȩcclesiȩ hos sex et dimidium mansos terrȩ, reliqua vero dederunt cognationi suȩ et permanserunt hoc in loco privati habitaculo, professione tamen et habitu fratrum uniti consortio, quorum etiam ista est oblatio: aput Strevelo curtis et duo mansi terrȩ cum circumfosso nemore, cuius tamen pars quedam non est ȩcclesiȩ. His diebus est illa curtis facta, quȩ ȩcclesiȩ constat fuisse secunda, cuius tamen decimas possidet illa popularis ȩcclesia. Aput Nivelstein mansus et caverna, unde exciduntur saxa. Huius mansi decimȩ sunt illius popularis ȩcclesiȩ. Aput Flozen mansus, cuius etiam decimȩ sunt predictȩ popularis ȩcclesiȩ. Aput Crumbach mansus. Hic et enim mansus est inter curtim et Specholtz situs. Cuius etiam decimȩ cum predicti essent Theodrici, dedit eas huic ȩcclesiȩ. Tunc est illa curtis facta, quȩ ȩcclesiȩ constat esse tertia. Mansus quoque et dimidius inter Kalculen et Hunthoven et item inter Kalculen et Wifensceth est situs. Decimȩ vero huius terrȩ cum predicti essent Theodrici, dedit etiam eas huic ȩcclesiȩ. Frater Theodricus obiit XVIIII kalendas ianuarii. Soror GerthrudisGa naar voetnoot57 III kalendas februarii. Terrȩ motus factus est magnus in ianuario. Eodem anno vigilia Ascensionis Domini infulminatum est templum sancti Lamberti; sequenti vero dominica perierunt ibidem clerici tres et unus laicus. Obiit Pascalis apostolicus; successit Gelasius. | |
[pagina 109]
| |
naar het oosten toe en is nog nooit beploegd.Ga naar voetnoot80 Hij droeg dit voor eeuwig aan het altaar over. In hetzelfde jaar is de keizer naar Rome vertrokken om zich te verzoenen met de Apostolische Stoel, door wie hij kort te voren in de ban was gedaan.Ga naar voetnoot81 | |
1117In het jaar van de menswording des Heren 1117 kwam Diederik, Holgrim genaamd, met zijn [vrouw] Gertrudis hierheen en schonk het klooster zeseneenhalve hove land, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door de graaf, van wie zij beiden ministeriaal waren. Diederik en Gertrudis, die zeer veel land maar geen kinderen hadden, gaven daarom die zeseneenhalve hove aan het klooster, de rest echter aan hun verwanten. Zij woonden hier afgezonderd in een eigen woning, maar door gelofte en kleding toch verenigd met de gemeenschap der broeders. Hun schenking omvat het volgende: te Streifeld een hoeve en twee hove land, met een bos waar een greppel omheen gegraven is, waarvan een deel echter niet van het klooster is. In die dagen is de hoeve gebouwd, waarvan vaststaat dat het de tweede van het klooster was; daarvan bezit echter de dorpskerk aldaarGa naar voetnoot82 de tienden. Te Nivelstein een hove en een groeve waar stenen uitgehakt worden; de tienden van deze hove zijn van die dorpskerk. Te Floess een hove, waarvan de tienden ook eigendom zijn van de genoemde dorpskerk. Te Crombach een hove. Deze ligt tussen de hoeve en Spekholz. Ook de tienden hiervan, die eigendom waren van genoemde Diederik, gaf hij aan het klooster. Toen is de hoeve gebouwd, waarvan vaststaat dat het de derde van dit klooster is.Ga naar voetnoot83 Ook anderhalve hove gelegen tussen Kalculen en Honthoven en tussen Kalculen en Wifelscheid. De tienden dan van dit land, die eigendom waren van genoemde Diederik, gaf hij ook aan dit klooster. Broeder Diederik stierf op 14 december, zuster Gertrudis op 30 januari. In januari vond er een hevige aardbeving plaats. In hetzelfde jaar is op de dag voor 's Heren Hemelvaart de kerk van de H. Lambertus door de bliksem getroffen; de daaropvolgende zondag stierven daar drie priesters en één leek.Ga naar voetnoot84 Paus Paschalis stierf en werd opgevolgd door Gelasius.Ga naar voetnoot85 | |
[pagina 110]
| |
1118Anno Dominicȩ incarnationis MCXVIIIo Wendelburgis vidua dedit ȩcclesiȩ mansum et consortio annumerata est sororum. Mansus iste situs est aput Wiburchoven et solvit quatuor solidos Coloniensis monetȩ. Mansus autem iste est venditus ab Erpone anno Domini MCXLVo fratribus in Cnesterden et datum est argentum, quod inde est sumptum super curtim aput Amble, dum illa empta est a fratribus in Lunnoche. Obiit soror Wendelburgis V idus ianuarii. Meinsco et Gepa cum coniugales essent et ministeriales comitis, dederunt ȩcclesiȩ ambitum, in quo situm est hospitale pauperum, et retro hospitale lucum pauperibus ad ministerium et retro lucum a luco versus africum octo diurnales terrȩ cum decimarum iure et aput Dorwilre etiam octo diurnales terrȩ et in Budenthorph tres partes vinearum et aput Montem Sanctȩ Walburgis vineam, Dalewingart nuncupatam. Sed decimȩ huius vineȩ sunt ȩcclesiȩ sancti Martini Coloniȩ. Hȩc ergo altari per manum comitis tradita sunt, cuius et ipsi ministeriales fuerunt. Obiit Meinsco VIII idus novembris. Gepa VI idus februarii. Wolframus cum et ipse comitis esset ministerialis, dedit ȩcclesiȩ octo iugera terrȩ cum decimarum iure, traditione facta a comite. Terra hȩc sita est iuxta Meinweidam, a meridie eiusdem silvȩ secus eam, quȩ a molendino ducit Aquis, viam. Wolframus obiit VIII idus aprilis. Ventus validus factus est vigilia Thomȩ apostoli. | |
1119Anno Dominicȩ incarnationis MCXVIIIIo emit Richerus prepositus et frater Embrico mansum a quodam mimo nomine Arnoldo et conventione facta cum comite traditus est mansus manu illius ȩcclesiȩ. Mansus iste situs est cis Hagenrothe inter Meinwedam et Worm, cuius etiam decimȩ sunt huius ȩcclesiȩ. Udo de Mulsforth dictus, vir nobilis et honestus, dedit ȩcclesiȩ huic quartam partem ȩcclesiȩ de Setterich una cum quadrante decimarum et iure eiusdem videlicet ȩcclesiȩ. Et octavam partem eius ȩcclesiȩ, quȩ est | |
[pagina 111]
| |
1118In het jaar van de menswording des Heren 1118 gaf de weduwe Wendelburgis een hove aan het klooster en zij werd geteld bij de gemeenschap der zusters. Deze hove ligt te ‘Wiburchoven’ en betaalt [als cijns] vier schellingen in Keulse munt. Die hove is echter door Erpo verkocht in het jaar 1145 aan de broeders in Knechtsteden en het geld dat daarvan ontvangen is, is uitgegeven ten behoeve van de hoeve te Ameln, toen die gekocht werd van de broeders in Lonnig.Ga naar voetnoot86 Zuster Wendelburgis stierf op 28 december. De echtelieden Meinsco en Gepa - ministerialen van de graaf - hebben aan het klooster het terrein gegeven waarop het gastenhuis voor de armen is gelegen, en achter het gastenhuis een bos ten dienste van de armen en achter het bos acht morgen land naar het zuidwesten toe met het tiendrecht; te Dorweiler ook acht morgen land en te Bodendorf driekwart deel van een wijngaard en te Walberberg een wijngaard, ‘Dalewingart’ genaamd. Maar de tienden van deze wijngaard zijn van de kerk van de H. Martinus te Keulen.Ga naar voetnoot87 Dit alles is aan het altaar overgedragen door de hand van de graaf, wiens ministerialen zij waren. Meinsco stierf op de 6de november en Gepa de 8ste februari. Wolfram die ook ministeriaal van de graaf was, gaf acht morgen land aan het klooster met het recht van tienden, waarbij de overdracht geschiedde door de graaf. Dit land is vlakbij Meinweide gelegen, ten zuiden van dat bos, langs de weg die van de molen naar Aken leidt.Ga naar voetnoot88 Wolfram stierf de 6e april. Op de vooravond van het feest van de apostel Thomas woedde een hevige storm.Ga naar voetnoot89 | |
1119In het jaar van de menswording des Heren 1119 kochten proost Richer en broeder Embrico een hove van een toneelspeler, Arnold geheten, en na een overeenkomst met de graaf is de hove door diens hand aan het klooster overgedragen. Hij ligt aan deze kant van Haanrade, tussen Meinweide en de Worm; ook de tienden ervan zijn eigendom van dit klooster. Udo, genaamd van Mülfort, een adellijk en eerzaam man, gaf aan dit klooster een vierde deel van de kerk van Setterich met het recht van diezelfde kerk op een vierde deel van de tienden. Eveneens gaf hij een achtste deel van de kerk die te Buchten ligt | |
[pagina 112]
| |
sita aput Buhtene, dedit etiam huic ȩcclesiȩ una cum quadrante decimarum et iure eiusdem videlicet ȩcclesiȩ, facta altari traditione proprietatis suȩ. Udo obiit X kalendas martii et hoc in loco sepultus est. Hinc autem evoluto tempore non longo dedit etiam ȩcclesiȩ huic Udo, adolescentulus predicti Udonis filius, quindecim diurnales terrȩ aput Setterich et ibidem dimidiam curtim, quȩ solvit huic ȩcclesiȩ tres solidos Coloniensis monetȩ. Et aput Hillenhoven quindecim frethenas terrȩ dedit etiam huic ȩcclesiȩ cum quadam curte, facta altari quoque traditione proprietatis suȩ. Udo obiit VII kalendas novembris et hoc in loco sepultus est. Obiit Gelasius apostolicus, cui successit Honorius. Eodem anno obiit Obbertus, Leodiensis ȩcclesiȩ episcopus, cui successit Fridericus, vir vere catholicus, humilis et religiosus, qui munerum non erat cupidus, a quo etiam Richerus, huius ȩcclesiȩ prepositus, hoc eodem anno in abbatem est consecratus. Noluit enim ab Obberto sacra fungiGa naar voetnoot58 dignitate, cuius etiam consecrationem [altaris]Ga naar voetnoot59 in cripta tulit moleste, quia ferebatur ȩcclesiasticas dignitates non gratis distribuere; unde rogavit eundem Fridericum ipsum altare in cripta etiam suo crismate perfundere. Consecratus igitur Richerus canonici ordinis - ut ferebatur - abbas primus, volens fratres quoque suos, qui tribus adhuc septimanȩ diebus antiquorum more vescebantur carnibus, proficere in Domino et agere perfectius, accepto omnium consilio instituit eos abstinere carnibus, reservata sagiminis recreatione ex monachorum consuetudinibus. Sed cum ipse esset vir valde discretus et compatiens omnibus, concessit infirmis pariter et minutis vesci carnibus, quas etiam refocillandis distribuit debilibus, et interdum non negavit eas adolescentibus, ut communis omnium profectus concors esse posset et voluntarius. | |
[pagina 113]
| |
aan dit klooster samen met het recht van diezelfde kerk op een vierde deel van de tienden. De overdracht van zijn eigendom geschiedde aan het altaar. Udo stierf de 20ste februari en is hier begraven. Niet veel later gaf ook Udo, de jonge zoon van voornoemde Udo, vijftien morgen land te Setterich aan dit klooster en de helft van een hoeve daar ter plaatse, die aan het klooster drie schellingen in Keulse munt betaalt. Hij gaf ook vijftien vrechtGa naar voetnoot90 land te ‘Hillenhoven’ aan dit klooster, met een hoeve. Ook de overdracht van diens eigendom geschiedde aan het altaar. Udo stierf de 26ste oktober en is hier begraven. Paus Gelasius stierf en werd opgevolgd door Honorius.Ga naar voetnoot91 In hetzelfde jaar stierf Otbert, de bisschop van Luik, die opgevolgd werd door FrederikGa naar voetnoot92, een echt christelijk man, nederig en vroom, die niet op geld uit was, door wie ook Richer, de proost van dit klooster, in ditzelfde jaar tot abt is gewijd. Richer wilde immers de heilige waardigheid niet uit handen van Otbert ontvangen, wiens wijding van het altaar in de crypte hij ook al moeilijk verdroeg. Er werd immers verteld dat hij de kerkelijke waardigheden niet verleende zonder zich daarvoor te laten betalen. Daarom vroeg hij diezelfde Frederik het altaar in de crypte ook met zijn chrisma te zalven. Toen Richer dan tot abt was gewijd - naar men zei als eerste bij de reguliere kanunniken - en omdat hij wilde dat ook zijn broeders, die tot dan toe drie dagen in de week volgens de gewoonte der ouden vlees aten, vorderingen zouden maken in de Heer en volmaakter leven, bepaalde hij met instemming van allen dat zij geen vlees meer zouden eten, maar wel nog vet om aan te sterken, volgens de gebruiken der monniken. Maar omdat hij een zeer wijs man was die met allen meevoelde, stond hij de zieken en de adergelatenen toe vlees te eten, dat hij ook aan de zwakken gaf om weer op krachten te komen, en bij tijd en wijle stond hij het ook de jeugdigen toe om te bereiken dat allen aan de gemeenschappelijke vooruitgang eendrachtig en vrijwillig konden meewerken.Ga naar voetnoot93 | |
[pagina 114]
| |
tione proprietatis suȩ, quarum altera est sita aput Dunen, altera vero aput Bengȩhoven. Ludolphus obiit V nonas martii et hoc in loco sepultus est. Regressus interea comes Adolphus a perȩgrinatione urbis Romȩ consilio apostolici accepto super ȩcclesia Rodensi ut redderet eam huic ȩcclesiȩ, cum prius huc tradita fuisset a suo patre Adelberto comite, quamvis postmodum sibi - id est comiti - reddita sit ab abbate, presertim cum ȩcclesiȩ semper laicis sint interdictȩ, tradidit eam iterum cȩnobio huic cum legitima subiectione, corroborata quoque ȩcclesiȩ huic septem diurnalium et curticulȩ eorum - unde prius est designatum - traditione, quos ipse etiam huc quasi pro commutatione predictȩ dederat ȩcclesiȩ, cum illa sibi - ut dictum est - redderetur ab abbate. Redacta vero ȩcclesiȩ huic parrochiana Rodensi ȩcclesia dedit etiam huc comes, in cuius ditione constabat adhuc tota parrochia, exteriorem illam illius ȩcclesiȩ terram, quȩ ad sacerdotis non pertinebat culturam; id est dimidium mansum aput Hunthoven in valle una cum curte et ibidem dimidium in monte versus Rothe una cum curte et aput Rothe domus duas et iugera septem subiecta domui utrique et inferius Rothe domum et pratum et aput Hunthoven pratum et iuxta Kalculen iugera quinque et aput WiinzelenGa naar voetnoot60 totidem et aput Nivelstein quatuor iugera et aput Harleis sex iugera cum curte. Eodem anno ventus factus est validus. | |
1121Anno Dominicȩ incarnationis MCXXIo Adelburgis vidua de Rihterche cum esset de familia Willeremi comitis palatini, cuius etiam proprium erat idem allodium, dedit ipsa ȩcclesiȩ iugera quindecim terrȩ, facta altari ab eodem Willeremo traditione. Terrȩ huius iugera quatuordecim sunt sita a curte versus Rihterche et unum iuxta viam lapide stratam; unde et decimȩ sunt parrochianȩ illius ȩcclesiȩ. Adhuc autem multis diebus vixit Willeremus, qui post Sigefridum palatinum fuit etiam palatinus, cuius et proprium erat hoc allodium, ubi etiam aliqui suorum suum quoque habuerunt proprium; unde predicta Adelburgis, cuius etiam propria hȩc predicta constat terra fuisse, dedit eam - ut dictum est - huic ȩcclesiȩ. Transactis vero hinc quasi decem annis mortuus est Willeremus sine prole, quȩ succederetGa naar voetnoot61 hȩreditati suȩ; unde predictum hoc Rihterchiense allodium Gozwinus de Falkenburch | |
[pagina 115]
| |
wijze over; de ene ligt te Kirchdaun, de andere te Bengen. Ludolf stierf de 3de maart en is hier begraven. Graaf Adolf was intussen teruggekeerd van een pelgrimstocht naar Rome met het advies van de paus over de kerk van Kerkrade, om deze namelijk aan dit klooster terug te geven. Zij was vroeger door zijn vader graaf Adelbert daaraan overgedragen, maar later door de abt weer aan hem, d.w.z. de graaf, teruggegeven.Ga naar voetnoot94 Dat advies was vooral gegeven, omdat het leken altijd verboden is kerken in eigendom te hebben. De graaf gaf haar opnieuw aan dit klooster en stelde haar op wettige wijze onder de bevoegdheid ervan. Ook de overdracht van de zeven morgen land en van de kleine hoeve erbij, waarover reeds eerder is gesproken, werd daarbij bevestigd. De graaf had die gegeven als compensatie voor de genoemde kerk, toen die hem - zoals reeds gezegd - door de abt werd teruggegeven. Toen de parochiekerk van Kerkrade dan aan dit klooster was teruggegeven, gaf de graaf, onder wiens zeggingsmacht tot dan toe de gehele parochie stond, ook het verderop gelegen land van die kerk dat niet behoorde tot het akkerland van de priester [van deze parochie]. Het betreft een halve hove samen met een hoeve te Honthoven in het dal, en nog een halve hove met een hoeve aldaar op de hoogte, richting Kerkrade, en in Kerkrade twee huizen en zeven morgen land, aan beide huizen onderworpen, en stroomafwaarts van Kerkrade een huis en een wei, en te Honthoven een wei en bij Kalculen vijf morgen land en te Terwinselen evenveel en te Nivelstein vier morgen en te Harles zes morgen met een hoeve.Ga naar voetnoot95 In hetzelfde jaar woedde een hevige storm. | |
1121In het jaar van de menswording des Heren 1121 gaf de weduwe Adelburgis van Richterich, die behoorde tot de horigen van paltsgraaf Willem, die ook Richterich als vrij-eigengoed bezat, vijftien morgen land aan dit klooster, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door diezelfde Willem. Veertien morgen land liggen vanaf de hoeve [Crombach] richting Richterich en één ligt naast de met steen geplaveide weg.Ga naar voetnoot96 De tienden daarvan behoren toe aan die parochiekerk. Willem dan, die na Siegfried paltsgraaf was geworden,Ga naar voetnoot97 was toen reeds oud. Hem behoorde dit gebied als vrij-eigengoed toe, waar eveneens enige van zijn horigen ook eigendom hadden. Daarom gaf genoemde Adelburgis, van wie vaststaat dat ook zij het genoemde land in eigendom bezat, dit - zoals gezegd - aan dit klooster. Ongeveer tien jaar later is Willem gestorven zonder kinderen na te laten die zijn bezittingen zouden overnemen. Daarom hield Gozewijn van Valkenburg dit voornoemde | |
[pagina 116]
| |
dictus tenuit quasi sedecim annis, donec hoc ab illo recepit rex Cunradus. Adelburgis obiit XVI kalendas martii. Eodem anno privatus est vita Fridericus, Leodiensis ȩcclesiȩ episcopus, qui vere catholicus fuisse ferebaturGa naar voetnoot62 et religiosus. Sed defuncto precessore suo Obberto se autem adhuc non electo [cona]tusGa naar voetnoot63 est Alexander archidiaconus fieri - si posset - episcopus; Fridericus tamen iste electus est canonice et consecratus. Unde dolens Alexander temptavit in eum movere exercitum ut saltim exterreret illum, sed episcopus obsedit Alexandrum super Hoy castrum, quem etiam ibi cȩpit, et abiurare coegit ut nunquam Leodii fieret episcopus, et sic est ab eo dimissus; unde nunquam habitus est inter eos concordiȩ affectus. Correpto denique episcopo dolore corporis gravissimo emerserunt oculi eius de loco suo et commutata est in livorem ext[erior]Ga naar voetnoot64 corporis eius compositio, quasi infectus fuisset veneno; unde a pluribus dictum est, quod hoc Alexandri perpetratum sit consilio et sic coronatus est episcopus martirio. Et cum ab omnibus iudicaretur [martirGa naar voetnoot65] ante altare Crucis in ȩcclesia sancti Lamberti est sepultus, ubi quique infirmi et variis pas[sionibus pressi]Ga naar voetnoot66 hausto in aqua pulvere illius tumuli a quacunque detinebantur passione sunt li[berati]Ga naar voetnoot67. Hinc multa etiam miracula sanitate ȩgrorum recuperata declarabantur ibi facta, demonstrante... suis etGa naar voetnoot68 quȩlibet bona Salvatoris nostri clementia, Cui est honor, potestas et gloria. [Anno MCXXIo]Ga naar voetnoot69 obiit Fridericus martir et episcopus, cui successit Albero ex communi omnium consilio. Adelberna de Herle cum esset de familia Theodrici comitis de Ara, cuius Theodrici proprium erat Herle, dedit ipsa ȩcclesiȩ huic decem solidos et tres obolos Coloniensis monetȩ de molendino aput Wanle. Molendinum hoc eius proprium et fratrum erat suorum, decem et octoGa naar voetnoot70 solidos singulis annis solvens eis, ea videlicet ratione ut molendinarius ex suo molares provideat et edificia construat et predictum tamen censum dominio reddat. Unde illa ex parte sua predictos decem solidos et tres obolos dedit - ut dictum est - huic ȩcclesiȩ, a comite Theodrico facta | |
[pagina 117]
| |
vrij-eigengoed van Richterich zestien jaar in zijn bezit, totdat koning Koenraad dit van hem terugnam.Ga naar voetnoot98 Adelburgis stierf de 14de februari. In hetzelfde jaar is Frederik, bisschop van Luik, gestorven,Ga naar voetnoot99 die - naar men zegt - echt christelijk en vroom is geweest. Toen zijn voorganger Otbert gestorven was en Frederik nog niet gekozen, heeft de aartsdiaken Alexander geprobeerd bisschop te worden,Ga naar voetnoot100 maar Frederik is op canonieke wijze gekozen en gewijd. Daarom probeerde de teleurgestelde Alexander een leger tegen hem op de been te brengen om hem wellicht af te schrikken, maar de bisschop belegerde hem in het kasteel Hoei. Hij nam hem daar ook gevangen, dwong hem te zweren nooit bisschop van Luik te worden en liet hem zonder meer gaan. Maar daardoor heeft er tussen hen nooit eensgezindheid bestaan. Toen de bisschop tenslotte zeer ernstig ziek was geworden, puilden zijn ogen uit en is zijn lichaam blauw geworden, alsof hij vergiftigd was. Door meerderen is daarom gezegd dat dit op instigatie van Alexander gedaan was en zo is de bisschop met het martelaarschap gekroond. En omdat hij door allen voor een martelaar werd gehouden, is hij voor het Kruisaltaar in de Lambertuskerk begraven, waar allen die ziek zijn en lijden aan verschillende kwalen, van hun lijden - welk dit ook is - bevrijd worden, wanneer zij aarde van zijn graf in een beker water hebben gedronken. Volgens de verhalen zijn daar sindsdien vele wonderen gebeurd, waarbij zieken hun gezondheid hebben teruggekregen, doordat de genade van de Heiland, aan Wie eer, macht en roem toekomt, deze en alle andere weldaden de Zijnen bewijst. In het jaar 1121 stierf Frederik, martelaar en bisschop, en met instemming van allen is hij opgevolgd door Albero.Ga naar voetnoot101 Adelberna van Heerlen die tot de horigen van graaf Diederik van Are behoorde, die Heerlen in eigendom bezat, gaf aan dit klooster tien schellingen en drie obolen in Keulse munt van een molen te Wanlo. Deze molen was eigendom van haar en van haar broers en betaalde jaarlijks achttien schellingen, met dien verstande dat de molenaar uit eigen middelen zorgde voor de molenstenen en de gebouwen optrok, maar toch de voornoemde cijns aan zijn heren gaf. Van haar eigen deel nu gaf zij de genoemde tien schellingen en drie obolen - zoals gezegd - aan dit klooster, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door graaf Diederik. Adelberna gaf haar leven in de wereld op en werd bij de zusters geplaatst. Na verloop van enige tijd gaf ook Gerard, een broer van Adelberna, twaalf penningen van die molen te Wanlo aan dit | |
[pagina 118]
| |
altari traditione. Adelberna vero postposita seculari vita inter sorores est collocata. Hinc autem evoluto tempore aliquo dedit etiam ȩcclesiȩ Gerardus, predictȩ Adelbernȩ germanus, de prenominato molendino aput Wanle duodecim denarios; unde molendinum solvit nunc ȩcclesiȩ undecim solidos et tres obolos. Gerardus obiit II idus maii. Adelberna vero soror nostra obiit XV kalendas decembris. His diebus erat aput Salzeburch, quȩ metropolis est Bawariȩ, episcopus nomine Conradus, a quo etiam huc Richerus ad presidendum est transmissus, tanta Christi dilectione succensus, ut correcto ubique toto episcopatu suo quȩque ȩcclesiastica, quȩ prius distrahebantur precio, constitueret gratis dari et absque contaxatione ullius precii. Ȩt in sua principali ȩcclesia, ubi episcopalis est cathedra, commutatione cleri facta statuit regulam sancti Augustini sub communi fratres commanendi vita. Unde facta Richero legatione mutationisGa naar voetnoot71 illius ȩcclesiȩ rogat illum obnixe sibi consulere in tanta necessitate, qui misit ei fratres quatuor eruditissimos religione, quorum profectu initiata est ibi regula et ordo canonicȩ professionis et communis vitȩ. Eodem anno contulit se huc Ȩingramus de Rucelenfelt, quiGa naar voetnoot72 fuit ministerialis Walrami ducis de Leimburch, qui Walramus vocabatur etiam Paganus, cuius Pagani proprium erat quoque allodium hoc, quod Rucelenfelt nuncupatur, et Affeden. Ȩingramus autem cumGa naar voetnoot73 esset sine prole, quȩ succederet hȩreditati suȩ, supputata sibi licentia Walrami dedit ȩcclesiȩ duos mansos et dimidium cum curte sua, quȩ omnia aput Rucelenfelt sunt sita. Unde etiam decimas... iugerum novalis terrȩ et decimas curtis predictȩ et a curte quatuor iugerum sub meridie contulit ȩcclesiȩ ex suo videlicet iure; et inferius Rucelenfelt, id est sub aquilone ab ipsa curte, [quindecim iugera et]Ga naar voetnoot74 decimas ab alienis quindecim iugeribus ȩcclesiȩ et decimas unius mansi aput Kecensiphe de[dit ȩcclesiȩ], qui mansus est sanctȩ Mariȩ Coloniensis ȩcclesiȩ, cui moniales declarantur deservire. Hinc... facta estGa naar voetnoot75 curtis aput Rucelenfelt, quȩ huius ȩcclesiȩ constat quarta esse. Ad hanc cur[tim pertinent] arbusta, quȩ secus descensum consistunt eius viȩ, quȩ ad castrum descendit ab ipsa curte...Ga naar voetnoot76 eiusdem viȩ, et tria paludis iugera inter montem Werceberch et rivulum qui dicitur | |
[pagina 119]
| |
klooster, zodat de molen nu elf schellingen en drie obolen aan het klooster betaalt. Gerard stierf de 14de mei en Adelberna, onze zuster, de 17de november. In die dagen was in Salzburg, de aartsbisschoppelijke zetel van Beieren, Koenraad bisschop, door wie Richer hierheen is gezonden om leiding te geven. Hij was in zo'n grote liefde jegens Christus ontvlamd dat hij bepaalde, toen hij zijn hele bisdom overal hervormd had, dat alle kerkelijke ambten die vroeger tegen betaling verdeeld werden, nu gratis en zonder vaststelling van een prijs zouden worden gegeven. En in zijn hoofdkerk, waar de bisschopszetel staat, begon hij een hervorming bij de geestelijken en voerde de regel van de H. Augustinus in, namelijk dat zij als broeders gemeenschappelijk zouden leven.Ga naar voetnoot102 Vervolgens zond hij Richer bericht over de hervormingen bij zijn kerk en vroeg hem dringend om raad in zo'n moeilijke aangelegenheid. Richer zond hem vier broeders die zeer goed op de hoogte waren van het kloosterlijk leven, door wier toedoen daar de regel en de gebruiken zijn ingevoerd die verbonden zijn met de kanonikale gelofte en het gemeenschappelijk leven.Ga naar voetnoot103 In hetzelfde jaar kwam Eingram van Ritzerfeld hierheen. Hij was ministeriaal van Walram, hertog van Limburg, die ook Walram de Heiden genoemd werd,Ga naar voetnoot104 aan wie onder meer het vrij-eigengoed Ritzerfeld behoorde, evenals Afden. Daar Eingram geen kinderen had die zijn bezittingen zouden overnemen, gaf hij met toestemming van Walram aan het klooster twee en een halve hove met zijn hoeve, alles gelegen te Ritzerfeld. Ook de tienden van... morgen pas ontgonnen land en de tienden van genoemde hoeve, evenals die van vier morgen land ten zuiden van de hoeve gaf hij aan het klooster krachtens eigen recht; eveneens gaf hij aan het klooster [vijftien morgen en] de tienden van vijftien andere morgen, gelegen stroomafwaarts van Ritzerfeld, d.w.z. ten noorden van die hoeve, en tenslotte gaf hij de tienden van één hove te Kettensief, die eigendom is van de H. Maria te Keulen, in welk klooster - naar men zegt - zusters God dienen.Ga naar voetnoot105 Vervolgens is de hoeve te Ritzerfeld aangelegd, waarvan vaststaat dat het de vierde van dit klooster is. Tot deze hoeve [behoort] het kreupelbos dat langs de weg ligt die van de hoeve naar het kasteel afdaalt, en wel [links c.q. rechts] daarvan, evenals drie morgen moeras tussen de berg ‘Werceberch’Ga naar voetnoot106 en het beekje..., en... van het kreupelbos op de helling van die berg, hetgeen alles van Eingram is geweest. Tussen... en het kasteel ligt een wei, die eveneens dankzij de schenking van Eingram | |
[pagina 120]
| |
...Ga naar voetnoot77 de arbustis in clivo predicti montis, quȩ omnia eiusdem Eingrami fuere. I[nter...] et castrum situm est pratum, quod etiam dono eius huius ȩcclesiȩ est proprium [... rest]itutione. Iuxta curtim in medio agrorum a curte contra africum habuit lucum [... quȩ omnia dedit] ȩcclesiȩ, facta a Walramo duce altari omnium horum traditione. M[...] coniunx IngramiGa naar voetnoot78 ante Eingrami conversionem explevit mortem; unde in cathalogo sororum non optinet locum sed illius predium, quod aput Morsbornen est situm, in conversione Eingrami, eius mariti, concessit huic ȩcclesiȩ Heinricus Romanorum Augustus Walrami ducis petitione; id est tres solidos de quindecim iugeribus et de molendino ibidem sito triginta denarios. Unde idem molendinum solvit ȩcclesiȩ modo quinque solidos, cum etiam ei prius solveret triginta denarios. Ȩingramus ad consortium conversus est fratrum et VIII kalendas decembris explevit obitum. DeinsuindisGa naar voetnoot79 vero VI idus februarii consecuta est etiam suum. | |
1122Anno Dominicȩ incarnationis MCXXIIo subtractus est ex hac luce ȩternȩ illius commutatione Richerus, ȩcclesiȩ huius abbas primus, pia recordatione dignus, relicta sub merore magno pro transitu suo tota congregatione, quod fraudati erant tam idoneo pastore. Contulerat enim se huc tempore illius magnus cleri et honestus ex utroque episcopatu conventus, sed ipse paucos suscepit laicos, nisi quos aput seculum videlicet utiles fuisse constaret et honestos et quorum diligentia religio maxime servaretur et tenor ȩcclesiasticus. His diebus fuerunt hic sorores numero - ut ferebatur - octo ex honestis seculi matronis sub custodia acerrimi rigoris, sed ipse affirmarat verbis se nunquamGa naar voetnoot80 plures recepturum, cum tamen rogaretur pro multis, quasi hoc genus maximi sit impedimenti religiosis. Richerus magnam humanitatem exhibuit hospitibus nec minorem impendebat pauperibus, in citeriore domo colligens equites, in remotiore vero pedites, ubi etiam laici fratres egerunt corporum infirmitates et | |
[pagina 121]
| |
eigendom werd van dit klooster... Bij de hoeve had hij midden in de akkers een bos, en wel ten zuidwesten van de hoeve. [Dit alles schonk hij] het klooster, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door hertog Walram. Deinsuindis, de vrouw van Eingram, stierf voor de bekering van Eingram; daarom heeft zij geen plaats gekregen op de lijst van de zusters; haar domein te Morsbach echter werd bij de bekering van haar echtgenoot Eingram door Hendrik, keizer van het Roomse Rijk,Ga naar voetnoot107 op verzoek van hertog Walram aan het klooster geschonken, namelijk drie schellingen uit vijftien morgen en dertig penningen van de aldaar gelegen molen. Daarom betaalt die molen nu vijf schellingen aan het klooster, omdat deze vroeger reeds dertig penningen betaalde.Ga naar voetnoot108 Eingram is toegetreden tot de gemeenschap der broeders; hij is de 24ste november gestorven; Deinsuindis dan is de 8ste februari overleden. | |
1122In het jaar van de menswording des Heren 1122 is Richer uit dit leven weggerukt en overgegaan naar het eeuwige leven. Richer was de eerste abt van dit klooster en een vrome nagedachtenis waardig. De hele kloostergemeenschap bleef in groot verdriet achter vanwege zijn heengaan, omdat zij van zo'n geschikte herder beroofd was. In zijn tijd immers waren vele, geachte geestelijken uit beide bisdommenGa naar voetnoot109 hierheen gekomen; maar hij heeft weinig leken aangenomen en dan nog alleen hen, van wie vaststond dat zij in de wereld nuttig en geacht waren en door wier nauwgezetheid de kloosterregels en de normale gang van zaken in het klooster het best bewaard werden. In die dagen waren hier, naar verteld werd, acht zusters, genomen uit vrouwen die in de wereld geacht waren; zij stonden onder zeer strenge tucht; hij had echter nadrukkelijk verzekerd dat hij er nooit meer zou aannemen, ofschoon toch gepleit werd voor velen. Hij was namelijk van mening dat het vrouwelijk geslacht de grootste hindernis vormt voor kloosterlingen. Richer toonde grote menslievendheid jegens de gasten en niet minder jegens de armen. Hij ontving de reizigers te paard in het dichterbij gelegen huis en de reizigers te voet in het verderop gelegen huis, waar ook de lekenbroeders verbleven wanneer zij ziek waren en gedurende de dagen der aderlating. De reizigers te paard verzorgde hij namelijk uit de gemeenschappelijke voorraadkelder van de broeders; de reizigers te voet echter en de zieke broeders werden door hem verzorgd in het verderop gelegen huis;Ga naar voetnoot110 daaraan dan werden de tienden van alles gegeven, van de cijnzen, van de wijn | |
[pagina 122]
| |
minutionumGa naar voetnoot81 dies, equites videlicet procurans ex communi fratrum cellario, pedites autem et fratres infirmos in remotiore domo. Illic enim omnium rerum dabantur decimȩ census, vini et annonȩ, excepto equorum pabulo et agrorum semente et his, quȩ expendebantur in alicuius allodii comparatione. Et quicquid huc dabatur elemosinarum, domui pauperum est decimatum. Richerus in docendo erat catholicus, in verbis veridicus, compatiens cunctis et largus, in moribus honestissimus et in omnibus valde religiosus. Unde illius religiositate conventus in tantum est religiosior factus, ut et ipse locus et incolȩ eius pro tantȩ religionis honestate honorarentur etiam a principibus. Richerus obiit nonas februarii, undecimo regiminis sui anno, electo statim a conventu Giselberto, cui etiam commissa est cura ab Alberone, Leodiensis ȩcclesiȩ episcopo, et - ut moris est huic ȩcclesiȩ - in abbatem consecratus est ab illo. Giselbertus iste pastor fuit ȩcclesiȩ Cyrenensis parrochiȩ et decanus illius cleri, qui solet Iuliaci gratia capitulari confluere, secularis admodum et litteralis inbutus scientiȩ et personalis sufficiens eminentiȩ sed provectus erat ȩtate. Et cum ipse adhuc aput ȩcclesiam suam maneret et Richerus iam obisset, illexerunt illum fratres se huc contrahere; vellent enim eum in abbatem promovere. Unde, cum promotus minutias claustralis observantiȩ nesciret, oppositum est ei quod religio propter eum periret, quasi tantȩ dignitati non sufficeret, cum etiam in electione idem fuisset. Et evoluto tempore aliquo permansit hic huiusmodi dissensio. Eodem anno profectus a Clarofonte Ailbertus, loci huius initiator et primus sacerdos, in hac regione amicos visitare et notos; et veniens ad inferiores ultra Renum partes receptus est hospitio a quodam divite, cuius domus semota erat ȩcclesiȩ, recepto pariter secum falso perȩgrino, qui palma insignitus erat et melote. Et cum hic ingrederetur cum sacerdote, estimabat eum sacerdos notum esse hospitis, hospes vero quod comes esset sacerdotis et sic a neutro eorum considerata est fraus latronis. Mane autem illis ȩcclesiam ingressis et functo Dei sacerdote divinis elapsus est peregrinus cum equo hospitis et quibusdam vestimentis, quasi revecturus sacerdotem ab ȩcclesia ne gravaretur molestia tanti itineris. Quibus statim agnitis et quod latro comes fuisset sacerdotis conicitur ab universis, convocant concilium, adeunt iudicium, trahunt eum ad acu- | |
[pagina 123]
| |
en van het koren, behalve van het voer voor de paarden en van het zaaigoed en van alles wat besteed werd voor aankoop van een of ander vrij-eigengoed. En van al wat aan het klooster aan aalmoezen gegeven werd, daarvan ging één tiende deel naar het huis der armen.Ga naar voetnoot111 Richer was in de leer rechtzinnig, in zijn woorden waarheidslievend, meevoelend met allen en vrijgevig, in levenswandel zeer eerzaam en in alles zeer vroom. Door zijn vroomheid is dit convent zoveel vromer geworden, dat zowel de plek zelf als de bewoners vanwege de achting die zoveel vroomheid oproept, zelfs door vorsten geëerd werden. Richer stierf de 5de februari in het elfde jaar van zijn bestuur, waarna terstond door het convent Giselbert gekozen werd, aan wie ook de leiding is opgedragen door Albero, bisschop van Luik, en hij is zoals bij dit klooster gebruikelijk door deze tot abt gewijd. Deze Giselbert was pastoor van de parochie Oberzier en deken van de geestelijken die in Jülich plegen samen te komen om kapittel te houden.Ga naar voetnoot112 Hij was zeer onderlegd in de wereldlijke letteren en had genoeg persoonlijk overwicht maar hij was wel bejaard. Toen hij nog in zijn parochie verbleef en Richer reeds gestorven was, hebben de broeders hem overgehaald hierheen te komen; zij wilden hem immers tot abt bevorderen. Toen hij dan bevorderd was en niet de details van de kloostertucht kende, is hem verweten dat door hem de kloosterlijke leefwijze verloren ging, omdat hij in hun ogen niet tegen zo'n waardigheid was opgewassen, hoewel hij toch dezelfde was als bij zijn verkiezing. Ook na verloop van enige tijd bleef dit verschil van mening hier bestaan. In hetzelfde jaar is Ailbertus, de initiatiefnemer en eerste priester van deze plek, uit Clairefontaine vertrokken om in deze streek vrienden en bekenden te bezoeken. En toen hij in het gebied van de Neder-Rijn was gekomen, aan de overkant van de rivier, werd hij gastvrij onthaald door een rijk man wiens huis ver van de kerk aflag.Ga naar voetnoot113 Samen met hem werd een onechte pelgrim opgenomen die als teken van zijn pelgrimage een palmtakGa naar voetnoot114 en een schaapsvel droeg. En omdat hij samen met de priester het huis binnenging, dacht de priester dat het een bekende van de gastheer was. Deze op zijn beurt meende dat het een metgezel van de priester was. En zo is door geen van beiden het bedrog van de dief onderkend. Toen zij dan 's morgens vroeg naar de kerk gegaan waren en de priester Gods de dienst gedaan had, is de pelgrim met het paard van de gastheer en enige kleren verdwenen onder het voorwendsel de priester van de kerk te halen om te voorkomen dat hij door de moeilijke, lange weg vermoeid zou worden. De diefstal wordt terstond ontdekt; allen menen dat de dief een metgezel van de priester is, zij roepen een vergadering bij elkaar, komen tot een vonnis, slepen hem naar de galg, omdat zij van | |
[pagina 124]
| |
leum iudicantes eum mortis esse reum. Ubi tamen cunctis ammirantibus pacientiam eius quod nec in mortis compendio est perturbatus, accurrit equus alligatis sibi vestibus in medio turbȩ consistens mansuetus, qui prius infrenis videbatur et indomitus, comprobante Domino, qui verȩ innocentiȩ gubernator est et custos, quod innocens latrocinii et alienus fuisset suus sacerdos, et sic est a suspendio aculei liberatus. Cui cum dona plurima reconciliationis gratia et quod innocentem Dei sacerdotem tam gravi affecissent contumelia libentissime vellent exhibere, noluit ea penitus - etiam martirium pro Christo subire paratus - contingere; unde non est dubitandus martirum quoque coronandus a Domino sacro diademate. Hinc autem maturato itinere versus Saphenberch Adolphum comitem, eiusdem castri possessorem, gratia antiquȩ dilectionis adire, unde se regressurum destinavit huiusGa naar voetnoot82 quoque ȩcclesiȩ conventum salutare, ingressus est castrum, quod Dichid nuncupatur, ubi Retherus eiusdem castri possessor in compendio erat moriturus, cui ipse olim promiserat quod ultimis eius exequiis esset affuturus. Qui ab eo vitȩ insignitus ȩternȩ die tertia est assumptus comprobante Domino quod veridicus esset suus sacerdos. Et inde profectus venit ad villam, quȩ nuncupatur Sehteme, hospitio desiderantissime a quodam loci illius collectus primore, ubi statim gravi correptus infirmitate cȩpit indesinenter viribus membrorum deficere. Et accepto salutari viatico pro itinere sempiterno commendavit se Domino Deo cum universali catholicȩ fidei populo, obsecrans obnixe pro locorum prosperitate et animarum salute, quȩ Dei initiata servitio erant ipsius actione, ut et loca construantur et animȩ custodiantur divinitatis auctoritate. Tunc rogavit ministrum sibi potum de puteo afferre sitim temperare recenti et frigido liquore; quo allato et gustato potu aquȩ in vini sapore estimabat sibi naturale vinum se ad recreandum allatum esse; et summoto a se poculo subicit non vinum sed aquȩ potum petisse; unde commoto hospite hȩc ita fuisse effusoque, quod continebatur vase, iubet ministrum citissime aquam apportare; qua rursus gustata a sacerdote in vini sapore et culpato ministro pro secunda vini allatione festinat ipse hospes effuso rursus vase aquȩ potum apportare; quo tertio vir Dei gustato in sapore vinatico intellexit donum Dei esse, bibit et benedicit Dominum cȩli et terrȩ. Sed et hospes et universi astantes, quibus tamen notissima erat res, experimentum inde querentes biberunt ex eodem potu | |
[pagina 125]
| |
oordeel zijn dat hij de doodstraf verdient. Dan echter, terwijl allen zich over zijn kalmte verwonderen, omdat hij in het vooruitzicht van de dood niet van zijn stuk gebracht is, komt plots het paard met de kleren erop vastgebonden aanlopen en blijft kalm midden in de menigte staan, het paard dat vroeger ongebreideld en ongetemd scheen. De Heer, Die leider en bewaker van de ware onschuld is, bewees hiermee dat Zijn priester onschuldig was aan deze diefstal en dat die ook niet met zijn karakter strookte, en zo is hij ontkomen aan de dood door ophanging. Toen zij hem met alle geweld met geschenken wilden overladen als teken van verzoening en omdat zij een onschuldige priester Gods zo smadelijk bejegend hadden, heeft hij deze onder geen beding willen aannemen, daar hij bereid was voor Christus ook de marteldood te ondergaan. Daarom lijdt het geen twijfel dat hij ook door de Heer gekroond moet worden met de heilige diadeem der martelaren. Vandaar is hij haastig op weg gegaan naar Saffenburg,Ga naar voetnoot115 om graaf Adolf, de bezitter van dat kasteel, vanwege hun oude vriendschap te bezoeken. Hij was van plan op de terugreis ook deze kloostergemeenschap te begroeten. Op zijn tocht deed hij het kasteel DyckGa naar voetnoot116 aan, waar Rether, de bezitter ervan, op sterven lag, die hij vroeger had beloofd bij zijn begrafenis aanwezig te zijn. Nadat de priester hem met het teken van het eeuwige leven getekend had, is Rether op de derde dag gestorven. De Heer bewees hiermee dat zijn priester altijd de waarheid sprak. En vandaar ging hij verder en kwam in het dorp Sechtem,Ga naar voetnoot117 waar hij door een van de voornaamsten van die plaats allerhartelijkst werd ontvangen. Daar werd hij terstond ernstig ziek en langzaam maar zeker namen zijn krachten af. En nadat hij de heilzame spijs voor de eeuwige tocht had ontvangen, beval hij zich met heel het volk van het christelijke geloof aan God de Heer aan, vurig biddend voor de voorspoed der kloosters en het heil der zielen die door zijn toedoen gewijd waren aan de dienst van God, dat de kloosters uitgebouwd zouden worden en dat de zielen gered zouden worden door de macht van God. Toen vroeg hij een dienaar hem water uit de put te brengen om zijn dorst met een verse en koele dronk te lessen. En toen hem die gebracht was en hij wijn in plaats van water proefde, meende hij dat hem natuurlijke wijn gebracht was om aan te sterken. En nadat hij de beker had afgewezen, zei hij dat hij geen wijn maar water gevraagd had. De gastheer was zeer gebelgd over het gebeurde en nadat hij de rest uit de beker had weggegooid, beval hij zijn dienaar als de weerga water te halen. Als de priester echter weer wijn proeft en hij de dienaar ervan beschuldigt hem voor de tweede keer wijn gebracht te hebben, gooit de gastheer de beker weer leeg en gaat nu zelf water halen. Toen de man Gods voor de derde keer wijn proefde, begreep hij dat dit een geschenk van God was. Hij dronk en zegende de Heer van hemel en aarde. Maar de gastheer en alle omstanders die toch heel goed wisten wat er gebeurd was, wilden het zelf onderzoeken en dronken allen van die | |
[pagina 126]
| |
omnes vinumque ex aqua mutatum cognoscentes benedixerunt Dominum, quod magnificet se diligentes. Et imminente ei resolutione corporis et animȩ facta est ibi fraglantiaGa naar voetnoot83 ex suavissimo odore replens et habitaculum et corda lȩtificans astantium, donec recessurus explevit obitum; et corpus feretro est impositum collaudantibus universis Dominum, quod tam manifesto salutis miraculo adornaverit Sui sacerdotis recessum. Et subtractus est a corpore tali experimento victoriȩ Ailbertus Dei sacerdos cum Domino Deo semper victurus ab angelis cȩlestibus - ut credimus - officiose susceptus. Anno Dominicȩ incarnationis MCXXIIo, indictione Ia, XIII kalendas octobris, feria IIa, luna IIIIa, concurrente Va, nulla existente epacta, regnante Domino per omnia seculorum secula. Servis autem eius vehiculum parantibus, quo huc erat - ut adhuc vivus rogarat - asportandus, intulerunt corpus villani in minorem ȩcclesiam ȩiusdem villȩ - nam duȩ ibidem sunt sitȩ - circumvallantes feretrum et custodientes obnixe ne cuiquam liceret vel accedere aut corpus, ut formidabant, auferre. Unde servo eius altero festinante Saphenberch tota nocte annuntiare comiti Adolpho ut veniret excutere corpus sacerdotis a populo, altero autem servo remanente cum feretro, sepelierunt illud convicanei statim tempore vespertino ante meridianum ȩiusdem ȩcclesiȩ ostiolum, quod ex latere ingressum prȩstat sacrario, cum copioso exequiarum obsequio. Cum vero comes venisset mane et vellet corpus iam humatum effodere et hunc ad locum - ut ille adhuc vivus rogarat - asportare nimia illis iratus indignatione, quod tam sanctum et tam dignum sacerdotem sepelissent aput se et hoc sine ȩcclesiastica sollempnitate, temptaverunt eum obiectione simulata deterrere, quomodo tam sanctum et tam dignum - ut dixisset - sacerdotem laica manu auderet eicere et maxime sine episcopi licentia et cleri presentia, et hoc timore percusso comite permansit res imperfecta. Eodem anno conduxit conubio Adolphus comes Margaretam, quȩ neptis erat Friderici, Coloniensis archiepiscopi, nata de Suarcenburch castro Bawariȩ, quod situm est iuxta terminos Boemiȩ, de quo etiam castro constat ipse Fridericus fuisse. Adhuc non erat Adolphus comitatu insignitus sed cum nepte dedit illum ei Fridericus. Hoc anno statuit papa Pascalis regi Heinrico episcopo libere electo aut abbate sine simonia cum virga et anulo investire et sic posse ordinari canonice. | |
[pagina 127]
| |
drank. Toen zij bemerkten dat het water in wijn veranderd was, zegenden zij de Heer omdat Deze verheerlijkt wie Hem liefhebben. En toen de scheiding van zijn lichaam en ziel nabij was, steeg er een zeer zoete geur op, die het hele vertrek vulde en de harten der omstanders verblijdde, totdat hij gestorven was om terug te keren [naar de Heer]. Zijn lichaam werd op een draagbaar gelegd, waarbij allen de Heer prezen, omdat Hij het sterven van Zijn priester met zo'n duidelijk wonder had getooid. En Ailbertus, de priester Gods, is met een dergelijk bewijs van overwinning aan zijn lichaam onttrokken om altijd bij God de Heer te leven, nadat hij - naar wij geloven - dienstvaardig door hemelse engelen is opgenomen. Dit gebeurde in het jaar van de menswording des Heren 1122, het eerste jaar van de indictie, de 19de september, een maandag,Ga naar voetnoot118 de vierde dag van de maanmaand, concurrens 5, epacta 0, terwijl de Heer in alle eeuwen der eeuwen regeert. Terwijl zijn dienaren de wagen klaarmaakten om hem hierheen te brengen, zoals hij bij zijn leven gevraagd had, droegen de dorpelingen zijn lichaam naar de kleinste kerk van dat dorp - er zijn er daar twee - waarbij zij de lijkbaar omringden en er zorgvuldig acht op sloegen dat niemand kon naderen of het lijk meenemen, zoals zij vreesden. En terwijl de ene dienaar zich de hele nacht door naar Saffenburg haastte om het graaf Adolf te melden, opdat hij zou komen om het lijk van de priester van het volk los te krijgen, en de andere dienaar bij de baar bleef, begroeven de dorpelingen hem tegen het vallen van de avond vóór de kleine zuidelijke ingang van de kerk, die van de zijkant uit toegang geeft tot het koor, met de pracht en praal van een plechtige begrafenis. Toen de graaf 's morgens vroeg was aangekomen en het reeds begraven lichaam wilde opgraven en het hierheen brengen zoals de priester bij zijn leven had gevraagd, was hij zeer vertoornd op de dorpelingen, omdat zij een zo heilig en waardig priester in hun dorp begraven hadden en dat nog wel zonder kerkelijke plechtigheid. Zij probeerden hem bang te maken door huichelachtig tegen te werpen hoe hij het waagde een zo heilig en waardig priester - zijn eigen woorden - met lekehand op te graven en dat nog wel zonder toestemming van de bisschop en zonder aanwezigheid van geestelijken. Hierdoor werd de graaf bang en de zaak bleef zoals zij was. In hetzelfde jaar huwde graaf Adolf met Margareta, een nicht van Frederik, de aartsbisschop van Keulen. Zij was geboren in het kasteel Schwarzenburg in Beieren, dat ligt bij de grens met Bohemen. Frederik zelf stamt ook van dit kasteel.Ga naar voetnoot119 Tot dan toe was Adolf nog niet bekleed met de titel graaf, maar Frederik verleende hem die, toen hij hem zijn nicht [tot vrouw] gaf.Ga naar voetnoot120 In hetzelfde jaar stond paus Paschalis aan koning Hendrik toe een bisschop of abt die vrij gekozen was zonder simonie, met staf en ring te bekleden en bepaalde dat deze zo op canonieke wijze geïnstalleerd kon worden.Ga naar voetnoot121 | |
[pagina 128]
| |
1123Anno Dominicȩ incarnationis MCXXIIIo gravis factus est fratribus abbas Giselbertus occasione hac, quod moribus adhuc secularis videretur et regularis disciplinȩ ignarus et religio incuriositate periret illius. Unde eo ad audientiam episcopi vocato ventilabant causam coram illo, qui statim absolvit eum officio concessa illi singulari mansione cum singulari corporis sui sustentaculo. Deposito igitur Giselberto elegerunt sibi Bertolphum in Sprenkerbacensi cȩnobio, ubi etiam tunc similis florebat religio, virum in omnibus probatum et in regulari disciplina eruditum, qui etiam officio utilis videbatur et idoneus, sed ad suscipiendam ȩcclesiȩ curam non est episcopo presentatus. Cȩterum se videns Giselbertus illato sibi successore coram omnibus magis vilescere profectus est sine auctoritate et licentia ȩcclesiȩ ad suos carnales amicos consilio etiam illorum et solatio super hac uti calamitate; magno enim rubore confusus est et dedecore. Et veniens ad Cirenensem villam superioris ȩcclesiȩ, cuius et ipse constat pastor fuisse, mortali corporis sui est ibidem passione correptus; unde, cum redire vellet et non posset, viam universȩ camis est ingressus. Quem cum iam defunctum et hoc in loco ad sepeliendum nollent fratres recolligere, quia egressus fuisset sine claustrali auctoritate, ibidem a clericis, quorum fuerat decanus, commendatus est sepulturȩ. VI nonas octobris obiit Giselbertus, abbas Rodensis ȩcclesiȩ secundus. Eodem anno combustus est Rodensis locus et totus in cinerem redactus. Scolares enim pueri, qui tunc in ȩcclesia erant educandi, asperrimo regebantur magistro, cuius intolerabilemGa naar voetnoot84 se non posse rigorem arbitrati sunt sufferre; unde duo occulte conspiraverunt inter se igni locum succendere, ut sic saltim eius manum vel cohabitationem quoque fratrum valerent evadere. Unde unus quadam nocte succenso sibi lumine, quasi naturali secessurus necessitate, ingressus secreto secessum succendit igni desuper tectum et sic, quicquid continebatur loco, igni est consumptum. Et cum plurimus in loco esset clerus et consumptis igni edibus non esset ubi caput reclinarent locus, misit ex illis conventum Bawariam | |
[pagina 129]
| |
1123In het jaar van de menswording des Heren 1123 ontstond een gespannen verhouding tussen abt Giselbert en de broeders, omdat zijn leefwijze nog steeds werelds scheen en hij onbekend scheen met de kloostertucht en de kloosterlijke leefwijze door zijn nalatigheid afnam. Toen hij hierom voor de bisschoppelijk rechtbank ontboden was, zetten de broeders de zaak ten overstaan van de bisschop uiteen, die hem terstond van zijn ambt onthief, waarbij hij hem een afzonderlijke woning met afzonderlijk levensonderhoud toestond. Toen Giselbert afgezet was, kozen zij Bertolf uit het klooster Springiersbach, waar toen ook eenzelfde kloosterlijke leefwijze bloeide;Ga naar voetnoot122 het was een man in alles beproefd en goed op de hoogte met de kloostertucht; hij scheen ook nuttig en geschikt voor het ambt, maar hij is niet aan de bisschop voorgedragen om de leiding over het klooster te ontvangen. Toen Giselbert zag dat hij - nu er een opvolger voor hem gevonden was - bij allen steeds minder te betekenen had, is hij zonder volmacht en toestemming van de kloostergemeenschap naar zijn vrienden in de wereld vertrokken om hun raad en bijstand te verkrijgen bij deze rampspoed; hij was immers door grote schaamte en schande in verwarring gebracht. En bij zijn aankomst in het dorp Oberzier, waar hij vroeger pastoor was geweest, is hij door een dodelijke ziekte getroffen. Toen hij vandaar wilde terugkeren maar het niet kon, is hij de weg van alle vlees gegaan. Toen hij gestorven was en de broeders het lijk niet wilden hebben om het op deze plek te begraven, omdat hij weggegaan was zonder volmacht van de kloostergemeenschap, is hij daar door de geestelijken wier deken hij geweest was, begraven. Giselbert, de tweede abt van het klooster Rode, overleed de 2de oktober. In hetzelfde jaar is Rode afgebrand en helemaal in as gelegd. De leerlingen immers die toen voor hun opleiding in het klooster waren, werden geleid door een zeer strenge leermeester, wiens ondraaglijke strengheid zij meenden niet te kunnen verduren. Vandaar dat twee leerlingen heimelijk overlegden de zaak in brand te steken om tenminste aan zijn hand, ja zelfs ook aan het samenwonen met de broeders te kunnen ontsnappen. Daarom is één van hen op zekere nacht met een kaars onder het voorwendsel van hoge nood heimelijk naar het toilet gegaan en heeft het dak erboven in brand gestoken en zo is alles wat zich op deze plek bevond, in vlammen opgegaan. En omdat toen zeer veel geestelijken hier waren en er geen plaats was om het hoofd te ruste te leggen nu de gebouwen verbrand waren, zond Bertolf, de toenmalige elect | |
[pagina 130]
| |
Bertolphus, ȩcclesiȩ huius tunc electus, Conrado, Salzeburgensi archiepiscopo, qui posuit eos aput Salzeburch in suo principali monasterio regulari disciplina deservire Domino; ibi quippe nuper facta est clericorum mutatio. Tunc statuta est inter fratres huius ȩcclesiȩ et Bawariensis terrȩ communis et talis conventio, ut utrique uno recipiantur capitulo et cohabitandi succedant sibi communi consortio. Nam idem Conradus commutavit plurima in episcopatu suo monasteria sub beati Augustini militare regula. His diebus contulit se huc Embrico de Rucelenfelt cum tribus liberis ad conversionem religionis, conferens ȩcclesiȩ tres mansos terrȩ arabilis una cum decimis, quȩ pari tenore simul cum tellure erant sui iuris. Embrico iste fuit ministerialis Walrami ducis, cuius etiam Walrami propria erat terra, quȩ collata est ȩcclesiȩ ab ipso - ut predictum est - Embricone. Unde facta conventione Embriconis et ȩcclesiȩ permanere hic sub religione una cum prole tradidit ipse Walramus dux eandem terram altari, sicut tradiderat etiam fȩodum - ut predictum est - Eingrami ministerialis quoque sui, quod fȩodum erat etiam proprium eiusdem ducis Walrami. Terra hȩc Embriconis sita est inter Rucelenfelt et Strevelo infra terminos Affedensis ȩcclesiȩ sub individua sui integritate, nisi quod triginta diurnales eiusdem terrȩ concluduntur terminis Mercsteniensis ȩcclesiȩ, unde decimas illa popularis ȩcclesia solet colligere. Arbusta vero, quȩ pertinent ad Embriconis fȩodum, sunt plus octo diurnalium, sita inter Rucelenfelt et Wurm a Rucelenfelt contra chorum, et aput Bȩrenforthe tria paludis iugera pertinent similiter ad ipsum. Embrico autem tradita ȩcclesiȩ sua - ut dictum est - terra et relicta seculari vita permansit in ȩcclesia sub communi fratrum regula pro angelica communitate promerenda. Cuius ante conversionem explevit suum Adeleida coniunx eius obitum, unde in catalogo sororum non habet locum, sed quia ad monasterium direxit maritum, videtur non indigna communi oratione fratrum. Idus iulii obiit Adeleidis; Embrico autem frater noster obiit XVI kalendas novembris. | |
[pagina 131]
| |
van dit klooster, een gedeelte van hen naar Beieren naar Koenraad, de aartsbisschop van Salzburg, die hen in Salzburg in zijn hoofdklooster plaatste om daar de Heer te dienen volgens de kloosterregel der regulieren; daar immers had onlangs een hervorming van de geestelijken plaatsgevonden.Ga naar voetnoot123 Toen is tussen de broeders van dit klooster en die van Beieren een overeenkomst gesloten om samen één kapittel te vormen en om zich te onderwerpen aan één gemeenschappelijke regel voor het samenwonen. Want diezelfde Koenraad had zeer veel kloosters in zijn bisdom onder de regel van Augustinus gebracht.Ga naar voetnoot124 In die dagen kwam Embrico van Ritzerfeld hierheen met drie kinderen om de kloosterlijke staat aan te nemen. Daarbij droeg hij aan het klooster drie hove akkerland over, samen met de tienden die hem onder dezelfde juridische titel als het land rechtens toekwamen. Deze Embrico was een ministeriaal van hertog Walram, aan wie ook het land toebehoorde dat door Embrico - zoals gezegd - aan het klooster werd afgestaan. Toen tussen Embrico en het klooster een regeling was getroffen dat hij hier samen met zijn kinderen volgens de kloosterregel zou leven, droeg hertog Walram dit land over aan het altaar, zoals hij ook het leen van Eingram, eveneens een ministeriaal van hem, had overgedragen, zoals reeds gezegd is.Ga naar voetnoot125 Dit leen was eveneens eigendom van hertog Walram. Dit land van Embrico ligt tussen Ritzerfeld en Streifeld binnen het gebied van de kerk van Afden; als een ondeelbare eenheid, zij het dat dertig morgen land binnen het gebied van de kerk van Merkstein liggen, waarvan deze dorpskerk de tienden pleegt te innen. Het kreupelbos dat tot het leen van Embrico behoort, is meer dan acht morgen groot en ligt tussen Ritzerfeld en de Worm, vanuit Ritzerfeld richting koor;Ga naar voetnoot126 en in ‘Berenforthe’ behoren drie morgen moeras eveneens tot dit leen. Embrico droeg - zoals gezegd - zijn land aan het klooster over, verliet het leven in de wereld en bleef in het klooster onder de gemeenschappelijke regel van de broeders, om de gemeenschap met de engelen te verdienen. Zijn vrouw Adeleidis stierf vóór zijn intrede in het klooster; daarom is zij niet opgenomen in de lijst der zusters, maar omdat ze haar man de weg naar het klooster heeft gewezen, wordt zij waardig geacht opgenomen te worden in het gemeenschappelijk gebed der broeders. Adeleidis stierf de 15de juli; Embrico onze broeder de 17de oktober. | |
[pagina 132]
| |
1124Anno Dominicȩ incarnationis MCXXIIIIo ceperunt fratres musitare et graviter se ipsos inculpare de Bertolpho nuper electo, quod dignus non esset officio neque licuisset ei regimen sumpsisse vivente adhuc Giselberto, cui etiam commissa fuisset cura ab episcopo. Quo ille audito nimia suffusus indignatione, quod communi eorum vocatus electione nunc irrisui signaretur et ignaviȩ, data illis benedictione regressus est ad locum professionis suȩ. Tunc sunt fratres conturbati et nimia formidine afflicti, quidnam eis potissimum esset aggredi, cum locus iam consumptus fuisset igni et fratres eorum Bawariam transmigrati ipsimetque ab electo suo derelicti neque sibi cor unum esset prȩlatum eligendi. Nam Herimannus Embriconis et Adeleidȩ, qui tanta contulerant ȩcclesiȩ, filius hic edoctus erat et iam adultus et quasi merito singulari ad apicem suspirabat presidendi, si forte auctores assisterent et assentanei. Unde orta est hic gravis discordia de electione, cum ille, qui potestatis hic erat magnȩ, suspiraret prȩsidere, maior vero pars eligere vellet canonice. Qua ex re cum iam inter se non possent convenire, assumpserunt sibi denuo in Sprenkerbacensi cȩnobio iuvenem, qui vocabatur Borno, qui natus in Burgundia conversus erat in eodem monasterio. Hic ergo suscepit curam ab episcopo sed non est consecratus abbatis officio. Intromissus est in conventum et ad eius consignatus consortium miles de Traiectensi oppido, Heinricus nomine, tres mansos terrȩ conferens ȩcclesiȩ, qui siti sunt aput Bymle. Fratres autem timentes fraudem cognatorum illius ne forte possent ȩcclesiȩ terram hanc dolo auferre, compulsi sunt eam venundare. Et accepto eiusdem terrȩ precio comparaverunt ȩcclesiȩ duos aput Anstelam mansos a comite. His diebus habitaverunt ultra Anstelam, ubi nunc curtis est ȩcclesiȩ, Sigewinus et Iutta, duos ibidem mansos tenentes a comite, ȩtate iam provecti absque prole. Unde Iutta hereditate sua alias venundata comparavit sibi mansum suȩ inferioris terrȩ contiguum a quodam Hunruco de Lare, cuius etiam proprius fuit mansus iste, et dedit eum ȩcclesiȩ ea videlicet conditione, ut idem mansus cuidam Godescalco concederetur censuali iure. Sed defuncto interim Sigewino defunctus est et Godescalcus; unde idem mansus est liber ȩcclesiȩ resignatus. Tunc remisit eum | |
[pagina 133]
| |
1124In het jaar van de menswording des Heren 1124 begonnen de broeders te morren en zich onderling ernstige verwijten te maken over de onlangs gekozen Bertolf, dat hij het ambt niet waardig zou zijn en dat hij het bestuur niet op zich had mogen nemen, toen Giselbert nog leefde, aan wie immers de leiding door de bisschop was toevertrouwd. Toen hem dit ter ore kwam, werd hij zeer boos, omdat hij die immers door hun gemeenschappelijke verkiezing geroepen was, nu bespot werd en voor slappeling werd uitgemaakt. Hij gaf hen zijn zegen en keerde terug naar de plaats waar hij zijn gelofte had afgelegd.Ga naar voetnoot127 Toen heerste er grote verwarring en ontsteltenis onder de broeders. Zij wisten niet goed wat zij het beste konden doen, nu het klooster in vlammen was opgegaan, nu medebroeders naar Beieren waren verhuisd, nu zij zelf door hun elect waren verlaten en niet eensgezind waren bij het kiezen van een overste. Want Heriman, de zoon van Embrico en Adeleida die zoveel aan het klooster hadden gegeven, was hier onderricht en nu volwassen en vanwege de in zijn ogen uitzonderlijke verdiensten streefde hij ernaar de hoogste macht te bereiken, als tenminste gangmakers en meelopers hem zouden bijstaan. Daardoor is er hier grote onenigheid ontstaan over de verkiezing, omdat hij die veel invloed had, naar de leiding streefde, de meerderheid echter op canonieke wijze wilde kiezen. Toen zij nu daarover geen overeenstemming konden bereiken, hebben zij opnieuw in het klooster Springiersbach een jongeman gekozen die Borno heette. Hij was in Bourgondië geboren en in dat klooster ingetreden. Hij ontving de leiding uit handen van de bisschop, maar hij is niet tot abt gewijd. Tot het convent is een ridder Hendrik uit Maastricht toegelaten en opgenomen in de gemeenschap. Hij gaf drie hove land aan het klooster die gelegen zijn te Bemelen. Omdat de broeders echter bedrog van zijn bloedverwanten vreesden en bang waren dat dezen het land op listige wijze aan het klooster konden ontnemen, voelden zij zich gedrongen het te verkopen. En nadat zij het geld voor dit land ontvangen hadden, kochten zij voor het klooster twee hove te Anstel van de graaf. In die dagen woonden [namelijk] aan de overkant van de Anstel, waar nu de hoeve van het klooster ligt,Ga naar voetnoot128 Sigewin en Jutta die daar twee hoven van de graaf in leen hadden. Zij waren al op leeftijd en hadden geen kinderen. Daarom verkocht Jutta haar erfgoederen elders en kocht een hove die grensde aan hun eigen stroomafwaarts gelegen land, van een zekere Hunruk van Lare, van wie onder meer deze hove eigendom was. Zij schonk die hove aan het klooster, onder voorwaarde dat deze hove als cijnsgoed aan een zekere Godschalk afgestaan zou worden. Maar nadat intussen Sigewin gestorven was, stierf ook Godschalk en is die hove vrij van lasten aan het | |
[pagina 134]
| |
viduȩ Borno ea ratione, ut et ipsa suos utrosque mansos, quos cum ea possederat Sigewinus, post obitum saltim suum concederet ȩcclesiȩ, si ipse eos iam consequi posset a comite. Ad quod ei illa acquievit et id etiam comitem facere postulavit. Et conventione facta cum comite sub argenti promissione Borno exhibuit ei argentum, pro quo venundatum est predium predicti Traiectensis Henrici, quod ipse secum quoque loco huic constat optulisse, et comes contradidit ȩcclesiȩ prȩdictos utrosque mansos Sigewini et Iuttȩ ea scilicet dispensatione ut, quamdiu illa viveret, potiretur inde sua victualitate. Quod et ita factum est. Nam illa vixit longo hinc tempore ȩcclesia nichil inde utilitatis consequente. Porro tertius horum mansus fuit prius ȩcclesiȩ - ut predictum est - traditus. Decimȩ vero horum trium mansorum sunt parrochianȩ Rothensis ȩcclesiȩ. Comitissa autem, comperta traditione a comite facta super his videlicet mansis, causata est eos fuisse dotis suȩ nec tradi debuisse absque sua voluntate et ideo irritam traditionem esse, sed ipsa post paululum delinita pecuniis ȩcclesiȩ corroboravit et ea quȩ gesta sunt a comite. | |
1125Anno Dominicȩ incarnationis MCXXVo Berthradis de Denegenbach dedit ȩcclesiȩ septem iugera terrȩ una cum decimarum iure et decimas unius mansi pariter et dimidii contulit ei, traditione facta altari a comite, cuius et ipsa ministerialis patet fuisse. Illa vero alternata priori vita inter sorores est collocata. Iugera hȩc septem sita sunt inter Kalculen et lucum, qui hospitalis est pauperum, iuxta quȩ dedit etiam ȩcclesiaeGa naar voetnoot85 duo iugera Everhildis vidua. Mansus autem unde ipsa decimas dedit ȩcclesiȩ, situs est inter Specholtz et Anstelam versus Rodensem ȩcclesiam. Dimidius vero mansus unde ipsa etiam decimas dedit ȩcclesiȩ, situs est aput Fornebach in valle, ubi prius dimidii alius mansi decimȩ quoque fuerunt ȩcclesiȩ. Soror Berthradis obiit XI kalendas iunii. Hinc autem elapso tempore non longo alienatus comes a promisso recepit sibi mansum non reddito fratribus argento nec metuens Dei vindictam pro mendatio, quod tamen maxime credebatur actitatum uxo- | |
[pagina 135]
| |
klooster toegewezen. Toen stelde Borno die hove aan de weduwe ter beschikking met de bedoeling dat zij op haar beurt de beide hoven die Sigewin samen met haar in bezit had gehad, zou overlaten aan het klooster - althans na haar dood -, als hij die tenminste van de graaf zou kunnen krijgen. Zij stemde daarin toe en verlangde zelfs van de graaf dat hij dit deed. En nadat met de graaf een overeenkomst was gesloten waarbij hem een geldsom werd beloofd, gaf Borno hem het geld waarvoor het domein van bovengenoemde Maastrichtse Hendrik is verkocht. Het staat vast dat deze dit domein bij zijn intrede aan deze plek geschonken heeft. De graaf droeg beide genoemde hoven van Sigewin en Jutta over aan het klooster, met de bepaling dat Jutta tijdens haar leven het vruchtgebruik zou hebben, en dit is ook zo gebeurd. Zij leefde nog lang nadien, zodat het klooster er geen voordeel van had. Hun derde hove nu was - zoals al vermeld - eerder aan het klooster overgedragen. De tienden van deze drie hoven nu behoren toe aan de parochiekerk van Kerkrade. Toen de gravin na de overdracht door de graaf te weten was gekomen wat er met deze hoven gebeurd was, bracht zij naar voren dat die een onderdeel van haar bruidsschat waren en dat zij zonder haar toestemming niet overgedragen hadden mogen worden en dat daarom de overdracht niet rechtsgeldig was, maar zelf heeft zij korte tijd later - overgehaald door geld van het klooster - ook bekrachtigd hetgeen door de graaf gedaan was. | |
1125In het jaar van de menswording des Heren 1125 gaf Berthradis van Dentgenbach zeven morgen land aan het klooster met het tiendrecht. Zij gaf ook de tienden van één hove en tevens van een halve hove, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door de graaf, van wie zij blijkbaar ministeriaal is geweest. Zij zei haar vroegere leven vaarwel en is temidden van de zusters geplaatst. De zeven morgen liggen tussen Kalculen en het bos dat behoort tot het gastenhuis voor de armen, naast de twee morgen die de weduwe Everhildis reeds aan het klooster geschonken heeft.Ga naar voetnoot129 De hove echter waarvan zij de tienden aan het klooster schonk, ligt tussen Spekholz en de Anstel, richting kerk van Kerkrade. De halve hove waarvan zij de tienden ook aan het klooster gaf, ligt te Forensberg in het dal, waar reeds eerder de tienden van een andere halve hove in handen van het klooster gekomen waren. Zuster Berthradis stierf de 22ste mei.
Niet veel later nam de graaf tegen zijn belofte in de hove terug,Ga naar voetnoot130 zonder aan de broeders het geld terug te geven en zonder de wraak van God te vrezen voor zijn | |
[pagina 136]
| |
ris consilio. Qua de re dum querimoniam inde temptarent super eum fratres movere se circumventos et argento ȩcclesiȩ fraudatos esse fallaci illius promissione, positus est in quietem mansus idem tempore longo concessu partis utriusque, ut nec servi comitis ligna inde nec fratres deberent succidere, donec anno Dominicȩ incarnationis MCXXXVIo Heinricus, Walrami ducis filius, consignata sibi in uxorem Mathilda, eiusdem comitis Adolphi filia, potitus ab eo hoc Rothensi allodio resignaret eundem mansum ȩcclesiȩ accepta a fratribus pari et ipse argenti recompensatione. Frater Hescelo diaconus obiit II nonas aprilis. Soror Minia obiit V idus augusti. Eodem anno defunctus est Heinricus Romanorum Augustus, huius nominis quintus, aput Traiectum Inferius et eviscerato corpore Spiram est asportatus et ibidem in ȩcclesia a parentibus suis constructa honorifice sepultus; cui successit in regnum LothariusGa naar voetnoot87, dux Saxoniȩ, vir iustus et Deo cȩli devotus. Nam ipse iuste iudicavit, pacem composuit, ȩcclesias defendit, iniquos dampnavit, elemosinas distribuit et quȩ Dei sunt, exquisivit; unde toto eius tempore pax viguit et terra fructum diu negatum uberius produxit. Cum vero hoc in loco adhuc nisi solum et hoc infra criptȩ situm haberetur altare, quo universos missam audituros oportebat confluere, consequens erat etiam sorores pariter cum fratribus ibidem ad missam consistere; unde volens Borno eas hinc summovere cȩpit profecto eis ad inhabitandum complanare locum in torrente, quȩ nuncupatur Frowensipha, unde et torrens hoc vocabulum videtur accepisse. Ubi complanatus cum fuisset locus et qua locarentur exaltata domus, visum est universis quod propinqua habitatio earum posset generare scandalum et sic interceptum est illud edificium. | |
[pagina 137]
| |
woordbreuk. Men geloofde algemeen dat hij handelde op instigatie van zijn vrouw. Toen de broeders het vervolgens waagden vanwege deze zaak een klacht tegen hem in te dienen, dat zij bedrogen waren en beroofd van geld van het klooster door een leugenachtige belofte, is lange tijd met instemming van beide partijen in het midden gelaten wie recht op die hove had, zodat noch de dienaren van de graaf noch de broeders er hout konden kappen. Deze situatie bleef onveranderd totdat in het jaar van de menswording des Heren 1136 Hendrik, de zoon van hertog Walram, huwde met Mathilde, de dochter van graaf Adolf, en zo in het bezit kwam van dit vrij-eigengoed Rode en die hove aan het klooster teruggaf, nadat ook hij nog eens eenzelfde bedrag [als zijn schoonvader] had ontvangen van de broeders. Broeder Hescelo, diaken, stierf de 4de april. Zuster Minia de 9de augustus. In hetzelfde jaar is Hendrik V, keizer van het Roomse Rijk, gestorven te Utrecht en nadat zijn ingewanden uit zijn lichaam gehaald waren, is hij naar Speyer gebracht en daar in de kerk, die door zijn ouders gebouwd was, plechtig begraven.Ga naar voetnoot131 Zijn opvolger was Lotharius, hertog van Saksen, een rechtvaardig en de God van de hemel toegewijd man,Ga naar voetnoot132 want hij oordeelde rechtvaardig, stichtte vrede, verdedigde de kerken, strafte de bozen, deelde aalmoezen uit en streefde alles na, wat van God is. Daarom heerste er gedurende zijn hele regeerperiode vrede en bracht de aarde volop de vruchten voort, die zij lang had geweigerd. Daar hier nog slechts één altaar was - en wel in de crypte - waar allen die mis wilden horen, naar toe moesten komen, was de consequentie dat broeders en zusters er gezamenlijk de mis bijwoonden. Omdat Borno daarom de zusters van hier wilde verwijderen,Ga naar voetnoot133 begon hij daadwerkelijk met het egaliseren van een terrein bij het snelle beekje dat Vrouwensief heet, waar zij zouden gaan wonen. Het beekje heeft zijn naam vermoedelijk daaraan ontleend. Toen het terrein geëgaliseerd was en de muren van het huis, waar de zusters geplaatst zouden worden, waren opgetrokken, vond iedereen dat het een schandaal kon verwekken dat de zusters zo dicht bij de broeders woonden, en daarom is het huis niet afgebouwd. | |
[pagina 138]
| |
Folio 2 verso van de codex.
Foto: Rijksarchief in Limburg H.L. Mordang. | |
[pagina 139]
| |
Folio 3 recto van de codex.
Foto: Rijksarchief in Limburg H.L. Mordang. | |
[pagina 140]
| |
Crescente interea sororum numero, quȩ in hoc loco professionis voto sunt insignitȩ, crevit etiam inde murmurium in congregatione, quod ulterius hic pre multitudine non possent habitare, construxit eis Borno claustrum in cimiterio parrochianȩ Rodensis ȩcclesiȩ, in aquilonari illius latere, dispositum tali scemate ut ipsȩ suum ministerium celebrarent in superiori turris testudine, inferior pars pateret plebi parrochianȩ. Ubi paratȩ cum essent officinȩ, quȩ eis erant oportunȩ, transtulit eas illuc sequestratas rerum et victualitatis dispensatione. Huc usque enim procuratȩ sunt ex communi promptuario ȩcclesiȩ operantes et ipsȩ similiter opus commune; nunc vero discretȩ ab ȩcclesia cȩperunt de suo singulariter vivere operantes ulterius et ipsȩ opus sibi singulare. Ȩcclesia namque illa est eis concessa cum omni possessione sua et curtis, quȩ Crumbach est appellata, et decimȩ, quȩ ex iure huius ȩcclesiȩ erant ultra Anstelam colligendȩ, id est in aquilonari huius fluvii latere. His diebus cȩperunt sorores psallere et canonicas diei horas decantare. Quibus ita peractis et unoquoque in suo ordine - prout decuit - ambulante visa est ȩcclesia produxisse magnum ex se fructum concordiȩ, donec Borno cepit cogitare si forte posset instituta et consuetudines ȩcclesiȩ professionis suȩ huic, id est Rodensi, informare, ut in agendis rebus et divinis concentibus unum agentes, unum sentientes, unum vellent esse. Sed quia instituta illius ȩcclesiȩ conatus est huic - si posset - introducere et non huius illi resignare, responderunt seniores, quibus et visum est quod ei fuissent despectiores, se non posse nec debere observantiam professionis suȩ quasi prevaricandi ausu derelinquere neque temere alios ȩcclesiȩ mores sibi usurpare. Qua de re convenire cum non possent per se accersitis Borno ad se quasi agnitionis tenore fratribus aliquot suȩ et Steinveldensis ȩcclesiȩ pro tempore secum commanere ut, cum ipse minor esset numero coram adversa multitudine, illorum fretus societate ad propositum intentionis suȩ confidentius posset procedere; unde cepit inter eos paulatim fomentum oriri discordiȩ. | |
[pagina 141]
| |
Omdat intussen het aantal zusters dat hier zijn gelofte had afgelegd, toenam, groeide ook het gemor in de kloostergemeenschap dat zij hier niet langer konden wonen vanwege hun grote aantal. Daarom bouwde Borno voor hen een klooster op het kerkhof van de parochiekerk van Kerkrade en wel aan de noordzijde daarvan, zodanig dat zij hun diensten konden vieren in de bovenste verdieping van de toren en het onderste gedeelte beschikbaar was voor de parochianen.Ga naar voetnoot134 Toen de voor hen geschikte woon- en werkvertrekken klaar waren, bracht hij hen daarheen over, waarbij een scheiding werd gemaakt in het beheer van de bezittingen en de leeftocht. Tot dan toe werden zij immers verzorgd uit de gemeenschappelijke kloosterkas, omdat de zusters ook hun deel van het gemeenschappelijk werk deden. Nu zij echter afgescheiden waren van het klooster, leefden zij op zichzelf van hun eigen kloosterkas, waarbij zij vanaf dat moment ook alleen hun eigen werk deden. Die kerk is hen immers afgestaan met al haar bezittingen, evenals de hoeve Crombach en de tienden die dit klooster aan de overkant van de Anstel - namelijk aan de noordzijde van de beekGa naar voetnoot135 - rechtens mocht innen. In die tijd zijn de zusters begonnen de psalmen te zingen en de canonieke uren van de dag te vieren.Ga naar voetnoot136 Toen dit afgehandeld was en ieder in zijn eigen gemeenschap leefde zoals dat behoorde, was het duidelijk dat er een grote eendracht voor het klooster uit voortgekomen was, totdat Borno op de gedachte kwam dat het misschien mogelijk was de regels en gewoonten van het klooster waar hij zijn gelofte had afgelegd,Ga naar voetnoot137 over te brengen naar Rode, opdat men bij alles wat men deed en bij het zingen van de getijden één zou willen zijn, door als één man te handelen en te denken. Maar omdat hij probeerde de regels van dat klooster hier in te voeren als dat kon en niet omgekeerd, hebben de oudsten - die ook de indruk hadden door hem geminacht te worden -, hem geantwoord dat zij de gehoorzaamheid aan hun gelofte niet konden en mochten prijsgeven, omdat zij dan in hun ogen het risico liepen van de juiste weg af te wijken. Ook konden en mochten zij niet lichtzinnig gewoonten van een ander klooster overnemen. Toen zij het onderling niet eens konden worden, liet Borno enkele broeders uit zijn eigen klooster en uit SteinfeldGa naar voetnoot138 overkomen om enige tijd bij hem te blijven, met de bedoeling dat men de andere regels zou leren kennen, en opdat hij - daar hij zelf in de minderheid was tegen een grote oppositie - op hun aanwezigheid steunend met meer vertrouwen zijn plannen zou kunnen uitvoeren. Langzamerhand begon daaruit tweedracht onder hen te ontstaan. | |
[pagina 142]
| |
1127Anno Dominicȩ incarnationis MCXXVIIo Fastradis et Ida sorores uterinȩ, quȩ de ministerialibus erant comitis, dederunt ȩcclesiȩ dimidium mansum una cum curte aput Burnen et terra hȩc fuit illarumGa naar voetnoot88 propria; ad quam terram pertinet etiam mediocris silveola. Eodem anno orta est magna inter Bornonem et fratres discordia ex illa rerum mutabilitate, de qua illos etiam prȩterito anno certum est disceptasse, illo volente breviarium, iuxta quod erat concinendum, corrigere secundum observantiam ȩcclesiȩ professionis suȩ et consuetudines huius ȩcclesiȩ his omnino contradicentibus commutare ad tenorem ȩcclesiȩ professionis suȩ. Hic ita accidentibus et utrisque ab alterutro dissidentibus quidam ex istis zelo iusticiȩ et voto ducti obȩdientiȩ cȩperunt ei - ut suo preceptori - assistere opinantesGa naar voetnoot89 illum magis posse ad effectum victoriȩ eorum quoque auxilio attingere; unde firmius in errore suo videbatur perseverare, iustius cum fuisset solum omnibus quam omnes ei soli rebus cessisse. Discordia ergo cotidie magis magisque invalescente nec parte altera velle alteri acquiescere temptavit ipse Borno recedere a loco, sed ipsi coram illo prostrati rogaverunt eum propter Deum remanere affirmantes ei omnem se subiectionem - ut discipuli prelato - exhibere salva solius professionis suȩ, quam postponere non possent nec deberent, consuetudine. Remanente igitur Bornone nec concordia discordantibus succedente egressi statim claustrum quatuor seniorum remanserunt pro tempore in Publico Monte; ubi duo ex illis consilio profectionis accepto pedites Romam ad apostolici audientiam sunt profecti causam illius auctoritate disponi, qui data eis testificatione auctoritatis suȩ prȩcepit Bornoni ut aut solus cederet pluribus aut egrederetur locum sine rerum commutationibus. Ipse autem comperto apostolici prȩcepto et resignato regimine episcopo cum nullus eum inhibere posset a discidio, receptus est aput Furst a quodam Willemmo, quasi ille locum initiare vellet Dei ministerio. Ubi cum suis facto tempore non modico sine prosperitatis suffragio prȩsentavit se suosque qui vocabatur Bucco, Wormatiensi episcopo, a quo positus est ultra Rhenum in novali et palustri loco, qui undique | |
[pagina 143]
| |
1127In het jaar van de menswording des Heren 1127 hebben de tweelingzusters Fastradis en Ida die tot de ministerialen van de graaf behoorden, een halve hove met een hoeve te ‘Burnen’ aan het klooster gegeven. Dit land was hun eigendom. Tot dit land hoort ook een middelgroot bosje. In hetzelfde jaar kwam de tweedracht tussen Borno en de broeders tot een hevige uitbarsting wegens de wijzigingen waarover zij ook het vorig jaar reeds getwist hadden. Hij wilde het brevier, zoals dat samen gezongen moest worden, veranderen naar de opvattingen van het klooster waar hij zijn gelofte had afgelegdGa naar voetnoot139 en de gewoonten van dit klooster wijzigen in de geest van het klooster waar hij was geprofest, hoewel zij er volledig tegen waren. Terwijl dit gebeurde en beide partijen tegenover elkaar stonden, begonnen enige broeders hem te steunen in hun verlangen naar gerechtigheid en vanwege hun gelofte van gehoorzaamheid. Hij was immers hun leraar en zij meenden dat hij ook met hun hulp beter de overwinning kon behalen. Daardoor scheen hij nog halsstarriger in zijn dwaling te volharden, hoewel het juister was dat hij als eenling week voor allen dan dat zij allen weken voor hem alleen. Terwijl de tweedracht van dag tot dag toenam en geen van beide partijen wilde toegeven, probeerde Borno van hier weg te gaan maar zij wierpen zich voor hem op de grond en vroegen hem in godsnaam te blijven, waarbij ze hem verzekerden dat zij hem in alles onderdanig zouden zijn zoals leerlingen hun meester, mits de gewoonten waarop zij de gelofte hadden afgelegd, ongewijzigd zouden blijven; gewoonten die zij niet konden noch mochten prijsgeven. Omdat Borno nu bleef en er geen eensgezindheid tussen de strijdende partijen kwam, zijn spoedig vier van de oudsten uit het klooster vertrokken en verbleven een tijdlang in Publémont.Ga naar voetnoot140 Twee van hen besloten verder te gaan en trokken te voet naar Rome, naar de rechtbank van de paus om de kwestie door diens gezag te laten oplossen. Deze gaf hen een bewijs van zijn gezag mee en droeg Borno op, als eenling te wijken voor de opvattingen van de meerderheid of weg te gaan zonder veranderingen in de toestand aan te brengen. Toen hij het bevel van de paus had gekregenGa naar voetnoot141 en de bestuursmacht aan de bisschop teruggegeven had, is hij, daar niemand hem kon verhinderen te vertrekken, weggegaan en in ‘Furst’ opgenomen door een zekere Willem, omdat deze die plek wilde bestemmen voor de dienst aan God. Toen hij daar met de zijnen geruime tijd had doorgebracht zonder voorspoed, presenteerde hij zich en de zijnen aan Burchard, de bisschop van Worms,Ga naar voetnoot142 door wie | |
[pagina 144]
| |
circumseptus erat nemore magno. Hii ergo collecti in illo palustri loco aere ex circumiacenti palude corrupto corrupti equidem et ipsi ex illius corruptione cȩperunt paulatim sed acriter ȩgrotare, unoquoque ex illis post alterum a magistro recedente, qui etiam postremum derelicto sine rectore loco recessit ab eo, relocatus professionis suȩ monasterio. | |
1128Anno Dominicȩ incarnationis MCXXVIIIo cȩpit iterum Herimannus Embriconis et Adeleidȩ, qui tanta contulerunt ȩcclesiȩ, filius ardenter et manifeste ad prelaturam suspirare, si forte provehi posset et pervenire ad fastigium singularis eminentiȩ. Nam de prenominata parentum hȩreditate, quam ipsi contulerant ȩcclesiȩ, elevari mente videbatur et intumescere quasi inde speciali singularitate dignior esset et vicinior dignitate. Nec defuerunt sane saniores mente, qui voluissent canonice rectorem eligere, sed intercepti sunt illius surreptione, quia conatus est ad se quoscunque potuit ex fratribus assciscere. Unde factis hic partibus congregationis et dissidentibus multis ab unitate fraternitatis emersit inter eos gravis tempestas religionis, dum ille conaretur insolenter prorumpere, isti vero mallent electioni, quȩ incumbebat universitati, insistere. Et evolutis diebus non paucis in errore dissensionis collecta sibi Heremannus iuventute, dum ei provectiores nollent assistere, prȩsentavit se episcopo pro suscipienda dignitate, sed quia progressus est sine senioribus, spem conatus sui non est adeptus. Et protelato tempore sub luctu et merore dissipata fuisset ȩcclesia nutu discordiȩ, si non astitisset ei Mater Misericordiȩ cum paranimpho suo beato Gabriele. Eodem anno obiit Adelbero, Leodiensis ecclesiȩ episcopus, cui successit Alexander archidiaconus. Godefridus dux Lovaniensis deponitur; Walramus de Leimburch substituitur. | |
[pagina 145]
| |
hij aan de overzijde van de Rijn geplaatst werd op een pas ontgonnen en moerassige plek, die aan alle kanten omgeven was door een groot bos. Toen zij op die moerassige plek bijeengekomen waren, werden zij aangetast door de bedorven lucht van het hen omringende moeras en werden langzamerhand ernstig ziek. De één na de ander ging weg van de meester die tenslotte ook is weggegaan, zodat de stichting zonder leider achterbleef. Hij werd teruggeplaatst in het klooster waar hij zijn gelofte had afgelegd. | |
1128In het jaar van de menswording des Heren 1128 streefde Heriman, de zoon van Embrico en Adeleida die zoveel aan het klooster geschonken hadden, voor de tweede maal heftig en openlijk naar de positie van overste, om te zien of hij wellicht een stapje hoger kon komen en de hoogste waardigheid kon bereiken. Want door de eerder genoemde bezittingen die zijn ouders aan het klooster hadden overgedragen, voelde hij zich verheven boven de anderen en gedroeg zich verwaand, alsof hij door iets heel uitzonderlijks het ambt waardiger was en er meer aanspraken op kon maken. Natuurlijk waren er broeders met een gezondere geest die hun leider op canonieke manier wilden kiezen,Ga naar voetnoot143 maar dit werd hen onmogelijk gemaakt door zijn ondergronds gewroet, omdat hij probeerde zoveel mogelijk broeders aan zich te binden. Omdat dientengevolge hier twee partijen ontstonden en velen zich afkeerden van de broederlijke eenheid, braken er zware tijden voor het kloosterlijk leven aan, zolang als hij onbeschaamd zijn doel trachtte te bereiken en zij liever wilden vasthouden aan de wijze van verkiezen die de gehele gemeenschap toekwam. En toen heel wat dagen in deze dwaling en onenigheid waren voorbijgegaan, verzamelde Heriman de jongere broeders rond zich, terwijl de ouderen hem niet wilden steunen, en presenteerde zich bij de bisschop om de waardigheid te ontvangen. Maar omdat hij deze stap ondernam zonder steun van de ouderen, werd zijn verwachting niet vervuld. En doordat deze tijd van rouw en smart zo lang duurde, zou het klooster door onenigheid ten onder zijn gegaan, als niet de Moeder van Barmhartigheid met haar begeleider, de heilige Gabriël, het had bijgestaan. In hetzelfde jaar stierf Albero, bisschop van Luik, die opgevolgd werd door de aartsdiaken Alexander.Ga naar voetnoot144 De hertog, Godfried van Leuven, werd afgezet; Walram van Limburg kwam in zijn plaats.Ga naar voetnoot145 | |
[pagina 146]
| |
1129Anno Dominicȩ incarnationis MCXXVIIIIo sorores duȩ naturales, quarum altera Hereburgis, altera vero vocabatur Adeleindis, natȩ ex nobili progenie mundialis vitȩ, cum filiȩ fuissent Nizonis liberi hominis de Gerothe, dederunt ȩcclesiȩ quasi duos mansos terrȩ, facta a patre altari traditione; ipsȩ vero consignatȩ sunt inter sorores et locatȩ. Terrȩ autem huius alter mansus est aput Gudolfrothe situs et solvit septem solidos et quatuor denarios, alter vero est aput Fridesheim positus et solvit quatuor solidos preter duos denarios. VIIII kalendas martii obiit soror Hereburgis; Adeleindis vero obiit...Ga naar voetnoot90 Hinc autem elapso tempore aliȩ sorores duȩ, quȩ priorum quoque sorores fuere ex patre eodem progenitȩ et ex eadem villa dictȩ, puellares pariter adhuc ȩtate, quarum altera Elisabeth, altera vero Adeleidis ferebatur nomine, dederunt etiam ipsȩ terram ȩcclesiȩ, quȩ solvit septem solidos exceptis nummis duobus, facta pariter inde altari traditione. Ipsȩ vero cum sororibus suis inter sorores ȩcclesiȩ sunt collocatȩ. Terra hȩc sita est apud Melchwilre sed divisa non est ab ea, quȩ fuit Adelberti, terra. Nizo enim de Gerode, cuius filiȩ fuerunt sorores istȩ, et idem Adelbertus fratres fuere, quorum propria fuit terra ista. Sed duȩ partes erant Nizonis, tercia vero Adelberti, illius fratris; unde Nizo dedit partes suas ȩcclesiȩ huicGa naar voetnoot91, Adelbertus autem suam Steinveldensi. Inde est quod de censu duo nummi solvuntur ȩcclesiȩ huicGa naar voetnoot92, tercius vero Steinveldensi. Perseverante adhuc in sua Herimanno sententia, qua sibi ad presidendum conatus est locum - si posset - vendicare, considerantes postremo saniores mente quod locus periret illius importunitate voluerunt inter se rectorem assumere ne iterum alieni concuterentur novitate; sed cassato eorum consilio illius calliditate elegerunt sibi Bawarum Fridericum nomine, qui fuit frater Richeri, primi scilicet abbatis huius ȩcclesiȩ. Unde facta legatione ad terram Bawariȩ assumptus est inde Fridericus et episcopo Leodiensi prȩsentatus, sed suscepta loci cura non est in abbatem consecratus. Fridericus iste utilis fuit officio et idoneus sed animosus valde et austerus; unde visum est eis, quibus fuit notus, quod facile posset resistere Herimanno, cum ille adhuc loco esset importunus. Constituto igitur Friderico communi seniorum consilio, quamvis iuvenes stetissent ex adverso, videns se Herimannus fungi non posse officio, suffusus rubore recessit a loco, nullo tamen eum comitante ex partis suȩ collegio. | |
[pagina 147]
| |
1129In het jaar van de menswording des Heren 1129 hebben twee gezusters, van wie de een Hereburgis en de ander Adeleindis heette, geboren uit een geslacht van aanzien in de wereld - zij waren de dochters van Nizo, een vrije man van Gerderath, - aan het klooster ongeveer twee hove land gegeven, waarbij de overdracht aan het altaar door hun vader geschiedde; zelf zijn ze onder de zusters opgenomen en hier geplaatst. Een hove van dit land ligt te ‘Gudolfrothe’ en betaalt [als cijns] zeven schellingen en vier penningen; de andere ligt te Friesheim en betaalt twee schellingen minus vier penningen. De 21ste februari stierf zuster Hereburgis; Adeleindis stierf.... Na verloop van tijd hebben twee andere gezusters die ook zussen waren van de bovengenoemde - kinderen van dezelfde vader en uit hetzelfde dorp afkomstig - ook land aan het klooster gegeven. Het waren beiden nog jonge meisjes, van wie de een Elisabeth en de ander Adeleidis heette. Dit land betaalt zeven schellingen minus twee penningen en de overdracht aan het altaar geschiedde op gelijke wijze. Zij dan zijn met hun zussen geplaatst bij de zusters van het klooster. Dit land ligt te Mariaweiler, maar is niet gescheiden van het land dat eigendom was van Adelbert. Immers Nizo van Gerderath, wiens dochters deze zusters waren, en die Adelbert waren broers, aan wie dit land in eigendom toebehoorde. Nizo bezat twee derde deel ervan en Adelbert, zijn broer, één derde. Nizo gaf dus zijn deel aan dit klooster, Adelbert echter het zijne aan het klooster te Steinfeld. Daardoor komt het, dat twee penningen van de cijns aan dit klooster betaald worden en iedere derde penning aan dat van Steinfeld. Omdat Heriman nog steeds in zijn opzet volhardde, zich meester te maken van de leiding over deze plek als hij dat kon, wilden tenslotte de verstandigste broeders, omdat zij overwogen dat de plek door diens onbeschaamd optreden te gronde ging, een leider uit hun eigen midden kiezen. Zij wilden niet weer door vernieuwingen van een buitenstaander geschokt worden. Maar omdat hun plan verijdeld werd door zijn geslepenheid, kozen zij iemand uit Beieren, Frederik, een broeder van Richer,Ga naar voetnoot146 die de eerste abt van dit klooster is geweest. Er is daarom een delegatie naar Beieren gezonden en men heeft Frederik vandaar gehaaldGa naar voetnoot147 en aan de bisschop van Luik voorgedragen; maar hoewel hij de leiding over de plaats ontvangen heeft, is hij niet tot abt gewijd. Deze Frederik was geschikt voor het ambt en bekwaam, maar zeer gedreven en hard. Daarom hadden zij die hem kenden, gedacht dat hij Heriman gemakkelijk tegenspel zou kunnen bieden, omdat die zich nog steeds onbeschaamd gedroeg jegens de plek. Toen Frederik dan door het gemeenschappelijk besluit van de ouderen aangesteld was, hoewel de jongeren er tegen waren, zag Heriman dat hij het ambt niet kon bekleden. Vervuld van schaamte ging hij van hier weg, zonder dat iemand van zijn medestanders hem vergezelde. En nadat hem door Frederik, de | |
[pagina 148]
| |
Et commendato sibi loco adhuc novello Dunewalt nuncupato a Friderico, Coloniensis ȩcclesiȩ archiepiscopo, cȩpit in eo habitare sed solus consumpsit ibi tempus sine rerum prosperitate. Unde postremo recedens etiam ab eodem loco Datiam est ingressus et ibidem clientelȩ cuiusdam episcopi associatus, a quo Romam ad dominum papam delegatus reportavit ei inde dignitatem et pallium archiepiscopatus totius regionis illius, quȩ hactenus subiecta erat tota Brȩmensi ȩcclesiȩ donec absolvit eam inde suo labore idem Heremannus. Tunc etiam reportavit particulam tituli crucis Dominicȩ ab apostolica largitione, quȩ ibi inventa est eo présente, et pro sui recordatione dedit ȩam huic ȩcclesiȩ cum copiosa rerum promissione. Hinc autem procedente aliquo tempore contulit se etiam regis illius obsequio, a quo post paululum condonatus est episcopali fastigio, cuius sedis est vulgo Sleswich nuncupatio, interea electo ad eandem presulatus sedem indigena a civitatis illius populo. Sed consecrato statim Herimanno opitulante sibi regis suffragio consecratus est et ille, astante ei consanguineo et civili populo, quorum postremo provectus subsidio dignitate potitus est et loco. Unde Heremannus gravi dolore suffusus post paululum finem vitȩ quasi victus merore ibidem est assecutus. Cuius obitum prelatus ȩcclesiȩ huius, pro eo quod genitor illius tanta contulerat ȩcclesiȩ quorum hȩres fuerat ipse, in catalogo conscripsit fratrum pro agenda illius commemoratione. Obiit frater Embrico, eiusdem Herimanni pater, qui etiam tanta contulit ȩcclesiȩ - ut significatum est post consecrationem criptȩ - V idus iunii; Adeleida vero, uxor eiusdem Embriconis et mater predicti Here- | |
[pagina 149]
| |
aartsbisschop van Keulen, een pas gesticht klooster, Dünnwald geheten,Ga naar voetnoot148 was toevertrouwd, ging hij daar wonen, maar hij bleef daar alleen zonder dat de zaken zich gunstig ontwikkelden. Tenslotte ging hij ook daar weg en is naar Denemarken gegaan; daar is hij opgenomen in het gevolg van een bisschop,Ga naar voetnoot149 door wie hij naar Rome naar de paus is gezonden. Hij bracht voor hem het pallium en de waardigheid van aartsbisschop mee over het hele gebied dat tot dan in zijn geheel onderworpen was aan de kerk van Bremen, totdat Heriman het door zijn inspanning daarvan losmaakte.Ga naar voetnoot150 Hij bracht toen ook een stukje van de titel van het kruis des Heren mee, hem geschonken door de pauselijke vrijgevigheid; het was gevonden toen hij daar verbleef. En ter herinnering aan zichzelf gaf hij het aan dit klooster met de belofte dat nog veel meer zou volgen. Na verloop van enige tijd stelde hij zich vervolgens ook onder het gezag van de koning aldaar, door wie hij kort daarna begiftigd werd met de bisschoppelijke waardigheid van de zetel die in de volksmond Schleswig heet.Ga naar voetnoot151 Ondertussen was ook een landsman door de bevolking van die stad op dezelfde bisschopszetel gekozen. Maar hoewel Heriman terstond gewijd werd, met de steun van de koning, is ook de ander gewijd met de steun van verwanten en de burgers. Tenslotte heeft deze zich met hun steun meester gemaakt van de waardigheid en de zetel. Heriman, vervuld van groot verdriet, is kort daarop aldaar gestorven, als het ware door smart overmand.Ga naar voetnoot152 Diens sterfdag heeft de overste van dit klooster in de lijst der broeders bijgeschreven om zijn gedachtenis steeds te vieren. Hij deed dit omdat de vader van Heriman, wiens erfgenaam hij was, zoveel aan dit klooster had geschonken. De vader van deze Heriman, broeder Embrico, die zoveel aan het klooster heeft geschonken als is aangegeven na de wijding van de crypte,Ga naar voetnoot153 stierf de 9de juni. Adeleida, de vrouw van deze Embrico en moeder van de voornoemde priester | |
[pagina 150]
| |
manni sacerdotis, obiit II kalendas decembris. Obiit et Herimannus, utriusque illorum filius, XVII kalendas februarii. Obiit etiam Margareta, illorum filia et soror Heremanni, V idus eiusdem februarii. Intronizatus autem loco Fridericus, ȩcclesiȩ prepositus, primo se mitem ostendit et humilem, postmodum vero austerum et importabilem; sed necesse fuit ȩcclesiȩ mores illius sufferre et insolentiȩ consuetudinem, quia elegit sibi illum in prȩceptorem. Eodem anno factum est bellum aput Sanctum Trudonem inter Alexandrum, Leodiensem episcopum, et Godefridum Lovaniensem, ducem iam depositum; ubi perpetrata est maxima occisio conpugnantium sed maior valde BrabantinorumGa naar voetnoot93, unde optinuit Alexander victoriȩ triumphum. | |
1130Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXo accepta oportunitate vicissitudinis suȩ Fridericus, huius ȩcclesiȩ prepositus, exaltavit sacrarium et obduxit virtigine lapidum, sicut a fundo constat informatum, voluntatem habens construendi monasterium dum facultatis mereretur successum, sine qua nullum opus sit perfectum. Nichil enim adhuc constructum erat de monasterio sed tantummodo exaltatus a solo pro altitudine hominis staturȩ fuit murus; unde in cripta ad psallendum confluxit conventus, ubi etiam ad audiendum convenit laicalis populus. Nam recedente hinc fundatore huius ȩcclesiȩ respersus est locus tanta infelicitate, ut hactenus non sit exaltatus ulla templi constructione. His diebus dedit ȩcclesiȩ mansum terrȩ et dimidium ReinwidisGa naar voetnoot94, matrona nobilis de Ruregemunde, facta altari - ut mos est - traditione et ingressa locum suscipiens habitum inclusa est iuxta sanctuarium, in dextro sanctuarii latere versus meridianum. Sed quia femina non potest sola sine feminis habitare, necesse duxit sibi feminas ministrare; unde sunt exortȩ fratribus creberrimȩ conturbationes et molestiȩ. Qua ex re defuncta Reinwide non permissa est ibi amplius includi aliqua vel habitare. Terra hȩc sita est aput Holtzheim iuxta Mersene et solvit undecim solidos puplicȩ istius monetȩ. Obiit soror Reinwidis IIII idus martii mensis. Eodem anno obiit Honorius papa, cui successit Innocentius. | |
[pagina 151]
| |
Heriman, stierf de 30ste november. En Heriman, hun beider zoon, stierf de 16de januariGa naar voetnoot154. Margareta, hun dochter en zuster van Heriman, stierf de 9de februari. Toen Frederik als proost van het klooster hier ingehuldigd was, toonde hij zich aanvankelijk zachtaardig en bescheiden, later streng en onuitstaanbaar; het klooster moest zijn karakter en zijn onbeschaamd gedrag dulden, omdat de gemeenschap hem als haar meester gekozen had. In hetzelfde jaar is er slag geleverd bij Sint-Truiden tussen Alexander, de bisschop van Luik, en Godfried van Leuven, die als hertog reeds was afgezet.Ga naar voetnoot155 Zeer velen van de strijdenden zijn daar gesneuveld; het grootste deel van hen waren echter Brabanders, zodat Alexander de overwinning behaalde. | |
1130In het jaar van de menswording des Heren 1130 heeft Frederik, de proost van dit klooster door de mogelijkheid die het ambt hem nu bood, het priesterkoor opgetrokken en van een stenen gewelf voorzien, zoals het van de fundamenten af ontworpen was, naar vaststaat. Hij had de bedoeling, de kloosterkerk af te bouwen, wanneer de middelen voorhanden waren, zonder welke immers geen enkel werk voltooid wordt. Tot dan toe was er immers nog niets van de kloosterkerk gebouwd, er was slechts een manshoge muur opgetrokken. Daarom kwam het convent in de crypte bij elkaar om de psalmen te zingen, waar ook het lekenvolk bijeenkwam om ernaar te luisteren. Want toen de stichter van dit klooster van hier is weggegaan, is het klooster door zo'n rampspoed getroffen, dat het tot dit tijdstip niet hoger oprees door de opbouw van enig deel van het heiligdom. In die dagen gaf Reinwidis, een adellijke dame uit Roermond, anderhalve hove land aan het klooster, waarbij de overdracht aan het altaar op de gebruikelijke manier geschiedde. En zij kwam naar deze plek, nam het habijt aan en is ingesloten naast het koor, aan de rechterkant daarvan naar het zuiden toe. Maar omdat een vrouw alléén niet zonder vrouwen kan leven, vond zij het noodzakelijk dat vrouwen haar bedienden. Daaruit ontstond bij de broeders herhaaldelijk beroering en ergernis. Daarom is het na het overlijden van Reinwidis geen vrouw meer toegestaan zich hier te laten opsluiten of er te wonen. Genoemd land ligt in Houthem bij Meerssen en betaalt [als cijns] elf schellingen in de muntsoort die daar gangbaar is. Zuster Reinwidis stierf op 12 maart. In hetzelfde jaar stierf paus Honorius, die opgevolgd werd door Innocentius.Ga naar voetnoot156 | |
[pagina 152]
| |
1131Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXIo celebravit Innocentius sinodum Remis congregata illuc magna multitudine episcoporum clerique et principum terrȩ totius Europȩ, ubi verbis inhȩrens episcoporum urbis Romȩ prȩcepit et scripsit et in conventu illo promulgavit etiam a se percussos anathemate contaxatores ȩcclesiasticȩ dignitatis et non audiendam esse missam sacerdotis, uxorem publice habentis, et alia multa quȩ observantiam docent et regulam nostrȩ salutis. Eodem anno venit Leodium et ibi parem priori celebravit sinodum congregata etiam illuc magna multitudine episcoporum clerique et principum terrȩ totius Europȩ, ubi eadem quoque promulgavit et scripsit quȩ in Remensi sinodo promulgata instituit. Unde plebs terrȩ audita eius exhortatione de vita clericorum et castitate noluerunt deinceps missas sacerdotum audire, quos ȩcclesiam aut precio comparasse aut uxorem noverunt habere, donec hinc anno Dominicȩ incarnationis MCXLVIIIo Eugenius, urbis Romȩ episcopus, Treveris pariter et Remis sinodos celebravit et sacerdotes conducticios a pastoribus constitutos non annales sed stabilitos comprobavit et quod supportari possent iudicavit. Eodem anno construxit Fridericus, huius ȩcclesiȩ prepositus, molendinum quod superius Eigelsowen super Anstelam est constitutum. Obiit Fridericus, Coloniensis ȩcclesiȩ archiepiscopus, VIII kalendas novembris, cui successit Bruno vir rethoricus. | |
[pagina 153]
| |
1131In het jaar van de menswording des Heren 1131 hield Innocentius een synode te Reims, waar een groot aantal bisschoppen, geestelijken en vorsten uit geheel Europa bij elkaar kwamen, waar hij - aansluitend bij de uitspraken van de bisschoppen van Rome - voorschreef, liet optekenen en in die vergadering plechtig afkondigde, dat ook door hem geëxcommuniceerd waren diegenen die een prijs voor kerkelijke waardigheden vaststelden, en dat men geen mis mocht horen bij een priester die openlijk met een vrouw samenwoonde. Ook vele andere zaken die ons de juiste leefwijze en het richtsnoer naar ons heil leren, werden door hem afgekondigd.Ga naar voetnoot157 In hetzelfde jaar kwam hij naar Luik waar hij een soortgelijke synode hieldGa naar voetnoot158, waar ook vele bisschoppen, geestelijken en vorsten uit geheel Europa bij elkaar kwamen. Ook daar kondigde hij af en liet hij optekenen, wat hij tijdens de synode van Reims had afgekondigd en bepaald. En toen het volk van de streek zijn aansporing had gehoord over de leefwijze der priesters en hun kuisheid, wilden zij daarna geen mis meer horen bij priesters van wie zij wisten dat die hun kerk met geld gekocht hadden of die een vrouw hadden.Ga naar voetnoot159 [Dat hield stand] totdat in het jaar van de menswording des Heren 1148 Eugenius, bisschop van Rome, synodes hield te Trier en Reims, en goedkeurde dat huurpriesters door pastoors niet voor één jaar maar voor vast werden aangesteld, en van oordeel was dat aan hen een toelage kon worden toegekend.Ga naar voetnoot160 In hetzelfde jaar bouwde Frederik, proost van dit klooster, een molen boven Eygelshoven aan de Anstel. Frederik, de aartsbisschop van Keulen, stierf de 25ste oktober en hij werd opgevolgd door Bruno, een gestudeerd man.Ga naar voetnoot161 | |
[pagina 154]
| |
1132Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXIIo profectus est Romam Lotharius, rex Theutonicorum, et ibidem est ab apostolico in imperatorem consecratus. Huic ergo expeditioni regis Lotharii ingessit se Fridericus, huius ȩcclesiȩ prepositus, inconsultis inde fratribus, quasi ipse regi ex debito obsequi vel quilibet deberet prȩlatus. Eodem anno consecrata est cappella ab Alexandro, Leodiensis ȩcclesiȩ episcopo, quinto presulatus eius anno in honore sancti Iohannis Baptistȩ II kalendas iunii, Friderico adhuc existente in comitatu imperatoris Lotharii. Unde regressum convenerunt fratres non debuisse eumGa naar voetnoot95 regia proficisci expeditione nec tantum iter sine consilio fratrum adisse, dum interim religio periret et stipendiorum usus deficeret. Et hocGa naar voetnoot96 maxime ideo fecerunt quia secularis videbatur moribus et levis ei erat cura de fratribus et quia assidue egredi et hoc sine auctoritate claustrali fuit solitus. Qua ex ammonitione cȩpit inter eos paulatim crescere tanta discordia, ut amodo non esset eis cor unum et eadem anima. Tunc emit Fridericus a Steinfeldensi ȩcclesia quoddam predium aput Plangis situm, solvens solidos quinque, quod precium emptionis dedit ȩcclesiȩ Richesca imperatrix; unde conventus iste debet iure illius diem anniversarium commemorare. VIII kalendas decembris obiit Richeza regina. His diebus habitavit aput Byrnen vir dives et ingenuus nomine Pholcoldus, cuius propria erat ipsa munitio, cui etiam duo cognati erant in hac ȩcclesia presbiteri. Qui cum non haberet prolem cui dimitteret hȩreditatem, accepit consilium mutationis a Friderico rectore huius ȩcclesiȩ, ut positis illic fratribus cum priore locum initiaret illum Dei servitio et assisteret consolatione, donec in abbatiam cresceret novella plantatio et sic locus uterque, id est Rothensis et ille, unum essent in Domino. Quo fratribus statim missis missi sunt et illius cognati, duo huius ȩcclesiȩ presbiteri, locum illum initiare servitio Dei. Ubi dum ad mensam simul discumberent et in verba profluerent, subiecit unus ex his duobus presbiteris non posse ullum, qui nesciret simbolum verbotenus, salvari; cui prior: si quis pure in Deum credit et si verba simboli nescit, non debet condempnari. Et utroque suam sententiam affirmante orta est | |
[pagina 155]
| |
1132In het jaar van de menswording des Heren 1132 is Lotharius, de koning der Duitsers, naar Rome vertrokken en daar door de paus tot keizer gekroond.Ga naar voetnoot162 Bij de expeditie van koning Lotharius voegde zich Frederik, de proost van dit klooster, zonder zijn medebroeders daarover te raadplegen, alsof hij de koning vanwege een [persoonlijke] verplichting behoorde te volgen ofwel omdat iedere prelaat dat behoorde te doen. In hetzelfde jaar is op 31 mei de kapel ter ere van Johannes de DoperGa naar voetnoot163 gewijd door Alexander, bisschop van Luik, in het vijfde jaar van zijn regering, terwijl Frederik nog in het gevolg van keizer Lotharius vertoefde. Toen hij teruggekeerd was, wierpen de broeders hem voor de voeten dat hij niet met de expeditie van de koning had mogen vertrekken en niet zo'n verre reis had mogen maken zonder er met zijn medebroeders over te spreken, daar het kloosterleven ondertussen daaronder leed en zij steeds minder nut van de inkomsten hadden. Zij deden dit vooral omdat hij werelds scheen te leven en aan de leiding over de broeders niet zwaar tilde en hij gewoon was voortdurend weg te gaan zonder toestemming van de kloostergemeenschap. Door deze kritiek groeide er langzamerhand zo'n grote verwijdering tussen hen dat zij niet langer meer één van hart en één van geest waren. Toendertijd kocht Frederik van het klooster in Steinfeld een domein, gelegen te ‘Plangis’, dat vijf schellingen [cijns] betaalt. Keizerin Richeza schonk de koopsom aan het klooster; daarom moet dit convent terecht haar sterfdag gedenken. Koningin Richeza stierf de 24ste november. In die tijd woonde te Berne een rijk en vrijgeboren man, Folkold, aan wie de burcht aldaar toebehoorde; twee verwanten van hem waren priester in dit klooster. Aangezien hij geen kinderen had, aan wie hij zijn bezittingen zou nalaten, nam hij het plan van Frederik, de leider van dit klooster, over om een andere bestemming aan zijn burcht te geven. Die verandering hield in dat hij die plek, nadat er broeders met een prior waren geplaatst, zou bestemmen voor de dienst van God en deze zou bijstaan met zijn steun, totdat de nieuwe stichting zou uitgroeien tot een abdij en zo beide plaatsen, Rode en de andere plek, één in de Heer zouden zijn. En toen terstond broeders daarheen gezonden werden, zijn ook zijn verwanten, die twee priesters van dit klooster, meegezonden om de plek te wijden aan de dienst van God. Toen zij daar eens aan het eten waren en met elkaar converseerden, wierp een van die twee priesters op, dat iemand die de geloofsbelijdenis niet letterlijk kende, niet gered kon worden. De prior antwoordde hem: ‘Als iemand zuiver in God gelooft, ook al kent hij de woorden van de geloofsbelijdenis niet, dan kan die niet verdoemd worden’. En omdat beiden aan hun opvatting vasthielden, is er zo'n heftige woordenwisseling tussen hen ontstaan | |
[pagina 156]
| |
inter eos tanta verborum disceptatio, ut prior recederet loco et fratres remanerent sine prioris suffragio, donec descendit illuc Fridericus quasi illis consulturus et, ad episcopum producens electum ex eis unum quasi ad promovendum, suscepit ipse locum sine consilio tamen et assensu possessoris et fratrum. Unde contigit eum nec hic nec ibi acceptum fuisse nec gratum. | |
1133Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXIIIo factȩ sunt tenebrȩ obscurato iam sole in toto orbe circa meridiem quasi integra diei hora, luna existente XVIIa, IIII nonas augusti. Nam tunc velut in nocte apparuerunt stellȩ et volucres cȩli avolavere et terra maduit rore concussique homines ingenti pavore opinati sunt ultimum diem accidisse. Nec ergo tenebrȩ istȩ casu accidisse neque solaris estimandȩ sunt eclipsis fuisse, cum eclipsis - ut dicunt - solaris circa tricesimam lunȩ ȩtatem, quando luna ad eandem qua sol vehitur lineam venerit et se illi nubiloso corpore suo obiecerit, soleat evenire. Hac enim die magnus - ut ferebatur - conflictus inter Thurcos et Ierosolimitanos est factus a mane diei utrisque usque meridiem conpugnantibus et tunc convictus cessit et perisset penitus - ut dixerunt - noster exercitus, nisi quod predictis incidentibus tenebris suos liberavit Dominus Deus. Embrico de Phischle, qui fuit ministerialis Theodrici comitis de Hara, dedit ȩcclesiȩ vineam quamvis modicam, quȩ aput Bodenthorph est sita; ipse vero obiit VIIII kalendas maii. | |
[pagina 157]
| |
dat de prior de plek verliet en de broeders daar zonder de steun van een prior achterbleven, totdat Frederik erheen ging, zogenaamd om met hen te overleggen. Terwijl hij een gekozene uit hun midden naar de bisschopGa naar voetnoot164 begeleidde om hem te laten benoemen, aanvaardde hij zelf [de leiding over] die plek, evenwel zonder overleg en zonder instemming van de bezitter en de broeders. Daardoor kwam het dat hij zowel hier als ook ginds niet geaccepteerd en welgevallig was. | |
1133In het jaar van de menswording des Heren 1133 is er duisternis gevallen over de gehele wereld, doordat de zon omstreeks het middaguur werd verduisterd, ongeveer een vol uur van de dag. Dat gebeurde op 2 augustus, de zeventiende dag van de maanmaand.Ga naar voetnoot165 Want er verschenen toen sterren, alsof het nacht was, en de vogels van de hemel vlogen weg en de aarde werd nat van de dauw; de mensen, bevangen door grote vrees, meenden dat de laatste dag was aangebroken. Men moet echter niet denken dat deze duisternis bij toeval is ontstaan of het gevolg was van een zonsverduistering, omdat een zonsverduistering - naar men zegt - omstreeks de dertigste dag van een maanmaand pleegt op te treden, wanneer de maan op dezelfde lijn is terechtgekomen waarop de zon zich voortbeweegt, en zich met zijn nevelachtig lichaam voor haar heeft geplaatst.Ga naar voetnoot166 Op die dag immers heeft er - naar men zei - een geweldige strijd gewoed tussen de Turken en de inwoners van Jerusalem, waarbij beide partijen van 's morgens vroeg tot in de middag streden. Ons leger week - overwonnen - terug en het zou volledig omgekomen zijn, naar men zei, als God de Heer de Zijnen niet ontzet had door de voornoemde invallende duisternis.Ga naar voetnoot167 Embrico van Vischel, die ministeriaal was van graaf Diederik van Are, gaf aan het klooster een wijngaard te Bodendorf, hoewel een kleine. Hij stierf de 23ste april. | |
[pagina 158]
| |
1134Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXIIIIo manifestata est inter Fridericum et fratres illa incurabilis discordia adhȩrentibus illi adhuc quibusdam quasi ex pietate paterna, cum non estimarent eum avelli posse ab ȩcclesia. Et cum inter se non possent convenire facta illi appellatione presentaverunt se episcopo cum questionibus gravis querimoniȩ sed ipse nichil videbatur inde curare. Eodem anno habita est regia Aquisgrani curia, cui presedit Lotharius imperator. Ad hanc curiam confluxerunt omnes fere episcopi Germaniȩ et principes terrarum circumquaque et venit Gerardus, Romanȩ cardinalis ȩcclesiȩ, qui postea nuncupatus est Lucius, dum constitueretur apostolicus Romȩ. VenitqueGa naar voetnoot97 Alexander, cuius erat dissensionem hanc diiudicare. Venerunt ergo ad eum fratres iterum de Friderico conquerentes sed ipse simulata infirmitate destinavit eos ad cardinalem Gerardum consistere ad illius iudicium. Qui auditis istorum querimoniis et illius responsis, cum solus excusari non posset a tot elogiis et seniores Leodiensis ȩcclesiȩ assisterent istis, dato illi consilio absolvit eum a loco, non tamen depositum iudiciali obsistentium testimonio. Tunc pulsatus est idem Fridericus coram imperatore et episcopo Traiectensis ȩcclesiȩ a Pholcoldo de Birnensi cȩnobio, quod promisso sibi prelato et non exhibito locum fraudulenter suscepisset ab episcopo nec divino provideret ministerio et sibi et loco pro gravi esset impedimento. Unde cum clerum non haberet, quem illuc destinaret et qui remansit ad se non pertineret, resignavit episcopo locum et sic infatuatum est eius consilium. Cui post modicum datus est ab imperatore locus, Hoste nuncupatus, inter Maguntiam et Spehtheshart situs, ubi, dum disceptaret cum ministerialibus, naso est mutilatus et sic recedens aput Winkele defunctus est et sepultus. Absoluto autem illo - ut dictum est - a loco commonuit cardinalis fratres sibi adhuc assistentes Bornonem, huius aliquando prȩlatum ȩcclesiȩ, iterum sibi in prelatum assumere, quia inconsiderate a loco recesserit | |
[pagina 159]
| |
1134In het jaar van de menswording des Heren 1134 is de onoverbrugbare tweedracht tussen Frederik en de broeders aan het daglicht getreden, waarbij sommige broeders nog zijn partij kozen als het ware uit piëteit voor hun vader, omdat zij van mening waren dat hij niet uit het klooster verwijderd kon worden. En omdat zij het onderling niet eens konden worden, gingen zij in beroep tegen hem en verschenen voor de bisschopGa naar voetnoot168 met hun ernstige grieven, maar deze scheen er ook geen oplossing voor te hebben. In hetzelfde jaar is te Aken een hofdag gehouden, voorgezeten door keizer Lotharius.Ga naar voetnoot169 Op deze hofdag kwamen bijna alle bisschoppen van Duitsland en vorsten uit het hele Rijk te zamen. Ook kwam er Gerard, kardinaal van de Roomse Kerk, die later Lucius genoemd werd, toen hij tot paus van Rome werd gekozen.Ga naar voetnoot170 Daar kwam ook Alexander, wiens taak het was dit geschil te beslechten. Dus kwamen de broeders voor de tweede keer bij hem met hun klachten over Frederik, maar hij deed alsof hij ziek was en stuurde hen naar kardinaal Gerard om diens oordeel te vragen. Deze hoorde hun klachten aan en Frederiks antwoorden, maar omdat een man alleen zich niet kon vrijpleiten van zoveel beschuldigingen en omdat de ouderen van de kerk van Luik aan de kant van de broeders stonden, sprak hij een oordeel uit en onthief hem van de leiding over het klooster. Overigens werd Frederik niet afgezet op grond van een getuigenis dat door zijn tegenstanders voor een rechtbank was afgelegd. Toen is tegen dezelfde Frederik ten overstaan van de keizer en de bisschop van Utrecht door Folkold een aanklacht ingediend aangaande de gemeenschap van Berne, dat Frederik hem wel een overste had beloofd maar hem die niet had gegeven, dat hij [de leiding over] het klooster op bedrieglijke wijze van de bisschop had ontvangen, dat hij niet zorgde voor de goddelijke eredienst, en hem en het klooster grote last bezorgde.Ga naar voetnoot171 En omdat Frederik geen geestelijken had om daar te plaatsen en hij over de geestelijken die gebleven waren geen zeggenschap had, gaf hij het klooster aan de bisschop terug en zo is zijn plan verijdeld. En niet veel later is hem door de keizer een plaats ‘Hoste’ genaamd, gelegen tussen Mainz en de Spessart, toegewezen, waar hij in een gevecht met ministerialen aan de neus is gewond; toen is hij vandaar weggegaan en in ‘Winkele’ gestorven en begraven.Ga naar voetnoot172 Toen Frederik dan, zoals gezegd, ontheven was van de leiding over het klooster, spoorde de kardinaal de broeders die nog bij hem waren aan, om Borno, de vroegere | |
[pagina 160]
| |
et stulte et consequenter eiusdem ȩcclesiȩ adhuc obligatus sit dispensatione. Qui libentissime inita illius commonitione excepta tantum hac conditione, ut ipse nunquam consuetudines mutaret ȩcclesiȩ, cuius rei voto sibi non concesso presumpsisset recedere, assumpserunt sibi iterum Bornonem communi electione in prelatum et rectorem salutis et animȩ. His diebus habitavit Borno aput Loncho missus illuc ex Sprenkerbacensi cȩnobio. Adhuc subiecta erat capella hȩc Sprencherbacensi ȩcclesiȩ, unde ex prelati illius prȩcepto prȩerat ibi prioris tantum nomine. Revocatus igitur Borno in locum hunc, ex quo iam anno hinc retro recesserat octavo, et insignitus est dignitate - ut mos tradit - ab episcopo et in abbatem consecratus est hoc eodem regressionis eius anno. Borno iste ex partibus Burgundiȩ erat natus et in Sprenkerbacensi cȩnobio conversus et inde Lunnecho in priorem destinatus, unde modo huc in prȩlatum est assumptus. | |
1135Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXVo deprehensi sunt heretici Leodii sub specie religionis catholicȩ et habitu spiritualis vitȩ, qui legitimum negabant conubium et communia debere astruebant esse consortia feminarum et baptismo contradicebant parvulorum et affirmabant orationes vivorum nichil animabus conferre defunctorum. Qui errorem cum non possent negare, voluit eos populus lapidare; unde tanto percussi timore elapsi sunt sub nocturna caligine sed in vinculis tribus eorum detentis unus combustus est igne, reliqui duo reddiderunt se ȩcclesiȩ cum fidei professione. Rudolphus de Evescenrothe, vir nobilis, dedit ȩcclesiȩ novem iugera terrȩ, quȩ sita sunt aput Evescenrothe non longe a vallata domo illa sub occidente in quadam valle et solvit duodecim denarios puplicȩ istius monetȩ. Ipse vero obiit nonas iunii et hoc in loco commendatus est sepulturȩ. Eodem anno pulsatus Alexander episcopus a quibusdam maioris ȩcclesiȩ fratribus quod simoniace et voto pecuniȩ distribueret dignitates ȩcclesiȩ et facta ei appellatione maioris audientiȩ compulsus est Romam iter arripere, sed cum in medio itinere inciperet ȩgrotare, delegavit | |
[pagina 161]
| |
overste van het klooster, weer als zodanig te aanvaarden, omdat hij op ondoordachte en dwaze manier was weggegaan en bijgevolg nog gebonden was aan het bestuur over het klooster. Zij gaven graag gevolg aan deze aanbeveling, maar op voorwaarde dat Borno de gewoonten van het klooster nooit zou veranderen; toen hem dat niet werd toegestaan, had hij zich immers vermeten weg te gaan. Met algemene stemmen namen zij nu Borno voor de tweede keer als hun overste en leider van hun zieleheil aan. In die dagen woonde Borno in Lonnig,Ga naar voetnoot173 daarheen gezonden vanuit het klooster Springiersbach. Tot dan toe was de kapel aldaar ondergeschikt aan het klooster Springiersbach; op bevel van zijn overste stond hij aan het hoofd ervan, met slechts de titel prior. Borno werd dus hierheen teruggeroepen, vanwaar hij acht jaar geleden was weggegaan, en hij is, zoals het gebruik het wil, door de bisschop met het hoge ambt bekleed en in het jaar van zijn terugkeer tot abt gewijd. Borno was in Bourgondië geboren en in het klooster Springiersbach ingetreden en vervolgens aangewezen tot prior in Lonnig. Vandaar is hij nu hier als overste aanvaard. | |
1135In het jaar van de menswording des Heren 1135 zijn te Luik ketters ontdekt die onder het mom van de katholieke godsdienst en de dekmantel van geestelijk leven, het wettige huwelijk afwezen en beweerden dat samenleving met vrouwen gemeenschappelijk moest zijn; ook wezen zij de doop van kleine kinderen af en beweerden dat de gebeden der levenden de zielen der gestorvenen geen baat brachten.Ga naar voetnoot174 En toen zij hun dwaling niet konden ontkennen, wilde het volk hen stenigen; daardoor hevig geschrokken, zijn ze in het nachtelijk duister ontkomen, maar drie van hen zijn in de boeien geslagen, van wie een door het vuur is verbrand en de andere twee tot de kerk zijn teruggekeerd met het afleggen van de geloofsbelijdenis. Rudolf van Hetzenrath, een man van adel, gaf aan het klooster negen morgen land die in Hetzenrath liggen, niet ver van zijn huis dat door een wal omgeven is, en wel ten westen daarvan in een dal.Ga naar voetnoot175 Het land betaalt [als cijns] twaalf penningen in de muntsoort die daar gangbaar is. Hij stierf de 7de juni en is hier begraven. In hetzelfde jaar is bisschop Alexander door enige broeders van de kathedrale kerk ervan beschuldigd dat hij ambten van de kerk op simonistische manier en voor geld verdeelde, en toen zij tegen hem in beroep waren gegaan bij de hogere rechter, is hij gedwongen naar Rome te reizen. Maar toen hij halverwege de reis ziek werd, zond | |
[pagina 162]
| |
apostolico nuntios se excusare, qui constricti ab illo si vere ȩgrotaret iurare non sunt ausi hoc sacramento affirmare. Unde apostolicus magna motus indignatione illum ad se - ut preceperat - non venisse quasi se simulata subtraxisset infirmitate, data illis verbi significatione absolvit eum ab episcopali dignitate. Qui statim regressus et in compendio vita privatus in Monte Puplico est sepultus; cui successit Albero, huius nominis secundus. II nonas iulii obiit Alexander episcopus. | |
1136Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXVIo construxit Borno dormitorium hoc lapideum terra tantum, cum calcem non haberet, cementatum exquisita magno labore materia lignorum. Adhuc enim pausavit conventus in domo lignea aliunde huc transposita, ex quo consumpsit totum locum lambens flamma, ubi etiam pulcherrima perierunt ex lignis claustri edificia. His diebus dedit ȩcclesiȩ mansum terrȩ Gozwinus, Harberti Traiectensis episcopi filius, cum ille adhuc sacerdotio non esset sublimatus, et ingressus claustrum positus est ad clericatum sub regulari iam professione educatus. Mansus iste situs est inter Leccam fluvium et Traiectum, a civitate contra affricum aput villam, cui Salcwich est vocabulum. Tunc plantata est vinea aput Arwilre, quȩ nuncupatur Hechenbrucha, ȩcclesiȩ huic in clivo cuiusdam montis, ubi locus villanis erat communis; unde illis pro ea solvit hȩc ȩcclesia decem et octo denarios Rigemacensis monetȩ, quos postmodum anno Dominicȩ incarnationis MCXLVIIo dederunt ipsi villani ȩcclesiȩ ibidem sitȩ, quam eodem quoque anno consecratam denuo constat fuisse et, sic libera est vinea huius ȩcclesiȩ, nisi quod cultores solent sibi vinum dimidiare. Eodem anno desponsavit Adolphus, huius ȩcclesiȩ advocatus, filiam nomine Mathildam Heinreco, Walrami ducis filio de Leimburch, tradito | |
[pagina 163]
| |
hij boden naar de paus om zich te verontschuldigen. Toen deze echter door de paus verplicht werden te zweren dat hij werkelijk ziek was, durfden zij dit niet met een eed te bevestigen. Daarom was de paus zeer verontwaardigd dat hij niet gekomen was zoals hij hem bevolen had, en dat hij zich eraan onttrokken had door een ziekte te veinzen, zoals de paus dat tegenover de boden noemde, en hij ontnam hem het bisschopsambt. Alexander is meteen teruggegaan en kort daarna gestorven en in Publémont begraven. Albero, de tweede met die naam, volgde hem op. Bisschop Alexander stierf de 6de juli.Ga naar voetnoot176 | |
1136In het jaar van de menswording des Heren 1136 bouwde Borno de huidige stenen slaapzaal, slechts met leem gemetseld omdat hij geen kalk had. Het hout had hij met veel moeite bijeengebracht. Tot dan toe immers sliep het convent in een houten gebouw dat van elders hierheen was gebracht; men sliep er sinds de uitslaande brand de hele plek verteerd heeft, waarbij ook de zeer mooie houten kloostergebouwen zijn vernield. In die dagen schonk Gozewijn, de zoon van Hartbert, bisschop van Utrecht, een hove land aan het klooster. Hij had die zoon gekregen toen hij nog niet tot priester was gewijd.Ga naar voetnoot177 En nadat Gozewijn zijn intrede in het klooster had gedaan, werd hij bij de geestelijken geplaatst, daar hij de gelofte had afgelegd om regulier te zijn en daartoe reeds gevormd was. Deze hove ligt tussen de rivier de Lek en Utrecht, ten zuidwestenGa naar voetnoot178 van de stad in het dorp dat Schalkwijk heet. Toen is voor dit klooster te Ahrweiler een wijngaard aangelegd, die ‘Hechenbrucha’ genoemd wordt, op de helling van een berg waar het land in gemeenschappelijk gebruik is van de dorpelingen. Daarom betaalde dit klooster hen daarvoor [jaarlijks] achttien penningen in Remagense munt, welke penningen de dorpelingen later in het jaar van de menswording des Heren 1147 geschonken hebben aan de kerk aldaar, die - naar vaststaat - ook in datzelfde jaar opnieuw is gewijd. Zo is de wijngaard vrij eigendom van dit klooster, zij het dat de wijnbouwers de helft van de wijn plegen te krijgen. In hetzelfde jaar gaf Adolf, de voogd van dit klooster, zijn dochter Mathilde als vrouw aan Hendrik, de zoon van Walram, hertog van Limburg, waarbij hem als bruidsschat gegeven werden het vrij-eigengoed dat bestond uit deze parochieGa naar voetnoot179 en | |
[pagina 164]
| |
ei dotis iure istius parrochiȩ et quod habuit Haspaniȩ allodio et magno a presule Coloniensis ȩcclesiȩ benificio. Cui etiam concessit advocatiam huius ȩcclesiȩ cum allodio circumiacente, eodem videlicet tenore quo prescriptus est pater eius eam instituisse. Factus est igitur Heinricus allodii huius possessor et ȩcclesiȩ advocatus traditis sibi rebus ab Adolpho comite cum Mathilda sibi uxore. Anno hoc habita est curia Coloniȩ a Lothario imperatore confluentibus ad eum episcopis et principibus terrȩ; unde idem Heinricus, cum illuc profecturus expensis non esset stipatus, accepto argento a fratribus liberum remisit ȩcclesiȩ mansum, qui infra Meinweitham est situs, quem huc etiam pecunia tunc sibi data tradiderat comes Adolphus anno Dominicȩ incarnationis MCXXVo, quamvis postmodum ab eo uxoris consilio ȩcclesiȩ sit interdictus. Profectus est Romam Lotharius imperator. Facta interim inquisitione locorum usquequaque Borno, si reperto huiusmodi loco posset sorores aput Rothe habitantes hinc transponere, optinuit hoc eodem anno a comite Adolpho de Saphemberch ut, vendicata valle quȩ nunc appellatur Sanctȩ Mariȩ a possessoribus quorum constat fuisse et conplanata torrentis profunditate, concederet ei monasterium illis in ipsa construere et non prohiberet eas ibidem cohabitare. Porro vallis hȩc arta nimis erat et profunda; unde magna congerie lapidum et terrȩ impleta est et complanata et, cum ab homine nunquam fuisset inhabitata, bestiis silvestribus pervia erat et latronibus usitata. | |
[pagina 165]
| |
het vrij-eigengoed dat hij in Haspengouw bezat, en een omvangrijk leen dat hij van het hoofd van de Keulse kerk in leen had.Ga naar voetnoot180 En met het eromheen liggende vrij-eigengoed stond hij hem eveneens de voogdij over dit klooster af, en wel met dezelfde bepalingen waarmee zijn vader de voogdij had ingesteld, zoals in het voorafgaande beschreven is. Hendrik is dus bezitter van dit vrij-eigengoed geworden en voogd van het klooster, nadat dit alles hem door graaf Adolf overgedragen was, toen deze hem Mathilde tot vrouw gaf.Ga naar voetnoot181 In dit jaar is door keizer Lotharius in Keulen een hofdag gehouden,Ga naar voetnoot182 waar bisschoppen en vorsten van het Rijk met hem samenkwamen. Toen diezelfde Hendrik daarheen wilde gaan maar hem de geldmiddelen daartoe ontbraken, heeft hij geld van de broeders aangenomen en de hove die binnen Meinweide ligt, vrij aan het klooster teruggegeven. Het betreft de hove die graaf Adolf in het jaar van de menswording des Heren 1125 aan het klooster had overgedragen nadat hem toen daarvoor geld gegeven was,Ga naar voetnoot183 ofschoon het land later door hem - op instigatie van zijn vrouw - het klooster is ontnomen. Keizer Lotharius is naar Rome vertrokken.Ga naar voetnoot184 Borno onderzocht intussen overal terreinen om te zien of hij - wanneer hij een geschikt terrein gevonden had - de zusters die te Kerkrade woonden, van daar kon overplaatsen. In dit jaar kreeg hij van graaf Adolf van Saffenberg gedaan dat deze hem toestond in het dal dat nu Marienthal heet, een klooster voor de zusters te bouwen, nadat het van de rechtmatige eigenaars was aangekocht en het diepe beekdal was aangevuld, en dat de graaf hen niet zou verhinderen daar te wonen.Ga naar voetnoot185 Overigens was dit dal erg smal en diep; daarom is het met een grote hoeveelheid stenen en grond opgevuld en geëgaliseerd. Omdat het door mensen nooit bewoond was, was het toegankelijk voor wilde dieren en werd het door struikrovers gebruikt. | |
1137In het jaar van de menswording des Heren 1137 is Borno, de derde abt van dit klooster, overleden;Ga naar voetnoot186 hij is een vrome nagedachtenis in de Heer waardig. Hij was een eenvoudig en vroom man, de Heer toegewijd en welwillend en overal zo geliefd dat | |
[pagina 166]
| |
principibus. Borno primus hic lanea indutus est tunica pro consuetudine; unde modo quasi pro ordine solent eam omnes induere, qui hactenus lineis contenti camiseis fuere. Expletis ergo exequiis et sepultura Bornonis electus est Iohannes in prelatum et rectorem animarum, antiquus ȩcclesiȩ huius frater et discipulus, qui in universis probatus et fidelis est inventus; unde in electione eius tanta erat concordia ut ab omnibus nemo penitus dissensisse sit repertus. Iohannes iste Lovaniensis fuit natione, hac in ȩcclesia longo conversatus tempore, nunquam voluntate deficiens a religione, unde tandem regulari est insignitus benedictione. PresentatusGa naar voetnoot98 igitur episcopo suscepit curam ab illo sed non est consecratus abbatis officio, non quod dignitate esset indignus aut ministerio tantus non sufficeret sacerdos, cum adprime eruditus disciplinis fuisset litteralibus et religiosus valde et modestus et tanta castitatis diligentia fulcitus, ut verbum impudicum non sufferret illius auditus. Sed quidam eorum qui elegerant eum versa vice electionis suȩ, cȩperunt ei, quasi non sufficeret, detrahere negantes ei - si ordinaretur - assistere, et sic debita fraudatus consecratione non est moleste compertus hoc tulisse ne gloriari velle videretur dignitate. Comparata interim Iohannes valle, quȩ nunc appellatur Sanctȩ Mariȩ, constituit operarios negotio insistere, qui magna congerie lapidum et terrȩ impleta torrentis cavitate et conplanata paulatim superficie posuerunt fundamentum ȩcclesiȩ et cȩperunt ȩdificare et, transacto hinc anno et secundo celebrata est ibi missa in tertio, id est incarnationis Domini MCXXXVIIIo. Tunc plantabant vineam in clivo montis occidui ab occidente septis inminenti ex iure civilitatis huius ȩcclesiȩ, quam ipsa ex curtis potestate aput Meinscozen quondam sitȩ habet etiam in territorio illius parrochiȩ. His diebus emit Iohannes septem iugera terrȩ a quodam pictore Heriberto nomine, quȩ sita sunt ultra Crumbach a curte versus affricum, ubi termini de Ritherche et de Simplevei habent confinium, infra Ritherecensis parrochiȩ terminum; unde duo iugera solvunt duos denarios Ritherecensi ȩcclesiȩ et sic libera est terra cȩnobii huius absque decimarum iure. Hezelo de Rucelenfelt, qui ministerialis fuit Heinrici ȩcclesiȩ huius advocati, cuius etiam propria erat terra aput Affethen et Rucelenfelt sita, dedit ȩcclesiȩ sedecim iugera terrȩ facta ab eodem Heinrico altari | |
[pagina 167]
| |
hij zelfs door vorsten werd geëerd. Borno ging hier als eerste gewoonlijk in een wollen onderkleed gekleed; vandaar dat nu allen die tot dan toe tevreden waren met linnen onderkleden, een wollen kleed dragen, alsof het voorgeschreven is. Toen de uitvaartplechtigheden en de begrafenis van Borno voorbij waren, is Johannes tot overste en zielenleider gekozen. Hij was reeds lang broeder van dit klooster en was hier gevormd; in alles was hij beproefd en trouw bevonden. Daarom was er bij zijn verkiezing zo'n grote eendracht dat niemand met de anderen diepgaand van mening bleek te verschillen. Deze Johannes was Leuvenaar van geboorte; lang geleden was hij opgenomen in dit klooster, nooit week hij bewust af van de kloosterregel en daarom is hij tenslotte getekend met de zegeningen van het kloosterlijke leven. Aan de bisschop voorgedragen, ontving hij van deze de leiding maar hij is niet tot abt gewijd, niet omdat hij deze waardigheid onwaardig zou zijn of als eenvoudig priester onvoldoende kwaliteiten zou hebben voor het ambt. Hij was immers zeer onderlegd in de letteren en zeer vroom en bescheiden en zozeer vervuld met zorg voor de kuisheid, dat zijn oren geen onbeschaamd woord verdroegen. Maar sommigen van hen die hem gekozen hadden, keerden zich van hem af, toen zijn verkiezing voorbij was, alsof hij de kwaliteiten niet zou hebben; en zij weigerden mee te werken aan zijn wijding. Zo ontving hij de verschuldigde wijding niet, maar hij tilde er klaarblijkelijk niet zwaar aan, om niet de schijn te wekken zich op het hoge ambt te willen beroemen. Nadat Johannes intussen het dal dat nu Marienthal genoemd wordt, verworven had, besloot hij arbeiders aan het werk te zetten. Deze vulden de bedding van de beek met een grote massa stenen en aarde en egaliseerden langzamerhand de oppervlakte. Vervolgens legden zij de fundamenten voor de kerk en begonnen te bouwen. En toen sindsdien een jaar en een tweede jaar voorbijgegaan waren, is in het derde jaar, dat wil zeggen in het jaar van de menswording des Heren 1138, daar de mis gevierd.Ga naar voetnoot187 Toen legden zij een wijngaard aan op de helling van de westelijke berg, die in het westen grenst aan de omheinde terreinen. Zij konden dit doen op grond van de burenrechten die dit klooster te Mayschoss ook in het gebied van de parochie bezat, en die voortkwamen uit de rechten van de hoeve die daar eens lag.Ga naar voetnoot188 In die dagen kocht Johannes van een schilder Heribert zeven morgen land, die gelegen zijn aan de andere kant van Crombach ten zuidwesten van de hoeve, waar Richterich en Simpelveld aan elkaar grenzen; dit land ligt binnen het gebied van de parochie Richterich; daarom betalen twee morgen twee penningen aan de kerk van Richterich en verder is het land van dit klooster vrij, met uitzondering van het tiendrecht. Hezelo van Ritzerfeld die ministeriaal was van Hendrik, de voogd van dit klooster, die onder meer het land te Afden en Ritzerfeld in eigendom bezat, schonk aan het klooster zestien morgen land, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde door | |
[pagina 168]
| |
traditione, et inita cum fratribus Hescelo prȩdictus professione insignitus est commanendi habitudine. Eodem anno emit Iohannes mansum terrȩ ab Hariberto pontifice Traiectensis ȩcclesiȩ, qui situs est aput Salcwich iuxta eum videlicet mansum, quem proximo hinc retro anno dedit etiam ȩcclesiȩ Gozwinus, predicti Harberti filius, hic inter fratres consignatus et litterarum officio educatus. Hoc eodem anno obiit Bruno, archiepiscopus Coloniensis, in expeditione Lotharii imperatoris, cui Hugo ibidem subrogatus ab Innocentio est consecratus sed vicesimo septimo die morte periit, cui Arnoldus quoque successit. Deinde Lotharius in confinio Alpium moritur et sic ad terram suam reportatur. | |
1138Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXVIIIo accepta oportunitate vicis suȩ Iohannes exaltavit murum ex utraque parte absidum, obducens superius materia lapidum conplexuras trium fornicium. Adhuc enim psallebat conventus in sacrario ex quo illud edificatum est a Friderico. His diebus dedit ȩcclesiȩ novem iugera terrȩ Godescalcus aput Amble et solvunt novem denarios Coloniensis monetȩ. Lambertus de Nueleinde dedit ȩcclesiȩ decimas novem iugerum terrȩ, quȩ sita sunt retro hospitale sub affrico ab eadem domo. Hinc autem evolutis aliquot diebus Hadwidis uxor illius dedit etiam ȩcclesiȩ duo iugera terrȩ pariter cum decimatione, quȩ sita sunt ultra Strevelo a curte sub vultumo. Lambertus obiit VI kalendas martii. Hadwidis vero XII kalendas februarii. Winricus de Trȩvenstorph dedit ȩcclesiȩ quatuordecim iugera terrȩ una cum curte, quȩGa naar voetnoot99 sita sunt aput Sehteme, et sex pariter arbustorum, quȩ a villa contra occasum sita sunt super montana. Ipse vero VII idus maii solutus est vita. Defuncto autem Lothario imperatore anno priore unctus est in regem Conradus Aquisgrani. Colonienses rebellant Arnoldo archiepiscopo. | |
[pagina 169]
| |
diezelfde Hendrik. Nadat de voornoemde Hezelo met de broeders de gelofte had afgelegd, onderscheidde hij zich door de manier waarop hij met hen samenwoonde. In hetzelfde jaar kocht Johannes een hove land van Hartbert, de bisschop van Utrecht, die in Schalkwijk ligt naast de hove die Gozewijn, de zoon van de bisschop, het jaar daarvoor aan het klooster had geschonken, toen hij hier onder de broeders werd opgenomen en in de letteren gevormd. In ditzelfde jaar stierf Bruno, aartsbisschop van Keulen, op de tocht van keizer Lotharius.Ga naar voetnoot189 In zijn plaats werd ter plekke Hugo gekozen en door Innocentius gewijd, maar hij stierf zesentwintig dagen laterGa naar voetnoot190 en werd op zijn beurt opgevolgd door Arnold.Ga naar voetnoot191 Vervolgens sterft Lotharius in de buurt van de Alpen en wordt dan naar zijn land teruggebracht.Ga naar voetnoot192 | |
1138In het jaar van de menswording des Heren 1138 verhoogde Johannes, door de mogelijkheid die het ambt hem nu bood, de muren aan beide zijden van de transeptarmen en overwelfde de ruimten van drie gewelfvakken met stenen als bouwmateriaal.Ga naar voetnoot193 Tot dan immers zong de kloostergemeenschap de psalmen op het priesterkoor, sinds dat gebouwd is door Frederik. In die dagen schonk Godschalk negen morgen land te Ameln en zij betalen [als cijns] negen penningen in Keulse munt. Lambert van Nulland schonk aan het klooster de tienden van negen morgen land, die achter het gastenhuis liggen, en wel ten zuidwesten daarvan. Enkele dagen later schonk zijn vrouw Hadwidis ook nog aan het klooster twee morgen samen met de tienden; dit land ligt aan de andere kant van Streifeld, ten zuidzuidoosten van de hoeve. Lambert stierf op de 24ste februari. Hadwidis de 21ste januari. Winrik van Trippelsdorf schonk het klooster veertien morgen land met een hoeve, gelegen in Sechtem, en tevens zes morgen kreupelbos die ten westen van het dorp liggen op de heuvels. Hij is de 9de mei uit het leven heengegaan. Nadat keizer Lotharius het vorig jaar gestorven was, is Koenraad te Aken tot koning gezalfd.Ga naar voetnoot194 De Keulenaren komen in opstand tegen hun aartsbisschop Arnold. Wal- | |
[pagina 170]
| |
Gualramus dux de Leimburch moritur et Godefridus Lovaniensis substituitur. | |
1139Anno Dominicȩ incarnationis MCXXXVIIIIo construxit Iohannes domum ligneam valde decoram ad colligendos in ea hospites et quoslibet adventantes, pro eo quod hic semper erat consuetudo hospitari et egenos et divites. Hinc autem quinto instante anno - id est incarnationis MCXLIIIIo - combusta est eadem domus proprio sui incendio, liberato manifesta Dei protectione huius loci edificio. HagenoGa naar voetnoot100, cuius erat superior terra aput Hagenrothe sita, dedit ȩcclesiȩ decimas quindecim iugerum ultra rivulum et secus eum, qui ex Meinweitha defluit iuxta eandem domum. Hinc autem evoluto tempore aliquo dedit etiam ȩcclesiȩ Ludwicus, eiusdem Hagenonis filius, decimas sex iugerum iuxta dictum ibidem rivulum, facta altari traditione oblationis utriusque per eorundem dominum. Innocentius papa Romȩ in medio quadragesimȩ sinodum celebravit et plurimos ȩcclesiȩ reatus correxit. | |
1140Anno Dominicȩ incarnationis MCXLo constructa aput Arulam orientaliGa naar voetnoot101 parte illius ȩcclesiȩ cum utraque sua abside et oportuna maxime officinarum diversitate, ubi sorores erant collocandȩ, transtulit eas illuc Iohannes, prelatus huius ȩcclesiȩ, quȩ numero triginta septemGa naar voetnoot102 fuere, ea ab omnibus collaudata institutione et conscriptis utriusque episcopi Adelberonis et Arnoldi cartis cum sigillatione, quia locus ille proprius | |
[pagina 171]
| |
ram, hertog van Limburg, sterft en Godfried van Leuven wordt in zijn plaats aangesteld.Ga naar voetnoot195 | |
1139In het jaar van de menswording des Heren 1139 bouwde Johannes een zeer mooi houten huis om er gasten in onder te brengen en alwie nog meer naar het klooster kwam, omdat het hier altijd de gewoonte was arm en rijk gastvrij te onthalen. Vijf jaar later echter - in het jaar van de menswording des Heren 1144 - is dit huis uit zichzelf in brand geraakt, omdat het gebouw onttrokken was aan de bescherming die God zo duidelijk aan deze plek bood. Hageno aan wie het stroomopwaarts gelegen land te Haanrade toebehoorde, schonk aan het klooster de tienden van vijftien morgen land aan de andere zijde langs het beekje dat vanuit Meinweide naast genoemd huis stroomt.Ga naar voetnoot196 Na verloop van enige tijd schonk ook Lodewijk, zijn zoon, de tienden van zes morgen land langs datzelfde beekje aan het klooster, waarbij de overdracht van hun beider schenking aan het altaar door hun heer geschiedde.Ga naar voetnoot197 Paus Innocentius hield te Rome midden in de vasten een synode en hij verbeterde menige misstand in de kerk.Ga naar voetnoot198 | |
1140Toen in het jaar van de menswording des Heren 1140 te Arula het oostelijk gedeelte van de kerk aldaar klaar was met de beide transeptarmen en vooral een passende verscheidenheid aan woon- en werkvertrekken gereed was, waar de zusters ondergebracht moesten worden, bracht Johannes, de overste van dit klooster, hen daarheen over, zevenendertig in totaal. Deze stichting werd door allen geprezen en er werden oorkonden opgemaakt door de twee bisschoppen Albero en Arnold en door hen bezegeld.Ga naar voetnoot199 Daarin staat dat die plek eigendom blijft van dit klooster, dat de zusters | |
[pagina 172]
| |
sit huius ȩcclesiȩ et ipsȩ sorores omnino huic prelato debeant obȩdire, nec intus vel extra committere officium aut mutare aut per se aliquam auctoritatem, quȩ ad fratrum pertineat regimen, audeant corroborare, sed prelatus iste in sua teneat potestate universa disponere, quȩ tamen communi fratrum consilio fieri debent et constare. Translatȩ igitur sorores et locatȩ in prenominata valle, quȩ nuncupatur Vallis Sanctȩ Mariȩ, debent ibi Deo servire sub eadem Rodensis ȩcclesiȩ disciplina et religione nec quicquam per se augere possunt vel demere. Tunc discrevit eis Iohannes agros et vineta, quȩ etiam illis paulo ante erant a Bornone designata, non ut ea penitus sequestraret ab hac ȩcclesia, cuius propria sunt et possessiva, sed ut illis pro tempore suppeditarent nutrimenta, quorum hic subiecta continentur vocabula: curtis aput Meinscozen cum familia agrique et vineta; Nentrothe cum possessionibus et familia; Gysenrothe cum agricultura; curtis aput Asch, quȩ dicitur Roth, cum agricultura et ibidem unus censualis mansus; aput Burnen dimidius censualis mansus; aput Milchwilre septem solidi Coloniensis monetȩ exceptis duobus denariis; aput Gudolphrothe septem solidi et quatuor denarii Coloniensis monetȩ; aput Frihstheim quatuor solidi Coloniensis monetȩ exceptis duobus denariis; aput Wanle molendinum decem solidorum et trium obolorum Coloniensis monetȩ. Tunc remansit libera loco huic curtis illa, quȩ Crumbach est nuncupata, et parrochiana Rothensis ȩcclesia, quȩ eis usque nunc ministraverunt victualia. Locatȩ autem in valle illa sollicitabant Iohannem pro vinea, quȩ a sinistris ad exitum eiusdem vallis est sita in clivo montis pendula, quia illis contigua erat et oportuna. Unde accepto seniorum consilio concessit eam illis resignatis pro ea ȩcclesiȩ huic decem solidis et tribus obolis de molendino aput Wanle, quamvis eadem vinea maioris precii non dubitaretur fuisse. Accepto interea consilio Iohannes de parrochiana Rothensi ȩcclesia, cum ipsa huius sit propria et utraque in eadem sit parrochia, suaso simpliciter archidiacono suscepit eam ab illo, ne forte ab alieno pastore ibi posito et huius cȩnobii prȩlato oriretur iterum dissensio, et posuit ibi unum ex his sacerdotibus divino fungi officio arbitratus profecto, quod | |
[pagina 173]
| |
de overste hier in alles moeten gehoorzamen, dat zij noch intern noch extern enige functie mogen instellen of wijzigen, of een akte mogen bekrachtigen, hetgeen tot de bevoegdheid van de broeders behoort; maar dat deze overste bevoegd blijft alle zaken te regelen, die althans krachtens een gemeenschappelijk besluit van de broeders moeten gedaan worden en moeten vaststaan. De zusters dan die overgebracht en geplaatst zijn in het voornoemde dal, dat nu Marienthal wordt genoemd, moeten daar God dienen onder dezelfde regel en met dezelfde leefwijze als het klooster te Rode en zij kunnen daar niet eigenmachtig iets aan toevoegen of iets schrappen. Toen wees Johannes hen de akkers en wijngaarden toe die kort te voren reeds door Borno voor hen waren bestemd; niet om deze goederen volledig van dit klooster te scheiden, waarvan zij eigendom en bezit blijven, maar om voorlopig daarmee in hun levensonderhoud te voorzien. De namen van deze goederen volgen nu: de hoeve te Mayschoss met de horigen, en de akkers en wijngaarden; Nentrode met het daarbij behorend bezit en de horigen; ‘Gisenrode’ met zijn akkerland; de hoeve te Esch die Roth wordt genoemd met zijn akkerland en een cijnsplichtige hove aldaar; te ‘Burnen’ een halve cijnsplichtige hove; te Mariaweiler [een cijns van] zeven Keulse schellingen, min twee penningen; te ‘Gudolfrothe’ [een cijns van] zeven schellingen en vier penningen in Keulse munt; te Friesheim [een cijns van] vier Keulse schellingen, min twee penningen; te Wanlo een molen [met een cijns van] tien schellingen en drie obolen in Keulse munt.Ga naar voetnoot200 Toen kreeg deze plek weer de vrije beschikking over de hoeve Crombach en de parochiekerk van Kerkrade, die tot dan toe in het onderhoud van de zusters voorzien hadden. Toen de zusters in dat dal geplaatst waren, vielen zij Johannes lastig over een wijngaard die aan de linkerzijde van de uitgang van dat dal lag en tegen de berghelling hing, omdat hij zo dichtbij en zo geschikt voor hen was. Na beraadslaging met de ouderen stond hij hen die wijngaard af; in ruil daarvoor werd [de cijns van] tien schellingen en drie obolen van de molen te Wanlo aan dit klooster teruggegeven, ofschoon die wijngaard ongetwijfeld meer waard was. Nadat Johannes intussen overleg gepleegd had over de parochiekerk van Kerkrade, omdat die hun eigendom was en kerk en klooster in dezelfde parochie lagen, overtuigde hij de aartsdiaken gemakkelijk [met dezelfde argumenten] en ontving van hem de kerk.Ga naar voetnoot201 Hij deed dit om te voorkomen dat er weer onenigheid zou ontstaan tussen een pastoor die van elders daar geplaatst was, en de overste van dit klooster. Hij plaatste er een van de priesters uit het klooster om de goddelijke diensten te verrichten, | |
[pagina 174]
| |
etiam hȩc eadem in posteros suos successura foret dispensatio. Wilemmus comes palatinus obiit, cui nullus hȩres successit. | |
1141Anno Dominicȩ incarnationis MCXLIo Albero, Leodiensis episcopus, huius nominis secundus, obsedit Bulun castrum sibi tunc contrarium, cum Beati Lamberti sit proprium, et humanis viribus inexpugnabile sed meritis sancti Lamberti, cuius etiam reliquiȩ ibi prȩsto fuerunt, sine dispendio vicit. Sigewiz de Kemenathen nobilis videlicet matrona, cuius etiam proprium erat Herebach et tota eiusdem viculi terra, dedit ȩcclesiȩ quinque iugera terrȩ in australi ipsius viculi latere iuxta collem, qui Bicchenbergh dicitur vulgari nomine. Hinc autem transacto tempore non longo dedit etiam ȩcclesiȩ septem iugera terrȩ Gozmarus de Luthenachen, qui fuit gener eiusdem Sigewizȩ hȩreditario ei succedens iure. Terra hȩc sita est iuxta quercum a viculo versus affricum, ubi euntibus via publica prȩstat transitum. Gozmari huius quidam ministerialis nomine Hazecho accepta domini sui licentia dedit pariter ȩcclesiȩ sex iugera terrȩ iuxta predictam quercum a viculo versus affricum, facta altari a Gozmaro omnium traditione. Sigewiz obiit XVI kalendas ianuarii. Gozmarus vero XVI kalendas novembris. Eodem anno privatus est vita Iohannes, huius ȩcclesiȩ prȩlatus, quinto regiminis sui anno, vir magnȩ dilectionis in Christo, qui etiam religiosus valde fuit et veridicus stabilisque in moribus et in opulentia quoque rerum sobrius et longo tempore in canonica religione comprobatus. Is tamen debilis fuit corpore, non valens plerumque ut prȩlatis incumbit laborare, tota semper Domino innixus mente, unde pro eo ipse Dominus stare et ad profectum res eius dignatus est perducere. Nam in diebus regiminis eius tantam rerum abundantiam contulit Dominus loco, ut nullus omnino ex fratribus iuste causari posset pro aliqua sui indigentia, cum unicuique ad plenum quȩque sufficerent usualia. Unde ordo cotidianus et regularis disciplinȩ usus tam decenter ab universis est observatus, ut et ipse locus et incolȩ eius honorari mereretur et diligi etiam a principibus. Iohannes nusquam levi vagabatur occasione, ut plerique solent facere, sed in loco pro ordine gubernando mansit continue, ut et ipse quasi par unus et communis esset omnibus, nichil singularitatis ex | |
[pagina 175]
| |
stellig van mening dat die regeling ook voor zijn opvolgers zou gelden.Ga naar voetnoot202 Paltsgraaf Willem stierf; hij had geen erfgenaam om hem op te volgen.Ga naar voetnoot203 | |
1141In het jaar van de menswording des Heren 1141 belegerde Albero II, bisschop van Luik, de burcht Bouillon, die hem toen vijandig gezind was, hoewel zij eigendom is [van de kerk] van de H. Lambertus. De burcht gold als onneembaar voor menselijke krachten maar door de verdiensten van de H. Lambertus, van wie ook de relikwieën daar aanwezig waren, behaalde Albero zonder verliezen de overwinning.Ga naar voetnoot204 Sigewiz van Kemenade, een adellijke dame, die onder meer Herbach in eigendom bezat en al het land van dat dorpje, schonk aan het klooster vijf morgen land, in het zuidelijke deel van dat dorpje, bij de heuvel die in de volksmond ‘Bicchenbergh’ genoemd wordt. Niet lang daarna echter schonk ook Gosmar van Lanaken zeven morgen land aan het klooster. Gosmar was de schoonzoon van die Sigewiz en haar rechtmatige erfgenaam. Dit land ligt bij de eik, ten zuidwesten van het dorpje waar een openbare weg de reizigers doortocht verschaft. Een ministeriaal van deze Gosmar met de naam Hazecho schonk, met toestemming van zijn heer, tegelijkertijd zes morgen land aan het klooster. Dit land ligt bij genoemde eik, ten zuidwesten van het dorpje; de overdracht van dit alles aan het altaar geschiedde door Gosmar. Sigewiz stierf de 17de december, Gosmar de 17de oktober. In hetzelfde jaar is Johannes, de overste van dit klooster, overleden, in het vijfde jaar van zijn bestuur; een man met een grote liefde in Christus, die ook zeer vroom was en waarheidsgetrouw, standvastig in zeden en sober ook bij overvloed, en gedurende lange tijd in de kanonikale leefwijze beproefd. Hij had echter een slechte gezondheid en was meestal niet in staat de taken van een overste uit te voeren, maar hij was met zijn hele geest altijd op de Heer gericht, zodat de Heer zich verwaardigd heeft hem bij te staan en zijn zaken tot een goed einde te brengen. Want in de dagen van zijn bestuur bezorgde de Heer de plek zoveel overvloed dat niemand van de broeders zich met recht kon beklagen over enig tekort, omdat voor ieder de dagelijkse levensbehoeften in meer dan voldoende mate voorhanden waren. Daarom werd de dagorde en de kloostertucht door allen zo stipt nageleefd, dat zowel de plek zelf als ook zijn bewoners het verdienden geëerd en bemind te worden, zelfs door vorsten. Johannes ging niet bij het minste of geringste op reis, zoals de meesten plegen te doen, maar hij bleef altijd hier om de dagorde te leiden, om als het ware gelijk en één te zijn en in gemeenschap met allen te leven, zonder de schijn op zich te laden voordeel te | |
[pagina 176]
| |
potestate sibi usurpasse visus, et ideo pax et concordia in diebus eius servabatur ab omnibus. Ipse namque omnia consilio digna consilio dispensavit, unde ex omnibus nemo penitus quod iuste reclamaret, adinvenit. Iohannes obiit IIII nonas aprilis, quintus huius ȩcclesiȩ prȩlatus. Cuius corpore sepulturȩ tradito et spiritu Divinitati commendato electus est Erpo et in rectorem assumptus pro eo communi - ut moris est - consilio, cum tamen esset iuvenis nec adhuc diu sacerdotali functus officio. Erpo itaque Traiectensi oppido progenitus est mundo sed hoc in loco informatus est regulari ministerio vigente adhuc hic magna claustralis vitȩ disciplina, quia diligenter et cum omni studio initiatus est divino conventus loci huius obsequio. Prȩsentatus igitur episcopo suscepit curam ab eo consecratus abbatis officio, quartus abbas in hoc loco sed sextus in communi prȩlatorum cathalogo. His adhuc diebus viguit hic magna et in Christo congregatis adoptanda inter fratres concordia, quȩ nunquam stabilis erit nec rata nisi pace firma inter caput consistente et membra. Et quia quȩdam consuetudines huius ȩcclesiȩ, quȩ a conventu erant tenendȩ, graves fuerunt ad portandum et difficiles ad implendum sed maxime in cotidiano canore et induviarum habitudine - erant enim ex monachorum institutis loco huic illatȩ -, mutavit aliquas et alleviavit eas cum omnium aspirationeGa naar voetnoot103, ut facilius posset eas conventus pro debito exsolvere et devotius debita queque adimplere. Nam usque nunc dicebantur aput nos ante Nocturnos quindecim gradus tripartiti cum collectis tribus et ante Primam lȩtania cum septem psalmis pȩnitentialibus et in psalmis dicebantur interrogationes ut in lectionibus, et longe aliter quam modo sanctȩ Mariȩ cursus. Nec cuiquam clericorum exuto superpellicio - id est habitu sibi consecrato - licuit solo uti verbo nisi ȩgrotanti lectulo aut residenti lavacro; nam huiusmodi erat hic diversa observatio quasi salutaris esset talis religio. Nondum quoque est hic receptus quilibet laicus nisi dignus aput seculum visus sit et honestus; unde adhuc modicus fuit hic et tenuis | |
[pagina 177]
| |
trekken uit zijn positie; daarom werd in zijn dagen door allen de vrede en de eendracht bewaard. Want over alles wat overleg waard was, pleegde hij overleg, zodat absoluut niemand iets had waartegen hij terecht kon protesteren. Johannes, de vijfde overste van dit klooster,Ga naar voetnoot205 stierf de 4de april. Toen zijn lichaam in het graf was gelegd en zijn geest aan God toevertrouwd, is Erpo gekozen en tot leider in zijn plaats aanvaard, in gemeenschappelijk overleg zoals dat gebruikelijk is. Hij is gekozen hoewel hij nog jong was en nog niet lang bekleed met het priesterambt. Erpo dan is in Maastricht ter wereld gekomen maar is op deze plek gevormd in het leven der regulieren, toen hier de kloostertucht nog groot was, omdat het convent van deze plek zich nauwgezet en ijverig toelegde op de dienst van God. Aan de bisschop nu voorgedragen, ontving hij van deze de leiding en werd tot abt gewijd; hij was de vierde abt op deze plek, maar in de lijst der oversten nam hij de zesde plaats in. Onder de broeders heerste in die dagen nog een grote eensgezindheid; een eensgezindheid die door hen die in Christus' naam zijn verzameld, ook nagestreefd moet worden, maar die nooit lang zal stand houden en waarachtig zal zijn, als er geen goede verstandhouding is tussen hoofd en ledematen. En omdat sommige gewoonten van dit klooster die door het convent onderhouden moesten worden, zwaar te dragen waren en moeilijk na te komen - de meeste problemen had men met de dagelijkse koorzang en de gebruiken omtrent de kloosterkleding, die immers uit de regels der monniken hier waren ingevoerdGa naar voetnoot206 -, veranderde hij er enige en verlichtte ze op aller aandringen, opdat het convent ze gemakkelijker naar behoren kon nakomen en alle verplichtingen vromer kon vervullen. Want tot dan toe werden bij ons vóór de nocturnen de vijftien graduaal-psalmen gezegd in drie groepen met drie collecte-gebedenGa naar voetnoot207 en vóór de prime werd nog de litanie gebeden met de zeven boetpsalmenGa naar voetnoot208 en bij de psalmen voorbeden zoals bij de lezingen; en heel anders dan nu was het Maria Officie. Aan niemand van de geestelijken was het toegestaan om na het uittrekken van het koorkleed, het gewijde habijt, ook maar één woord te spreken, tenzij op het ziekbed of in het waslokaal. Want de regel omtrent het stilzwijgen was hier anders dan elders, alsof een dergelijke vrome regel heil brengt.Ga naar voetnoot209 Ook is hier nog nooit een leek opgenomen, tenzij hij in de wereld voor waardig en geacht werd gehouden. Daarom was er hier maar een kleine en bescheiden convent | |
[pagina 178]
| |
laicorum conventus, donec ab eo unusquisque, qui libenter vellet deservire, in omnium commune consortium collectus est et consignatus. Porro translatis hinc sororibus in Vallem Sanctȩ Mariȩ, quȩ habitaverant Rothe, decrevit Iohannes, a quo illuc sunt translatȩ, cum omnium peticione nullas hic ulterius substituere, pro eo quod tantȩ possessiones huius ȩcclesiȩ sunt illis subrogatȩ et quod duobus conventibus utriusque sexus non conveniat in eodem ambitu cohabitare. Sed illo interim de medio hinc assumpto arbitrabatur Erpo, qui illius subrogatus est loco, aliquas hic esse recipiendas ad vestes universorum conficiendas et quod eodem et diverso illarum ministerio non posset ȩcclesia carere, cum etiam in apostolorum obsequio religiosȩ secundi sexus personȩ legantur ministrasse. Et constructo illis idem Erpo singulari habitaculo hoc in eodem loco imposuit octo, sed procedente paulatim tempore sunt plurimum augmentatȩ sicut hoc genus conversionis crescit et multiplicatur uberrime. | |
1142Anno Dominicȩ incarnationis MCXLIIo emit Erpo decem et octoGa naar voetnoot104 iugera terrȩ cum curte una, quȩ aput Mereburen sunt sita, ab Heremanno libero videlicet homine, qui de Horsbech fuit ex natione. Saxones reconciliati sunt Conrado regi, cui erant prius inimici. Leodium concrematum est igni. Obiit Godefridus dux Lovaniensis. | |
1143Anno Dominicȩ incarnationis MCXLIIIo ingressus est ȩcclesiam Arnoldus, quem subsecutus est Rutgerus frater eius, et uterque est hic in clericatum et religionem educatus. Hii dederunt ȩcclesiȩ decem et octoGa naar voetnoot105 iugera terrȩ facta inde altari traditione. Terra hȩc sita est aput | |
[pagina 179]
| |
van lekenbroeders, totdat door Erpo iedereen die graag wilde dienen, werd opgenomen en geplaatst in de gemeenschap van allen.Ga naar voetnoot210 Verder veranderde hij het volgende: toen de zusters die te Kerkrade gewoond hadden, van daar overgebracht waren naar Marienthal, had Johannes door wie zij daarheen waren gebracht, besloten - op algemeen verzoek - verder geen vrouwen meer hier op te nemen, omdat zoveel bezittingen van dit klooster aan de zusters waren toegewezen en omdat het niet passend is dat twee conventen van beiderlei kunne op hetzelfde terrein samenwonen. Maar toen Johannes uit ons midden was weggerukt, meende Erpo, die in zijn plaats was gekomen, dat hier wel enige zusters moesten worden opgenomen om de kleren van allen te maken en omdat het klooster deze en andere diensten van hen niet kon missen; immers men leest dat ook in het gevolg van de apostelen vrome personen van het andere geslacht hebben gediend. En nadat Erpo voor hen hier een afzonderlijk gebouw had laten neerzetten, plaatste hij daar acht vrouwen in, maar na verloop van tijd zijn het er zeer veel geworden, zoals [in het algemeen] dit soort bekeringen toeneemt en zich zeer rijkelijk vermenigvuldigt.Ga naar voetnoot211 | |
1142In het jaar van de menswording des Heren 1142 kocht Erpo achttien morgen land met een hoeve gelegen te Merberen van Hereman, een vrij man die in ‘Horsbech’ geboren was. De Saksen die vroeger vijanden van koning Koenraad waren, hebben zich met hem verzoend.Ga naar voetnoot212 Luik is door brand verwoest. De hertog, Godfried van Leuven, stierf.Ga naar voetnoot213 | |
1143In het jaar van de menswording des Heren 1143 is Arnold in het klooster ingetreden; hij is gevolgd door zijn broer Rutger en beiden zijn hier tot geestelijke en tot kloosterling gevormd. Zij schonken achttien morgen land aan het klooster, waarbij de overdracht aan het altaar geschiedde. Dit land ligt te Merberen en is gelijk aan en de | |
[pagina 180]
| |
Mereburen et compar est et dimidia illius terrȩ, quam proximo huic anno emit Erpo a quodam Heremanno. Hildebrandus adolescens cum ministerialis esset Heinrici, qui advocatus ȩcclesiȩ huius fuit et dominus totius allodii, accepta eiusdem domini sui licentia dedit ȩcclesiȩ mansum et dimidium terrȩ cum sua curte et molendinum cum tribus quoque iugeribus et decimas de quindecim iugeribus terrȩ possessoris alterius, quȩ universa predictus - ut moris est - Heinricus, cum eius essent propria, tradidit altari cum ipso adolescente accepta sibi ab ȩcclesia traditionis recompensatione. Mansus iste ultra Anstelam est situs inter eum videlicet mansum, qui olim fuit Iuttȩ et nunc proprius est ȩcclesiȩ, et inferiorem rivulum et secus eum, qui etiam rivulus est dimidius ȩcclesiȩ. Decimȩ siquidem huius mansi datȩ sunt etiam ȩcclesiȩ cum ipsa eiusdem mansi traditione. Huius autem mansi curtis est evulsa, quia non erat ibi ȩcclesiȩ necessaria. Hinc vero inferius parum super Anstelam positum est molendinum, cui ibidem tria iugera prȩstant ministerium cum supputatione decimarum. Dimidius quoque mansus ultra Strevelo est situs trans ea scilicet arbusta, quȩ inter curtim ȩcclesiȩ et Hanrothe sunt sita, sic videlicet ut hȩc terra curtim ab occidente et arbusta ab aquilone et Hanrothe habeat ab oriente. Huius terrȩ tria iugera sunt arbusta sed viginti quatuor sunt arabilia, unde etiam decimas habet illa popularis ȩcclesia. Prȩdicta vero quindecim iugera, unde decimas habet hȩc ȩcclesia, non erant eius possessiva et sunt inter FrowensiphGa naar voetnoot106 et Worm sita, ubi etiam sita sunt alia quindecim iugera horum comparia, unde prius pariter decimas per Richerum abbatem primum emptas possedit ȩcclesia. Nam triginta hȩc iugera superius eam curtim sunt sita, quȩ sola inter Frowensipham et Worm est posita. Hildebrandus est ȩcclesiam ingressus et ad clericatum positus secum adducens septem alios utriusque sexus, quos universos collegit hic religio et locus. Obiit Hildebrandus acolitus kalendas iunii. Eodem anno exaltatus est murus ȩcclesiȩ a choro sub occidente trium fornicium longitudine et obducti sunt duo tantum fornices lapidibus cum suis utrinque collateribus. | |
[pagina 181]
| |
wederhelft van het land dat Erpo het vorig jaar heeft gekocht van een zekere Hereman.Ga naar voetnoot214 Hildebrand, een jongeman, die ministeriaal was van Hendrik, de voogd van dit klooster en heer van het hele vrij-eigengoed, schonk - met toestemming van zijn heer - aan het klooster een halve hove land en een hele hove met de hoeve daarvan, alsook een molen met nog drie morgen, en de tienden van vijftien morgen land dat in bezit van iemand anders was. Dit alles droeg voornoemde Hendrik - zoals het gebruikelijk is - aan het altaar over, daar het hem toebehoorde, samen met de jongeman nadat hij van het klooster een vergoeding daarvoor gekregen had. De genoemde hove ligt aan de overkant van de Anstel tussen de hove die vroeger eigendom was van Jutta en nu eigendom van het klooster, en het stroomafwaarts gelegen beekje; en wel langs het beekje, dat voor de helft ook in het bezit van het klooster is. Ook de tienden van deze hove zijn aan het klooster geschonken, tegelijk met de overdracht van die hove. De hoeve van deze hove is afgebroken omdat die daar voor het klooster niet nodig was. Iets verder stroomafwaarts ligt op de Anstel de molen, waarmee ter plekke drie morgen verbonden zijn evenals de tienden. De genoemde halve hove nu ligt aan de andere kant van Streifeld, namelijk aan gene zijde van het kreupelbos dat tussen de hoeve van het klooster en Haanrade ligt, en wel zo dat dit land in het westen de hoeve heeft, in het noorden het kreupelbos en in het oosten Haanrade.Ga naar voetnoot215 Drie morgen van dit land zijn kreupelbos maar vierentwintig morgen zijn akkerland, waarvan de dorpskerk aldaar de tienden heeft.Ga naar voetnoot216 Bovengenoemde vijftien morgen waarvan dit klooster de tienden bezit, waren niet zijn eigendom; ze liggen tussen de Vrouwensief en de Worm waar ook nog vijftien andere morgen - vergelijkbaar met de eerstgenoemde - liggen, waarvan het klooster de tienden bezit die vroeger door Richer, de eerste abt gekocht zijn. Deze dertig morgen liggen stroomopwaarts van de hoeve die als enige ligt tussen de Vrouwensief en de Worm. Hildebrand is in het klooster ingetreden en bij de geestelijken geplaatst; hij bracht zeven anderen van beiderlei kunne mee, die hier allen verenigd zijn door het kloosterlijke leven van deze plek. Hildebrand stierf als acoliet de 1ste juni. In hetzelfde jaar is de muur van de kerk vanaf de koorruimte naar het westen toe over een lengte van drie gewelfjukken opgetrokken; slechts twee ervan zijn - met hun zijgewelven aan beide zijden - met stenen overwelfd.Ga naar voetnoot217 | |
[pagina 182]
| |
1144Anno Dominicȩ incarnationis MCXLIIIIo Carissima de Nortbeche, Heremanni uxor, defuncto iam marito dedit ȩcclesiȩ tres mansos terrȩ illius mensurȩ et regulari induta veste in sororum est recepta societate. Terra hȩc sita est aput Nortbech et ex parte aratro subiecta et ex parte cultoribus est disposita, unde ipsi censualia solvunt debita. Terra vero exposita erat usurario in vadimonium pecuniȩ, unde necessitas incubuit ȩcclesiȩ suo eam precio ab usurario redimere. Bruno quoque, huius Karissimȩ pater, dedit etiam ȩcclesiȩ septem iugera ibidem sita et hoc in loco obductus est sepultura. Obiit Bruno IIII idus ianuarii. Eodem anno emit Erpo predium ab Eppone de Ludesheim dicto, nobili videlicet viro, qui etiam facta inde altari traditione tradidit etiam Heinrico, loci istius advocato, providentiam advocatiȩ et sic liberrime assignata est proprietas ȩcclesiȩ. Predium hoc est aput Sinneche situm, quasi trium sit mansorum terrȩ arabilis, prati quoque et arbustorum, ubi etiam molendinum cedit ȩcclesiȩ dimidium. His diebus grave et magnum factum est prelium inter Heinricum de Leimburch et Gozwinum de Falkenburch, cuius rei tale constat fuisse initium. Nam Heinricus, Walrami ducis cum esset filius, defuncto iam duce dux et ipse est constitutus. Unde elapsis aliquot annis circumventus est dolo a rege Cunrado, ut ducatu manumisso donaret eum rex tanto aut meliore benificio, sed postremo defraudatus est etiam hoc regis promisso. Gozwinus namque diu optinuerat regia duo predia, quasi sua fuissent propria, Ganchelt videlicet et Ritherche, donec hoc eodem anno a rege alienatus est predio utroque. A quibus dum se Gozwinus quasi propriis usibus nollet abstinere, potitus regia Heinricus auctoritate optinuit et possedit utraque; unde cȩperunt mox inter se confligere semper tamen superiore Heinrico existente, qui tandem destruxit et combussit Hemesberch sine ulla illius repugnatione. Sed cum se Heinricus a rege videret illusum et se quoque Gozwinus allodiis doleret defraudatum, reconciliati sunt alterutrum ut ulterius sibi auxilio assisterent uterque in unum. | |
[pagina 183]
| |
1144In het jaar van de menswording des Heren 1144 schonk Carissima van Noorbeek, de vrouw van Hereman, na het overlijden van haar man drie hoven land - van de maat aldaar in gebruik - aan het klooster en nadat zij het kloosterkleed aangenomen had, is zij opgenomen in de gemeenschap der zusters. Dit land ligt te Noorbeek en is deels beploegd en deels aan landbouwers ter beschikking gesteld, die daarvan de verschuldigde cijns betalen. Dit land was echter aan een geldschieter gegeven als onderpand voor een geldlening, zodat het klooster genoodzaakt was het met eigen geld in te lossen. Ook Bruno, de vader van Carissima, schonk het klooster zeven morgen land daar ter plaatse gelegen, en hij is hier begraven. Bruno stierf de 10de januari. In hetzelfde jaar kocht Erpo een domein van Eppo van ‘Ludesheim’, een man van adel, die dat vervolgens aan het altaar overdroeg. Aan Hendrik, de voogd van deze plek, droeg hij daarna de voorziening in de voogdij over en zo is in alle vrijheid de eigendom van het klooster vastgelegd. Dit domein ligt te Sinnich en omvat ongeveer drie hoven, akkerland alsook weiland en kreupelbos. Ook de molen aldaar gaf hij voor de helft aan het klooster. In die dagen is er een hevige en zware strijd gevoerd tussen Hendrik van Limburg en Gozewijn van Valkenburg, die als volgt - naar vaststaat - begonnen is. Hendrik die de zoon van hertog Walram was, is na diens overlijden ook zelf tot hertog aangesteld.Ga naar voetnoot218 Enkele jaren later is hij door koning Koenraad op listige wijze misleid: indien hij afstand zou doen van het hertogschap, dan zou de koning hem een even groot of nog groter leen geven, maar uiteindelijk heeft de koning hem met deze belofte bedrogen. Want Gozewijn had reeds lang twee koninklijke domeinen in zijn bezit, alsof zij zijn eigendom waren namelijk Gangelt en Richterich, totdat de koning hem beide in dit jaar afnam.Ga naar voetnoot219 Daar Gozewijn er geen afstand van wilde doen, omdat hij er - naar zijn mening - bezitsrechten op had, maakte Hendrik er zich meester van, nadat hij volmacht van de koning gekregen had, en hield hij beide in zijn bezit. Daardoor ontstond er spoedig strijd tussen beiden, waarbij Hendrik altijd de overhand behield; tenslotte verwoestte hij Heinsberg en stak het in brand, zonder enige tegenstand van Gozewijns kant. Maar toen Hendrik zag dat de koning een spel met hem gespeeld had en ook Gozewijn zich beroofd voelde van vrij-eigengoederen, hebben zij zich met elkaar verzoend om elkaar voortaan bijstand te verlenen. | |
[pagina 184]
| |
Cȩlestinus papa obiit, cui Lucius successit. Lucius iste fuit regularis canonicus, id est nostri ordinis professus. Lucius papa obiit, cui Eugenius successit. Eugenius iste fuit monachus et gresei ordinis professus. Ventus fuit vehementissimus quem semper - ut ferunt - fames sequitur et carum tempus. Eodem anno facta est fames magna. Et quia hȩc nostra Rothensis ȩcclesia elemosinarum benificiis est educata, disposuit et ipsa a principio sua indigentibus benificia suppeditare, id est annonam suam vinumque et censum decimare in hoc prȩsens pauperum hospitale, ubi etiam fratres laici sive minuti sive infirmi solebant reclinare et ex stipendiis eiusdem hospitalis vixerunt quasi habitaculi necessitate. Nunc autem murmurantibus illis quod elemosinarum alerentur stipendiis, cum et ipsi communis omnium essent fraternitatis, absolvit eos abbas inde tali videlicet rerum mutatione, ut ulterius panis tantummodo et cervisia in predictum decimetur hospitale et pro decimis vini pars detur tricesima et census nummorum pars vigesima et sic fratres predicti sive infirmi sive minuti ex promptuario nutriuntur communi. | |
1145Anno Dominicȩ incarnationis MCXLVo habitavit aput Bulsbach Fridericus vir quidem ingenuus et aput Goleche frater eius, nomine Heinricus, magna uterque rerum inopia debilitatus. Nam ipsi idipsum quod habuerunt allodium, posuerant usurariis in victualitatis vadimonium. Unde compulsi necessitate tradiderunt allodia ȩcclesiȩ cum munimine et providentia advocatiȩ. Et ingressi locum ad omnium commune consortium adduxerunt secum alios quinque sexus utriusque, qui simul universi sunt recepti sub habitu et religione. Friderici vero allodium est aput Bulsbach situm quasi duo mansi quadraginta diumalium et tria bonuaria arbustorum. Villula vero Goleche dicta erat Heinrici cum familia absque parte modica et ȩcclesia ibidem sita erat etiam eius propria cum cappella, quȩ Bilstein est dicta, cum Golensis ȩcclesiȩ sit filia. Et cum hȩc in vadimonium fuissent deposita, redempta sunt ab ȩcclesia et in utroque loco exstructa est agricultura. | |
[pagina 185]
| |
Paus Coelestinus overleed en werd opgevolgd door Lucius. Die Lucius was een regulier kannunik, dat wil zeggen van onze orde. Paus Lucius stierf en werd opgevolgd door Eugenius. Deze Eugenius was een monnik en wel van de cisterciënser orde.Ga naar voetnoot220 Er heeft een zeer hevige storm gewoed die altijd, naar men zegt, gevolgd wordt door honger en dure tijden. In hetzelfde jaar is een grote hongersnood ontstaan. En omdat dit klooster van ons te Rode groot geworden is door giften, wilde het ook zelf vanaf het begin zijn gaven in rijke mate ter beschikking stellen voor de armen, dat wil zeggen het tiende deel geven van de korenopbrengst, van de wijn en van de cijns voor het huidige gastenverblijf van de armen, waar ook de lekenbroeders - wanneer ze een aderlating hadden ondergaan of ziek waren - plachten uit te rusten en waar ze leefden uit de bijdragen van dat armenverblijf, omdat zij er dan moesten verblijven. Daar zij nu echter morden dat zij uit de bijdragen van aalmoezen gevoed werden, terwijl zij toch deel uitmaakten van de broederschap van allen, maakte de abt hen los [van het gastenverblijf] en wijzigde de regeling zo dat het gastenverblijf voortaan alleen van brood en bier het tiende deel zou ontvangen, en van wijn het dertigste deel in plaats van het tiende, en van de cijns in geld het twintigste deel. Zo worden de voornoemde broeders nu, bij ziekte of aderlating, onderhouden uit de gemeenschappelijke kas. | |
1145In het jaar van de menswording des Heren 1145 woonde in Bombaye een vrijgeboren man Frederik en in Goé woonde zijn broer Hendrik, beiden verarmd door een groot gebrek aan middelen. Want zij hadden wat zij aan vrij-eigengoed bezaten aan geldschieters tot onderpand gegeven voor hun levensonderhoud. Daarom droegen zij door de nood daartoe gebracht hun vrij-eigengoederen aan het klooster over te zamen met de privileges van de voogdij en het recht om de voogd aan te wijzen.Ga naar voetnoot221 En zij zijn tot de kloostergemeenschap toegetreden en brachten nog vijf anderen mee, van beiderlei kunne, die allen tegelijk het habijt en de regel hebben aangenomen. Het vrij-eigengoed van Frederik dan ligt in Bombaye en omvat ongeveer twee hoven - van 40 morgen - en drie bunder kreupelbos. Het dorpje Goé echter met de horigen behoorde aan Hendrik, met uitzondering van een klein gedeelte, en ook de kerk aldaar was zijn eigendom, met de kapel die Bilstain heet, omdat zij een dochter was van de kerk te Goé.Ga naar voetnoot222 En aangezien deze goederen tot onderpand gegeven waren, zijn ze door het klooster ingelost, en op beide plaatsen is de akkerbouw ter hand genomen. | |
[pagina 186]
| |
Adelbertus vir nobilis et in Christo devotus dedit ȩcclesiȩ capellam aput Scarnen sitam cum circumiacente propriȩ habitationis curte et assignavit cappellȩ decem et octo bonuaria terrȩ, facta inde altari traditione et reservata sibi tutela advocatiȩ. Dedit autem eam ȩcclesiȩ tali significatione, ut ibi saltim divina ab aliquo celebrarentur sacerdote huius ȩcclesiȩ sed abbas posuit illuc sorores, quamvis hoc non comprobarent fratres, quia arbitratus eis ibi plurimum subventuros fuisse Traiectenses. His diebus fecit abbas conventionem cum canonicis Aquensis ȩcclesiȩ de quarundam decimarum collectione, quas ipsi habent aput nos infra terminos Rihterchiensis parrochiȩ, ut de manso et dimidio aput Crumbach sito et altero etiam dimidio super Anstelam iuxta Rothe posito, qui ȩcclesiȩ proprii sunt ambo, et de alieno quoque integro, qui contiguus est huic inferiori dimidio, solvat ȩcclesia singulis annis Aquensibus clericis tres modios frumenti et tres siliginis mensurȩ Aquensis et ratum permaneat aput posteros pacto huius conventionis. Factum est preterea verbum inter seniores ȩcclesiȩ quod sagimine vellent abstinere, sicut etiam eo iam aliȩ quȩlibet religiosȩ abstinent ȩcclesiȩ, cum ipsi quoque hoc uti viderentur absque magna - ut dixerunt - utilitate, eo scilicet quod multiplicato animarum numero res mediocris, quȩ prius sufficiebat paucis, modo non posset sufficere universis. Sed iuniores huic illorum proposito tali quidem ratione conati sunt contraire, quod in hoc sicco habitantes situ terrȩ deposito iam sagimine non haberetur unde vel se vel debiles quosque possent recreare. Abbas vero ut seniorum corroboraret propositum, promisit eis aut oleum semper providere aut butirum cum iugi apparatu caseorum sed hȩc promissio eius, cum hic rerum esset defectus, ad plenum non pervenit effectum; sagimen tamen est depositum. Cometa visa est in partibus occidentis, quam tertio hinc anno subsecutus est exercitus huius regionis. Obiit Adelbero Leodiensis episcopus, eiusdem nominis secundus. Qui cum canonice electus fuisset et promotus, postremo tamen appellatus est Romam et profectus, unde honeste | |
[pagina 187]
| |
Adelbert, een adellijk man en Christus toegewijd, schonk het klooster een kapel te Scharn met de eromheen liggende hoeve, waar hij zelf woonde, en hij wees de kapel achttien bunder land toe. Hij droeg dat alles aan het altaar over, maar behield de voogdij voor zich. Hij schonk de kapel aan het klooster met de bepaling, dat daar tenminste de goddelijke diensten door een priester van dit klooster gevierd zouden worden. Maar de abt plaatste daar zusters, hoewel de broeders dit niet goedkeurden, omdat hij van mening was dat de Maastrichtenaren hen daar in belangrijke mate zouden ondersteunen.Ga naar voetnoot223 In die dagen sloot de abt met de kanunniken van Aken een overeenkomst over de inning van bepaalde tienden, die zij van ons moesten krijgen binnen de grenzen van de parochie Richterich. Men kwam overeen dat van de anderhalve hove te Crombach en ook van de halve hove aan de Anstel bij Kerkrade, die ons klooster beide in eigendom bezit, en nog van een hele hove die in andere handen is en grenst aan genoemde halve, stroomafwaarts gelegen hove, het klooster jaarlijks drie mud tarwe en drie mud rogge, Akense maat, zou leveren aan de Akense kanunniken en dat dit ook in de toekomst zou gelden, krachtens deze overeenkomst.Ga naar voetnoot224 Bovendien werd er [in die dagen] door de ouderen van het klooster onderling over gesproken dat zij zich van vet wilden onthouden, zoals ook reeds enige andere vrome kloosters deden,Ga naar voetnoot225 daar zij het bovendien zonder veel nut schenen te gebruiken, naar zij zeiden, omdat namelijk - nu het aantal zielen verdubbeld was - de geringe hoeveelheid die vroeger voor een kleine groep voldoende was, thans voor allen ontoereikend was. De jongeren hebben dit voorstel trachten te dwarsbomen met de redenering dat zij in dit armoedige gebied woonden en dat, wanneer men nu zou afzien van het eten van vet, er niets voorhanden zou zijn waarmee zij zichzelf of de zieken zouden kunnen sterken. Om het voorstel van de ouderen erdoor te krijgen, beloofde de abt hen altijd olie of boter te geven en steeds een hoeveelheid kaas, maar zijn belofte werd niet volledig ingelost, omdat hier een tekort aan middelen was. Het gebruik van vet is toch afgeschaft. In de landstreken van het Westen is een komeet waargenomen, die twee jaar later gevolgd is door een leger uit dit gebied.Ga naar voetnoot226 Albero, bisschop van Luik, de tweede met die naam, is overleden. Hoewel hij op canonieke wijze gekozen en benoemd was, is | |
[pagina 188]
| |
reversus in diversorio cuiusdam comitis sui - ut dixerunt - veneno infectus ibidem mortuus est et sepultus. Cui successit Heinricus, huius nominis secundus. Ventus fuit vehementissimus, quem fames semper - ut ferunt - sequitur et carum tempus. | |
1146Anno Dominicȩ incarnationis MCXLVIo habuit aput Amble ȩcclesia, quȩ nuncupatur Lunnecho, quadraginta iugera terrȩ cum curte una ibidem sita et aput Spilh iugera triginta cum curte una ibidem quoque sita. Hȩc igitur conventione inter se facta emit abbas ab illa. Unde venundatis duobus mansis iuxta Ulterius Traiectum sitis et tertio aput Wiburchoven sito appendit illis inde pecuniam ipsique assignaverunt nobis terram. Unum igitur mansorum, quos vendidit in comparatione istius terrȩ, emit Iohannes prȩlatus ab Hariberto, Traiectensi episcopo, anno Domini MCXXXVIIo. Alium autem contulit huc Gozwinus, eiusdem Hariberti filius, anno Domini MCXXXVIo. Tertium vero dedit huc soror Wendelburgis anno Domini MCXVIIIo. Hinc autem procedente aliquo tempore emit etiam abbas aput Amble quindecim iugera ibidem sita ab Ruberto, ReinaldiGa naar voetnoot107 fratre, qui in Ierosolimitanorum mortuus est expeditione. Deinde emit ipse ab Gerardo de Ruthinc dicto quatuordecim iugera cum curte una aput Amble quoque sita. Et curtis utraque, Gerardi videlicet et ȩcclesiȩ, cum per se esset parva, in unum est redacta et facta est ibi curtis una, quȩ in ordine reliquarum constat esse septima. Curtis aput Ambla septima in ordine curtium huius ȩcclesiȩ. Emit etiam ibi duo iugera a Reinaldo seniore, iunioris Reinaldi patre. Et Walteffer dedit ibidem ȩcclesiȩ unum et Everhardus unum et Homerus unum - hic obiit III nonas ianuarii - et Gunterus unum - hic obiit III idus iulii. Eodem anno intonuit quasi de cȩlo verbum sanctȩ Crucis in omnibus ubique partibus Germaniȩ et Occidentis super filios Ierosolimitanȩ expeditionis, egrediente interea diacono nomine Rudolpho ex ulteriore situ Galliȩ magnaGa naar voetnoot108 et celebri exhortatione unamquamque animam versus Ierosolimam informare cum crucis impositione. Tunc insigniti sunt ubique sanctȩ Crucis stigmate pro adeundo itinere expeditionis Ierosolimitanȩ, quasi decima pars totius terrȩ. RudolphusGa naar voetnoot109 iste fuit ex ordine Clarevallensis ȩcclesiȩ et ferebatur solitarius fuisse. Et cum ipse transisset hanc terram usque Maguntiam Crucis predicando victoriam contra | |
[pagina 189]
| |
hij later toch naar Rome geroepen en vertrokken. Vandaar eervol teruggekeerd, is hij in een herberg door een reisgenoot van hem - naar men zegt - vergiftigd; hij is daar gestorven en begraven. Hendrik II volgde hem op.Ga naar voetnoot227 Er heeft een zeer hevige storm gewoed, die altijd - naar men zegt - gevolgd wordt door honger en dure tijden. | |
1146In het jaar van de menswording des Heren 1146 had het klooster Lonnig veertig morgen land met een hoeve in Ameln en dertig morgen met een hoeve in Spiel. Hierover nu sloten de abt en dat klooster onderling een contract en hij kocht dit bezit van hen. Daarvoor verkocht hij twee hoven bij Utrecht en een in ‘Wiburchoven’ en gaf hen het geld daarvan en zij hebben aan ons het land overgedragen. Eén van de hoven die hij verkocht bij de aankoop van dat land, had de overste Johannes gekocht van Hartbert, bisschop van Utrecht, in het jaar des Heren 1137. De tweede had Gozewijn, de zoon van die Hartbert, in het jaar des Heren 1136 hier ingebracht. De derde tenslotte had zuster Wendelburgis in het jaar des Heren 1118 aan het klooster geschonken. Na verloop van enige tijd kocht de abt nog vijftien morgen land te Ameln van Rubert, de broer van Reinald die op de tocht der Jerusalemgangers is gestorven. Vervolgens kocht hij van Gerard van Rödingen veertien morgen land met een hoeve, ook in Ameln gelegen. En aangezien beide hoeven - die van Gerard en die van het klooster - op zich klein waren, zijn ze samengevoegd en is er één hoeve van gemaakt, die in de reeks van de overige hoeven de zevende plaats inneemt.Ga naar voetnoot228 Ook kocht hij daar twee morgen land van Reinald senior, de vader van Reinald junior. Verder schonk Walteffer het klooster daar één morgen, Everhard één en Homerus één - deze stierf de 3de januari - en Gunter schonk één morgen; hij stierf de 13de juli. In hetzelfde jaar klonk als een donder uit de hemel het woord van het H. Kruis overal in alle streken van Duitsland en van het Westen boven de hoofden van de deelnemers aan de expeditie naar Jerusalem.Ga naar voetnoot229 Onderwijl kwam een diaken, Rudolf genaamd, vanuit de uiterste hoek van Frankrijk en spoorde iedereen op krachtige en plechtige wijze aan zijn geest op Jerusalem te richten, waarbij hij het kruis oplegde. Toen zijn overal mensen getekend met het teken van het H. Kruis om op weg te gaan met de expeditie naar Jerusalem, ongeveer een tiende deel van de hele bevolking. Deze Rudolf behoorde tot de orde van ClairvauxGa naar voetnoot230 en het zou een kluizenaar geweest zijn, naar men zei. En toen hij door dit land getrokken was tot Mainz, de overwinning van | |
[pagina 190]
| |
paganorum insolentiam subsecutus est eum abbas Clarevallensis ab officio surripiens exhortationis, cum nec ipse comitatus sit expeditionem tantȩ multitudinis; unde nunc inculpatus est vir mirȩ - ut credebatur - sanctitatis. Expeditio hȩc in tria est divisa ubique contra ethnicos pugnatura. Nam plerique istius terrȩ ultra fines Galitiȩ profecti sunt classe, ubi expugnata civitate Lescbona cum circumposita regione constituerunt in ea episcopum, relicta ibi cum eo plurima plebe. Saxonum vero quamplures et eorum orientales contra Wandalorum profecti sunt gentes, quorum non paucas converti ad fidem Christi compuleruntGa naar voetnoot110 nationes. Universa autem multitudo prodiens ubique ex omni parte orbis terrȩ versus Ierosolimam arripuit viam, quorum huius regni omnium factus est dux Cunradus rex Romanorum. Sed hii, qui de partibus Galliȩ et ex ulterioribus venerunt undecunque, secuti sunt Ludwicum, regem Francorum, superiore profectum itinere, donec partes ingressi sunt Ierosolimȩ. Profectura igitur tanta multitudine ex omni terra et gente coactus unusquisque agros suos venales assignare, ut tanto itineri posset expensas providere quasi nunquamGa naar voetnoot111 rediturus ab inestimabili profectione. Unde etiam Reinerus, Gerlaci de Sleiden filius, expeditioni huic cum esset assignatus, allodium quod aput Sledebach habuit, est ab illo hoc eodem anno abbas commercatus. Qui argentum in ȩcclesia cum non inveniret et ipse toto corde allodium affectaret, adduxit nummularios ad comparationem allodii eiusdem tali scilicet significatione, ut proprietas inde traderetur ȩcclesiȩ et emptores potirentur victualitate ad finem vitȩ suȩ et tunc liberrima cȩdat proprietas ȩcclesiȩ. Porro huius allodii sunt tres mansi inter arbusta agrosque et prata indivisi. Extra hoc allodium sunt ultra Anstelam sita duodecim iugera et ibidem super Anstelam duo molendina, quorum superius erat Reineri totum et inferius dimidium. Et | |
[pagina 191]
| |
het Kruis tegen de onbeschaamdheid der heidenen predikend, is de abt van Clairvaux hem gevolgd en nam hem de taak om mensen aan te sporen af, omdat hij zelf geen voorstander was van een expeditie van zo'n grote omvang. En daardoor nu is de man die men voor buitengewoon heilig hield, gedesavoueerd.Ga naar voetnoot231 Deze expeditie is in drie gedeelten verdeeld om overal tegen de heidenen te strijden. De meesten immers uit de landen daargindsGa naar voetnoot232 zijn met een vloot voorbij de grenzen van Galicië gevaren, waar zij de stad Lissabon en het gebied eromheen veroverd hebben; daar hebben zij een bisschop aangesteld en het grootste gedeelte van het leger bleef daar bij hem achter. Het merendeel der Saksen en hun oosterburen daarentegen zijn tegen de Wenden opgetrokken, waarvan zij niet weinig stammen gedwongen hebben zich te bekeren tot het geloof in Christus.Ga naar voetnoot233 De grote massa echter - vanuit alle delen van de wereld komend - begaf zich op weg naar Jerusalem; de aanvoerder van allen uit ons Rijk is Rooms-Koning Koenraad geworden. Maar zij die uit Frankrijk en verder kwamen, vanwaar dan ook, hebben Lodewijk de koning der Fransen gevolgd, die langs dezelfde route is getrokken [als koning Koenraad], totdat zij het gebied van Jerusalem bereikten.Ga naar voetnoot234 Toen dan een zo grote menigte afkomstig uit alle landen en volkeren op het punt stond te vertrekken, was ieder gedwongen zijn landbezit te koop aan te bieden ter dekking van de uitgaven op zo'n lange reis, in de veronderstelling niet terug te keren van deze onberekenbare tocht. Zo was het ook met Reiner, de zoon van Gerlach van Schleiden. Toen hij zich voor deze expeditie had aangemeld, heeft de abt in dit jaar het vrij-eigengoed dat Reiner te Schleibach had, van hem gekocht. Toen de abt ontdekte dat het klooster geen geld had en hij toch zijn zinnen op dit vrij-eigengoed gezet had, heeft hij geldschieters ertoe gebracht dit vrij-eigengoed te kopen onder het beding, dat de eigendom ervan aan het klooster zou worden overgedragen en de kopers het vruchtgebruik zouden hebben zolang zij leefden en dat dan de eigendom geheel vrij aan het klooster zou toevallen. Dit vrij-eigengoed omvat drie aaneengesloten hoven kreupelbos, akkers en weilanden door elkaar. Buiten dit vrij-eigengoed liggen nog twaalf morgen aan de andere kant van de Anstel en daar ter plekke op de Anstel twee molens, waarvan de molen stroomopwaarts geheel van Reiner was en die stroomafwaarts voor de helft. Omdat diezelfde Reiner een vrijgeboren man was, heeft | |
[pagina 192]
| |
facta inde altari traditione idem Reinerus cum vir esset ingenuus, proximo hinc anno cum expeditione Ierosolimitana est profectus, ubi etiam felicem - ut dixerunt - mortem est assecutus. His diebus egressus est hinc sacerdos Leo nuncupatus impetratra sibi licentia eo videlicet tenore quasi per se cȩnobium informare posset et construere absque materia pecuniȩ. Unde optento a fratribus suis carnalibus loco, Hodunc nuncupato in Tessandria sito, cum avertere eum nullus posset a tali progressione, cȩpit in eo liber hinc dimissus habitare. Et constructa inibi capella ex lignorum materia est etiam consecrata a Philippo, Hosenbreichensi episcopo, anno constructionis tertio, id est Dominicȩ incarnationis MCXLVIIIo. Ubi postea peractis tribus annis idem sacerdos rerum tenuitate aggravatus cum supplicatione regressus est huc et relocatus, a quo etiam locus ȩcclesiȩ est subiectus, quasi victus ibi sufficeret ipsis inhabitantibus cum semper ibi rerum fuisset defectus. Omnis enim iste actus nec gratus conventui fuit nec acceptus. Eodem anno facta est fames vehementissima et omni adhuc ȩtati inaudita, ut modius Coloniensis pro duodecim solidis et sex venderetur denariis et modius Traiectensis pro tribus libris et sex solidis. | |
1147Anno Dominicȩ incarnationis MCXLVIIo Iohannes de Burnheim et Elisabet, uxor eius, ministeriales erant Sancti Petri Coloniȩ nulla adhuc potiti prole, quȩ sibi posset succedere. Unde accepta episcopi auctoritate dederunt ȩcclesiȩ septuaginta iugera terrȩ cum curte habitationis suȩ, quȩ omnia aput Burnheim constant sita fuisse. Ipsi vero victualitate insigniti sunt abbate, ut quamdiu alter eorum superesset, frueretur hȩreditate; sed defuncto utroque libera remaneat terra ȩcclesiȩ. Iohannes autem cum expeditione est profectus et in profectione XIII kalendas ianuarii defunctus. Fridericus vir ingenuus de Bastwilre dedit ȩcclesiȩ octo iugera terrȩ, quȩ aput Trostorph sita solvunt undecim denarios Coloniensis monetȩ. Cuius Friderici filia Mathildis dicta dedit etiam ȩcclesiȩ quindecim iugera arbustorum et in consortium recepta est sororum. Arbusta hȩc sita sunt inter Mereburen et Bastwilre ad sinistram eius viȩ, quȩ a Mereburen ducit Bastwilre. | |
[pagina 193]
| |
hij dit alles zelf aan het altaar overgedragen en is het jaar daarop met de expeditie naar Jerusalem vertrokken, waar hij - naar men zegt - een gelukzalige dood heeft gevonden. In die dagen is de priester Leo van hier weggegaan, nadat hij daarvoor verlof gekregen had, op voorwaarde dat hij op eigen krachten en zonder geldelijke ondersteuning een klooster kon stichten en bouwen. Toen hij van zijn broers een stuk grond gekregen had, Hooidonk geheten en gelegen in Texandria, ging hij, omdat niemand hem van deze stap kon weerhouden, daar wonen, nadat hij van zijn gelofte hier ontslagen was. En nadat er een houten kapel was gebouwd, is die door Filip, bisschop van Osnabrück,Ga naar voetnoot235 in het derde jaar van de bouw, namelijk in het jaar van de menswording des Heren 1148 gewijd. Toen de priester er daarna nog drie jaar had doorgebracht, is hij, omdat hij gebukt ging onder een tekort aan middelen, na een deemoedig verzoek hier teruggekeerd en opnieuw opgenomen. Hij stelde die plek onder het gezag van dit klooster, waarbij hij het deed voorkomen dat er voldoende leeftocht was voor de bewoners, terwijl er toch altijd gebrek aan middelen is geweest. Deze hele gang van zaken was het convent dan ook niet aangenaam en werd ook niet geaccepteerd. In hetzelfde jaar heerste er een zeer hevige en tot dan toe ongekende hongersnood, zodat een Keulse mud [koren] voor twaalf schellingen en zes penningen verkocht werd en een Maastrichtse mud voor drie pond en zes schellingen.Ga naar voetnoot236 | |
1147In het jaar van de menswording des Heren 1147 waren Johan van Bornheim en zijn vrouw ministerialen van de H. Petrus te KeulenGa naar voetnoot237 en zij hadden nog geen kinderen die hen konden opvolgen. Daarom schonken zij met machtiging van de bisschop aan het klooster zeventig morgen land met de hoeve waar zij woonden. Dit alles lag te Bornheim. Zij kregen van de abt het vruchtgebruik met dien verstande dat, zolang een van hen nog leefde, hij of zij het genot van het goed zou hebben, maar dat na hun beider dood het land vrij aan het klooster zou toebehoren. Johan dan is met de expeditie vertrokken en tijdens de tocht op de 20ste december overleden. Frederik, een vrijgeboren man van Baesweiler, schonk het klooster acht morgen land die in Troisdorf liggen en elf penningen in Keulse munt [als cijns] betalen. Ook zijn dochter Mathilde schonk het klooster vijftien morgen kreupelbos en zij is opgenomen in de gemeenschap der zusters. Dit kreupelbos ligt tussen Merberen en Baesweiler, links van de weg die van Merberen naar Baesweiler leidt. | |
[pagina 194]
| |
Gerardus dedit ȩcclesiȩ undecim iugera terraeGa naar voetnoot112 et receptus est hic sine habitus mutatione. Terra hȩc sita est ultra Crumbach infra terminos Simpleviensis ȩcclesiȩ et est integra sub parte una, Sancti Lamberti existens propria; unde solvit eadem terra aput Simplei undecim denarios et sumbrinum eius annonȩ, quam eodem anno ipsa terra constat genuisse; quod si annonam non genuit, nec debet sumbrinum solvere. Iuxta hanc terram sita sunt quatuordecim iugera in loca duo discreta et sunt pariter Sancti Lamberti propria; hȩc vendidit ȩcclesiȩ quidam Udulo et solvunt ibidem quatuordecim denarios et sumbrinum eius annonȩ, quam eodem anno constant genuisse; quod si culta non sunt nec genuerunt, nec sumbrinum solvere debebunt. Gerardus obiit idus decembris. Eodem anno profectus est Ierosolimam Conradus rex Romanorum et Ludwicus rex Francorum cum inestimabili multitudinȩ plebis christianȩ, sed transgressi fines Greciȩ seducti sunt a Grecorum rege quasi ad terras pugnȩ, ubi periit eorum maxima pars inedia et fame. Et post paululum obsidentes Damascum capturi erant locum, nisi quod aggressu victoriȩ seducti sunt a Ierosolimorum rege, ne forte captis civitatibus amitteret ipse tributa terrȩ, et sic nostris exigentibus peccatis consumptus est annus in illis sine prosperitate salutis. Obscuratus est sol VII kalendas novembris, die dominica circa horam diei sextam. Eodem anno emit abbas mansum censualem ab Udelrico quodam, qui habitavit Coloniȩ, tali videlicet conventione ut reddito inde solo censu liber sit ab omni exactione. Nam prepositus Bruno tali iure assignavit eum huic ȩcclesiȩ. Mansus iste proprius est ȩcclesiȩ Sancti Gereonis Coloniȩ et est situs inter Mercstein et Strevelo ad dextram eius viȩ, quȩ de Mercstein ducit Strevelo, et solvit quatuor solidos prȩter duos denarios Coloniensis monetȩ. Ad hunc mansum pertinent curtes duȩ, quȩ aput Mercstein sunt sitȩ, quarum altera duodecim denarios et altera solvit sedecim huic ȩcclesiȩ. | |
[pagina 195]
| |
Gerard schonk het klooster elf morgen land en is hier opgenomen zonder verandering van kleding. Dit land ligt aan de andere kant van Crombach binnen de grenzen van de kerk van Simpelveld aan één stuk en het is eigendom van de H. LambertusGa naar voetnoot238. Daarom betaalt dit land in Simpelveld elf penningen en een sumber van het graan dat het land in dat jaar heeft voortgebracht. Als het land geen graan heeft voortgebracht, hoeft die sumber niet betaald te worden. Naast dit land liggen nog veertien morgen, in twee aparte stukken; zij zijn eveneens eigendom van de H. Lambertus. Een zekere Udulo heeft die aan dit klooster verkocht en de stukken land betalen aldaar veertien penningen en een sumber van het graan dat zij dat jaar hebben voortgebracht. En als zij niet beploegd zijn en niets hebben voortgebracht, hoeft die sumber niet geleverd te worden. Gerard stierf de 13de december. In hetzelfde jaar zijn Koenraad, Rooms-Koning, en Lodewijk, koning der Fransen, met een onmetelijke menigte christenvolk naar Jerusalem vertrokken, maar toen zij de grenzen van het Byzantijnse rijk overschreden hadden, zijn ze door de koning der ByzantijnenGa naar voetnoot239 misleid en als het ware naar slagvelden gevoerd, waar het grootste gedeelte van hen omkwam door gebrek en honger. En toen ze korte tijd later Damascus belegerden, stonden ze op het punt de stad in te nemen, maar zijn ze door de koning van JerusalemGa naar voetnoot240 van het behalen der overwinning afgehouden; hij deed dit om de belastingen van het land niet te verliezen, wanneer de steden veroverd waren. En zo is vanwege onze zonden het jaar voorbijgegaan, zonder dat hun geestelijk heil er baat bij had. De zon is verduisterd op zondag 26 oktober omstreeks het zesde uur.Ga naar voetnoot241 In hetzelfde jaar kocht de abt een cijnsplichtige hove van een zekere Udelrik die in Keulen woonde, onder voorwaarde dat het land vrij was van iedere vordering, wanneer alleen de cijns daarvan was afgedragen. Proost Bruno heeft de hove dan ook met die rechtsbepaling aan dit klooster toegewezen. Deze hove is eigendom van de kerk van de H. Gereon in KeulenGa naar voetnoot242 en ligt tussen Merkstein en Streifeld, aan de rechterkant van de weg die van Merkstein naar Streifeld leidt, en betaalt vier schellingen min twee penningen in Keulse munt. Bij deze hove horen twee hoeven die in Merkstein liggen, waarvan de éne hoeve [als cijns] twaalf penningen en de andere zestien penningen betaalt aan dit klooster. | |
[pagina 196]
| |
1148Anno Dominicȩ incarnationis MCXLVIIIo Godescalcus de Anchelstorph cum ibidem viginti propria haberet iugera cum curte una, dedit ea ȩcclesiȩ et receptus est hic in communi fraternitate. Ibi quoque vendidit ȩcclesiȩ novem iugera cum curte una quidam Hezelo profectus in Ungariam, ubi finivit et vitam. Werenzo dedit ibidem ȩcclesiȩ iugerum terrȩ; unde hȩc triginta sunt ȩcclesiȩ libera. Adolphus Ierosolimam iturus dedit ȩcclesiȩ quindecim iugera cum curte una; hȩc solvunt duos solidos et maldrum avenȩ. Heimo dedit ȩcclesiȩ quindecim iugera aput Deztorph sita et solvit inde duos solidos. Deztorph continetur infra terminos ȩcclesiȩ Paphendorph nuncupatȩ. Acta sunt hȩc et corroborata coram Adolpho, comite de Saphenberch, sub ritu et lege illius provintiȩ. Gevehardus de Trevenstorph facta promissione Ierosolimam proficisci cum expeditione infirmitate longioris retentus viȩ dedit ȩcclesiȩ pro hoc itinere tres solidos Coloniensis monetȩ aput Recene. Recene est villa iuxta Blanchenheim sita, ubi regio nuncupatur Eiphla. Iutta de Burnen dedit ȩcclesiȩ vineam aput Budendorph, cuius etiam filius nomine Hubertus in clericum hic et fratrem educatus dedit ȩcclesiȩ duas ibidem vineas. Iutta obiit VIIII kalendas septembris. Eugenius papa Treveris hiemavit. Remis ‘Lȩtare Ierusalem’Ga naar voetnoot113 sinodum celebravit. Regressus est Cunradus rex Romanorum et Ludwicus rex Francorum ab oriente cum exercitu universȩ occidentalis terrȩ, amissa aput Turcos maxima multitudine absque obtentu salutis et victoriȩ. | |
1149Anno Dominicȩ incarnationis MCXLVIIIIo emit abbas ab Iordane, Heremanni patre de Sleiden, mansum et dimidium terrȩ pratique et arbustorum et dimidium pariter molendinum. Terra hȩc sita est aput Sleidenbach inferius eam videlicet terram, quȩ quarto hinc retro anno vendidit ȩcclesiȩ Reinerus, ita scilicet ut inter terram Reineri et hanc Iordanis mansus alieni possessoris sit situs. Et dimidium hoc molendinum dimidii illius molendini est dimidium, quod etiam quarto hinc anno | |
[pagina 197]
| |
1148In het jaar van de menswording des Heren 1148 schonk Godschalk van Angelsdorf die daar twintig morgen met een hoeve in eigendom bezat, deze aan het klooster en is hier opgenomen in de gemeenschap der broeders. Ook verkocht een zekere Hezelo daar negen morgen land met een hoeve aan het klooster. Hezelo vertrok naar Hongarije, waar hij is overleden. Werenzo schonk aldaar één morgen land aan het klooster; en zo behoren deze dertig morgen land het klooster geheel vrij toe. Adolf die op het punt stond naar Jerusalem te gaan, schonk het klooster vijftien morgen met een hoeve; deze betalen [als cijns] twee schellingen en een malder haver. Heimo schonk het klooster vijftien morgen in Desdorf en deze betalen twee schellingen. Desdorf ligt binnen de grenzen van de kerk van Paffendorf. Dit is gedaan en bekrachtigd ten overstaan van Adolf, graaf van Saffenberg, overeenkomstig recht en gebruik van die streek. Gevehard van Trippelsdorf had de gelofte afgelegd met de expeditie naar Jerusalem te vertrekken, maar een ziekte verhinderde hem een lange reis te maken. In plaats van die tocht te maken schonk hij het klooster drie schellingen in Keulse munt te Reetz. Reetz is een dorp bij Blankenheim, waar de streek Eifel genoemd wordt. Jutta van ‘Burnen’ schonk een wijngaard te Bodendorf aan het klooster. Haar zoon Hubert die hier tot geestelijke en broeder opgeleid werd, schonk twee wijngaarden aldaar. Jutta stierf de 24ste augustus. Paus Eugenius bracht de winter in Trier door. Op zondag ‘Laetare Jerusalem’ hield hij te Reims een synode.Ga naar voetnoot243 Koenraad, Rooms-Koning, en Lodewijk, de koning der Fransen, zijn met het leger van de gehele westerse wereld uit het Oosten teruggekeerd, nadat het grootste gedeelte bij de Turken verloren was gegaan, zonder geestelijk heil en zonder overwinning. | |
1149In het jaar van de menswording des Heren 1149 kocht de abt van Jordanes, de vader van Hereman van Schleiden, anderhalve hove land, weide en kreupelbos en eveneens een halve molen. Dit land ligt te Schleibach, stroomafwaarts van het land dat Reiner drie jaar te voren aan het klooster had verkocht, en wel zo dat er tussen het land van Reiner en dat van Jordanes nog een hove van een andere eigenaar ligt. De genoemde halve molenGa naar voetnoot244 is de wederhelft van de halve molen die Reiner drie jaar eerder aan het klooster heeft verkocht, toen hij - zoals vaststaat - het klooster een hele molen en | |
[pagina 198]
| |
vendidit Reinerus ȩcclesiȩ, quando ei integrum quoque et hoc dimidium constat vendidisse; unde ibi nunc duo integra molendina habet ȩcclesia, quȩ molendina postmodum sunt in unum redacta. Curtis hȩc posita super fontem aquȩ, quȩ in domum fluit cambȩ ubi coctio fit cervisiȩ, erat cuiusdam Iuttȩ, filiȩ Meinzonis, a quo olim datus est hospitalis iste fundus ȩcclesiȩ, ubi nunc constructum est hospitale. Ad hanc curtim pertinebant iugera quasi quadraginta, quȩ utraque parte Rodensis viȩ sunt sita ab egressu portȩ versus Rode; unde etiam decimȩ fuerunt eiusdem Iuttȩ. In hac curti fuerunt creberrime seculares personȩ sexus utriusque, quarum importunitate exortum est grave fratribus sepe impedimentum observantiȩ regularis disciplinȩ. Unde abbas facta conventione cum Iutta, cuius fȩodum erat terra, et Heinrico, cuius erat propria, dedit utrique munera et illa dedit fȩodum ȩcclesiȩ et Heinricus ius proprietatis suȩ, et sic pacificatus est introitus et exitus ȩcclesiȩ. | |
1150Anno Dominicȩ incarnationis MCLo Warnerus qui dicitur Rufus, cum haberet aput Mercene iugera viginti quatuor et unam curtim et quatuor iugera aput Bettenhoven, dedit ea ȩcclesiȩ cum tribus quas habebat filiabus, quȩ omnes indutȩ regulari veste sunt aput Scarnen inter sorores collocatȩ. Hȩc autem terra, quamvis Warneri fuisset propria, advocatiȩ tamen Iuliacensi est subiecta; unde ibi tria in anno placita possessor eius debet adire. Ida, Rudolphi filia de Haldenhoven, dedit ȩcclesiȩ decem iugera aput Sleiden sita et ipsa regulari veste induta hoc in loco est inter sorores collocata, sed terra est etiam advocatiȩ Iuliacensi subiecta. Ida, Warneri filia de Haldenhoven, dedit ȩcclesiȩ quindecim iugera aput Mercene sita et ipsa regulari veste induta hoc in loco est inter sorores posita, sed terra est advocatiȩ aput Ascwilre subiecta. Libertus dedit ȩcclesiȩ sex iugera aput Mercene sita, quȩ etiam advocatiȩ prius dictȩ sunt subiecta. Meinerus de Anstela dictus transponens in conventum duos ad litteras filios, quorum alter Arnoldus et alter vocabatur Winricus, dedit ȩcclesiȩ cum eis viginti iugera aput Crumbach sita, traditione altari propria et filiorum manibus facta. Terrȩ huius iugera quindecim sita sunt ultra viam lapide stratam, secus eam versus Aquis a curte, integra sub parte una. Reliqua vero quinque iugera sunt inter curtim et Fronerode sita sub parte una, sed decimȩ partis utriusque sunt Aquensis ȩcclesiȩ. | |
[pagina 199]
| |
die halve verkocht heeft. Daarom heeft het klooster aldaar nu twee hele molens in eigendom, die later tot één molen zijn teruggebracht. De hoeve, gelegen boven de bron waarvan het water naar het brouwhuis stroomt waar het bier gebrouwen wordt, behoorde een zekere Jutta toe, dochter van Meinsco, door wie vroeger aan het klooster de grond voor een gastenhuis geschonken is, waarop nu het gastenhuis is gebouwd.Ga naar voetnoot245 Bij deze hoeve hoorden ongeveer veertig morgen land die aan weerszijden van de weg naar Kerkrade liggen, vanaf de poortuitgang richting Kerkrade; ook de tienden daarvan waren van Jutta. In deze hoeve vertoefden zeer vaak personen uit de wereld van beiderlei kunne, door wier hinderlijk gedrag het de broeders vaak moeilijk werd gemaakt de kloostertucht te handhaven. Daarom sloot de abt een overeenkomst met Jutta die het land in leen had, en met Hendrik die het in eigendom had, en gaf hun beiden geschenken. Zij gaf daarop het leen aan het klooster en Hendrik gaf het eigendomsrecht; en zo is er weer rust gebracht in het betreden en verlaten van het klooster. | |
1150In het jaar van de menswording des Heren 1150 schonk Warner, genaamd de Rossige, die vierentwintig morgen en een hoeve in Niedermerz had en vier morgen te Bettenhoven, deze aan het klooster samen met de drie dochters die hij had; die hebben allen het kloosterkleed aangenomen en zijn in Scham bij de zusters geplaatst. Dit land echter is ondanks het feit dat het eigendom was van Warner, toch onderworpen aan de voogdij van Jülich, zodat zijn bezitter naar de voogdgedingen moet gaan, die daar driemaal per jaar worden gehouden. Ida, de dochter van Rudolf van Aldenhoven, schonk het klooster tien morgen te Schleiden en na het kloosterkleed aangenomen te hebben, is zij hier bij de zusters geplaatst, maar ook dit land is onderworpen aan de voogdij van Jülich. Ida, de dochter van Warner van Aldenhoven, schonk het klooster vijftien morgen te Niedermerz en na het kloosterkleed aangenomen te hebben, is zij hier bij de zusters geplaatst, maar het land is onderworpen aan de voogdij van Eschweiler. Libert schonk het klooster zes morgen te Niedermerz die ook aan de laatstgenoemde voogdij onderworpen zijn. Meiner van Anstel bracht twee zonen naar het klooster om er in de letteren gevormd te worden, van wie de een Arnold heette en de ander Winrik, en daarbij schonk hij het klooster samen met hen twintig morgen te Crombach, waarbij de overdracht aan het altaar door zijn hand en die van zijn zonen geschiedde. Vijftien morgen van dit land liggen aan de andere zijde van de met steen bestrate weg en wel erlangs, vanaf de hoeve richting Aken, aan één stuk. De overige vijf morgen liggen tussen de hoeve en Frohnrath, aan één stuk. De tienden van beide delen zijn van de kerk van Aken.Ga naar voetnoot246 | |
[pagina 200]
| |
Teodricus de Herle, Heinrici sacerdotis frater, dedit ȩcclesiȩ sex bonuaria terrȩ cum eorum pariter decimatione et inter fratres consignatus est habitu et professione. Terra hȩc sita est infra terminos ȩcclesiȩ BrunshamGa naar voetnoot114 dictȩ, a Brunsham versus Herle. Frater Theodricus obiit VI kalendas augusti. | |
1151Anno Dominicȩ incarnationis MCLIo Iutta ducissa, Walrami ducis de Leimburch uxor et Heinrici eiusdem ducis filii mater, dedit ȩcclesiȩ proprietatem et dominium ȩcclesiȩ aput Lomunsheim sitȩ et induta regulari veste est in consortium fraternitatis nostrȩ consignata professione, sed in brevi tempore exempta corpore sepulta est in medio ȩcclesiȩ ante Crucis altare, ubi requiescit in pace. VIII kalendas iulii obiit soror Iutta nobilis matrona. Cuius a capite in sinistro latere sepulta est Mathildis, quȩ fuit uxor Heinrici eiusdem Iuttȩ filii et iunioris Heinrici mater. Quȩ cum sexto hinc retro defuncta sit anno, tamen hoc eodem datus est ȩcclesiȩ pro ea mansus terrȩ ab Heinrico, eius quondam marito. Mansus iste situs est iuxta Specholtz in sinistro latere eiusdem silvȩ a via strata lapide quasi volatu sagittȩ. Unde etiam decimȩ olim ȩcclesiȩ sunt datȩ ab Adelberto comite. Mathildis obiit IIII nonas ianuarii. His diebus habuit ȩcclesia Sancti Iacobi sita Leodii allodium aput Sinneche a Cristiano nobili viro de Owen dicto, qui hoc contulerat illi ȩcclesiȩ pro salute animȩ suȩ. Allodium hoc emit abbas hoc eodem anno ab abbate et conventu illius ȩcclesiȩ, episcopo commertium - ut moris est - confirmante. Et cum illis appendisset argentum, assignaverunt nobis allodium aput Sinneche - ut dictum est - consitum, advocatiȩ Heinrico subicientes dominatum. Porro hoc allodium allodii illius est compar et dimidium, quod ȩcclesia ibi habet anno hinc retro octavo ab Eppone de Ludesheim comparatum. Clementa de Fridenhaldenhoven, Adelberonis uxor, dedit ȩcclesiȩ tria iugera terrȩ infra terminos eiusdem sita parrochiȩ tali illa tradens ratione, ut proximus heres eius solvat inde sex denarios Coloniensis monetȩ et | |
[pagina 201]
| |
Diederik van Heerlen, broer van de priester Hendrik, schonk het klooster zes bunder land samen met de tienden ervan en hij is onder de broeders opgenomen door het kloosterkleed aan te nemen en de gelofte af te leggen. Dit land ligt binnen de grenzen van de kerk van Brunssum,Ga naar voetnoot247 vanuit Brunssum richting Heerlen. Broeder Diederik stierf de 27ste juli. | |
1151In het jaar van de menswording des Heren 1151 schonk hertogin Jutta, de vrouw van hertog Walram van Limburg,Ga naar voetnoot248 en moeder van Hendrik, diens zoon, de bezitsrechten over de kerk te Lommersum aan het klooster en na het kloosterkleed aangenomen te hebben is zij door de gelofte af te leggen opgenomen in onze gemeenschap, maar korte tijd daarna is zij overleden en begraven midden in de kerk voor het Kruisaltaar, waar zij rust in vrede. Zuster Jutta, de adellijke vrouwe, stierf de 25ste juni.Ga naar voetnoot249 Links van haar hoofd ligt Mathilde begraven, die de vrouw was van Hendrik, de zoon van Jutta, en de moeder van Hendrik junior. Hoewel zij vijf jaar eerder gestorven was, is eerst in dit jaar door Hendrik, die eens haar echtgenoot was, om wille van haar een hove land geschonken aan het klooster. Deze hove ligt bij Spekholz, aan de linkerkant van dit bos, ongeveer op een pijlschot afstand van de met steen bestrate weg. En de tienden daarvan zijn reeds vroeger door graaf Adelbert aan het klooster geschonken. Mathilde stierf de 2de januari.Ga naar voetnoot250 In die dagen bezat het klooster van Sint Jacob in LuikGa naar voetnoot251 een vrij-eigengoed te Sinnich, afkomstig van een adellijk man, Christiaan van ‘Owen’ geheten, die het aan dat klooster had overgedragen voor zijn zieleheil. Dit vrij-eigengoed werd door onze abt in dit jaar gekocht van de abt en het convent van dat klooster, terwijl de bisschop de transactie bekrachtigde, zoals gebruikelijk is. En toen hen het geld gegeven was, hebben zij ons het vrij-eigengoed overgedragen, dat - zoals gezegd - te Sinnich is gelegen, waarbij ze de voogdij aan HendrikGa naar voetnoot252 opdroegen. Verder nog het volgende: dit vrij-eigengoed is even groot als en de wederhelft van het vrij-eigengoed dat het klooster zeven jaar daarvoor gekocht heeft van Eppo van ‘Ludesheim’. Clementa van Freialdenhoven, de vrouw van Albero, schonk het klooster drie morgen binnen het gebied van die parochie, waarbij zij het land op deze voorwaarde | |
[pagina 202]
| |
sic libera sit terra ab omni alia dominatione. Clementa obiit VI kalendas aprilis. | |
1152Anno Dominicȩ incarnationis MCLIIo comparavit abbas mansum a provisoribus ȩcclesiȩ Vallis Sanctȩ Mariȩ, quamvis idem mansus magis huius ȩcclesiȩ constet proprius fuisse. Nam transpositis illuc sororibus concessa sunt eis allodia quȩdam sola stipendiorum ratione, quorum tamen proprietas remansit huius ȩcclesiȩ, sicut et illa pariter ȩcclesia est etiam huius propria respectu obȩdientiȩ. Mansus iste situs est aput Gudolfrothe et solvit septem solidos et quatuor denarios Coloniensis monetȩ. His diebus habuit ȩcclesia FloreffiensisGa naar voetnoot115 aput Hoinge in aspectu Coloniȩ capellam inibi sitam et curtim unam et mansum integrum et arbusta quasi novem iugerum. Hȩc profecto emit abbas ab abbate et fratribus illius ȩcclesiȩ et facta inter se mutua contaxatione appendit illis argentum et ipsi assignaverunt nobis capellam et allodium. Argentum quo empta est curtis, quȩ nuncupatur Hoynge, dedit ȩcclesiȩ clericus Traiectensis nomine Udelricus et alia quamplurima dedit sororibus in Scarnia. Septimo idus decembris obiit Udelricus diaconus. Gunthardus de Rothe, Gunthardi pater, cuius fȩodum erant duo inferiores mansi aput Hagenrothe, dedit inde decimas ȩcclesiȩ cum filia nomine Benedicta, quȩ sic inter sorores est collocata, facta inde altari traditione ab Heinrico, allodii possessore. Decimȩ autem istȩ sunt tantummodo agriculturȩ et de fȩni collectione. Eodem anno factum est miraculum grande aput Bastwilre mutato ibi in sanguinem lacu aquȩ. Nam combusta ante biennium ȩcclesia erat hoc anno restauranda, ubi deficiente ad cementum aqua petierunt eam a villano, in cuius lacu habebatur abundantia. Quam cum ille operi ȩcclesiȩ denegaret, mane facto die altero inventus est omnino lacus in sanguinem conversus. Unde ut tale et tantum etiam posteris miraculum possit apparere, illinitus est murus ȩcclesiȩ ab eodem sanguine. | |
[pagina 203]
| |
overdroeg dat haar naaste erfgenaam de zes Keulse penningen daarvan zou betalen en dat het land verder vrij zou zijn van alle andere lasten. Clementa stierf de 27ste maart. | |
1152In het jaar van de menswording des Heren 1152 kocht de abt een hove van de provisoren van het klooster van Marienthal, ofschoon vaststaat dat deze hove eigenlijk eigendom van dit klooster was. Want bij het overbrengen van de zusters daarheen zijn hun enkele vrij-eigengoederen toegewezen, alleen ten behoeve van hun levensonderhoud; maar het eigendomsrecht daarvan verbleef aan dit klooster; zoals ook het klooster als zodanig ondergeschikt is aan dit klooster op het punt van de gehoorzaamheid. Deze hove ligt te ‘Gudolfrothe’ en betaalt [als cijns] zeven schellingen en vier penningen in Keulse munt. In die dagen had het klooster van Floreffe te Hoengen in het bisdom KeulenGa naar voetnoot253 een kapel, een hoeve, een hele hove en ongeveer negen morgen kreupelbos. Dit alles dan kocht onze abt van de abt en de broeders van dat klooster en, nadat zij onderling de prijs hadden vastgesteld, gaf hij hen het geld en droegen zij ons de kapel en het vrij-eigengoed over. Het geld waarmee de hoeve Hoengen gekocht is, werd het klooster geschonken door de Maastrichtse geestelijke Udelrik; en andere zaken schonk hij in zeer grote mate de zusters te Scharn. De diaken Udelrik stierf de 7de december. Gunthard van Rode, de vader van Gunthard, die een stroomafwaarts gelegen stuk land van twee hove te Haanrade in leen had, schonk de tienden daarvan aan ons klooster; tevens gaf hij zijn dochter Benedicta, die toen bij de zusters is geplaatst; daarbij geschiedde de overdracht aan het altaar door Hendrik, de bezitter van het vrij-eigengoed.Ga naar voetnoot254 De tienden echter hebben alleen betrekking op de opbrengst van de akkerbouw en op de hooioogst. In hetzelfde jaar vond in Baesweiler een groot wonder plaats doordat een poel water in bloed veranderde. Want de kerk die twee jaar te voren afgebrand was, moest dit jaar hersteld worden en toen het water om cement aan te maken opraakte, vroegen zij water aan een dorpeling, in wiens poel nog meer dan voldoende was. En toen deze het water voor het werk aan de kerk weigerde, vond men de volgende dag 's morgens de hele poel in bloed veranderd. Opdat een dergelijk en zo groot wonder ook voor het nageslacht zichtbaar zou kunnen blijven, is de muur van de kerk met dat bloed bestreken. | |
[pagina 204]
| |
Mortuus est Conradus rex Romanorum, non consecratus in Augustum, cui successit Fridericus, FridericiGa naar voetnoot116 fratris Conradi regis filius. Anfridus, Anfridi filius de Thudre, defunctus est in castro et hoc in loco sepultus; pro cuius anima dederunt ȩcclesiȩ fratres eius curtim aput Haren, quȩ solvit quatuordecim denarios. Gozwinus de Wassenberch, qui dictus est Lutzo, dedit ȩcclesiȩ quasi dimidium mansum terrȩ tali videlicet significatione ut, quamdiu vivit, ipse potiatur inde victualitatis iure sed eo vita subtracto cedat libere terra hȩc ȩcclesiȩ. Ipse vero solvit interim inde sex denarios ȩcclesiȩ. Traditio huius terrȩ facta est ab Heinrico, illius domino, nostro autem advocato. Terra hȩc sita est aput Dihtelrode et solvit sex solidos et totidem denarios Coloniensis monetȩ. | |
1153Anno MCLIIIo Anselmus de Lovenich cum ministerialis esset Heinrici, huius ȩcclesiȩ advocati, accepta eiusdem domini sui licentia posuit inter sorores filiam nomine Helenam, supputans ȩcclesiȩ cum ea quindecim iugera cum curte una aput Lovenich sita, quȩ solvunt ȩcclesiȩ solidos quinque Coloniensis monetȩ. Et preter hȩc dedit etiam ipse huic ȩcclesiȩ triginta iugera cum curte una ibidem sita pro animȩ suȩ et uxoris salute tali videlicet conditione, ut solvat inde duos solidos eiusdem monetȩ, donec alter eorum eximatur corpore, et tunc libera erit etiam hȩc terra huius ȩcclesiȩ. Et quia terra predicti Heinrici erat propria, est ipsa etiam cum puella altari contradita. Reinsuindis, matrona nobilis uxor autem Sigbodonis de Hoinge, dedit ȩcclesiȩ decimas iugerum quadraginta trium de terra ex arbustis in agros conscissa tali videlicet supputatione ut, si forte arbusta, unde hȩc terra est exculta, fuerint etiam scissa in agros et culta, tollat inde pari tenore decimas ȩcclesia. Terra hȩc et arbusta terminis continentur ȩcclesiȩ, quȩ Setterich est dicta, ita scilicet ut, una pars inter Setterich et Pophendorp sit sita et altera inter Setterich et Sigendorp sit posita. Ipsa dedit etiam duodecim denarios aput Setterich accipiendos. Obiit Reinsuindis VI nonas maii hic sepulta. Eodem anno profectus est Romam Fridericus rex ad ordinandum se in imperatorem. | |
[pagina 205]
| |
Rooms-Koning Koenraad stierf zonder tot keizer gekroond te zijn, en werd opgevolgd door Frederik, de zoon van zijn broer Frederik.Ga naar voetnoot255 Anfried, de zoon van Anfried van Tüddern, is gestorven in het kasteel en hier begraven. Voor zijn ziel schonken zijn broers het klooster de hoeve te ‘Haren’, die veertien penningen betaalt [als cijns]. Gozewijn van Wassenberg, bijgenaamd Lutzo, schonk het klooster ongeveer een halve hove land met de bepaling dat hij, zolang hij leefde, het recht van vruchtgebruik zou hebben, maar dat het land bij zijn overlijden dit klooster vrij zou toevallen. Zelf betaalde hij ondertussen daarvan zes penningen aan het klooster. De overdracht van het land geschiedde door Hendrik die zijn heer en onze voogd was.Ga naar voetnoot256 Dit land ligt in Dietenrode en betaalt [als cijns] zes schellingen en evenveel penningen in Keulse munt. | |
1153In het jaar 1153 plaatste Anselm van Lövenich, die ministeriaal was van Hendrik, de voogd van dit klooster, met toestemming van zijn heer, zijn dochter Helena bij de zusters. Daarbij schonk hij het klooster met zijn dochter ook vijftien morgen land met een hoeve te Lövenich, die vijf schellingen in Keulse munt aan het klooster betalen. Bovendien schonk hij het klooster aldaar nog dertig morgen land met een hoeve voor zijn zieleheil en dat van zijn vrouw, onder voorwaarde dat het klooster daarvan twee schellingen in Keulse munt zou betalen, totdat beiden overleden waren en dan zal ook dit land voor het klooster vrij zijn. En aangezien dit land eigendom van genoemde Hendrik was, is het samen met het meisje [door hem] aan het altaar overgedragen. Reinsuindis, een adellijke dame, echtgenote van Sigbodo van Hoengen, schonk het klooster de tienden van drieënveertig morgen uit het land dat van kreupelbos in akkerland was omgezet, met de bepaling dat als eventueel het kreupelbos waaruit dit land ontgonnen was, nog verder in akkerland omgezet zou worden en bebouwd, het klooster daarvan op dezelfde manier de tienden zou heffen. Dit land en het kreupelbos liggen binnen de grenzen van de parochie Setterich en wel zo dat een deel tussen Setterich en Puffendorf ligt en het andere deel tussen Setterich en Siersdorf. Zij schonk ook nog twaalf penningen die te Setterich ontvangen moeten worden. Reinsuindis stierf de 2de mei; zij is hier begraven. In hetzelfde jaar is koning Frederik naar Rome vertrokken om zich tot keizer te laten kronen.Ga naar voetnoot257 | |
[pagina 206]
| |
Assignatum venale allodium, quod Curio nuncupatur, a possessore Reinberto nobili viro, pro eo quod coram positum impereretur a Wasenbergensi castro, comparavit illud abbas ȩcclesiȩ0 centum et decem marcarum commertio. Et cum non haberet argentum, statuit nummulariis ab eodem allodio pactum et illi dederunt precium, donec eis carne solutis liberum remaneret ȩcclesiȩ idem allodium. Quod etiam usquequaque solebat facere, ut sic terminos ȩcclesiȩ posset dilatare. Et appendit illi argentum et ille tradidit ȩcclesiȩ allodium quasi decem mansorum. Sed Gerardus, predicti castri dominus, iniustam emptionem hanc est causatus; unde quinque marcis ab abbate est delinitus. Gerberga de Ludenachen matrona nobilis et vidua posito in conventum puero, nomine Lamberto, dedit ȩcclesiȩ triginta iugera terrȩ, quindecim videlicet cum puero et quindecim pro salute animȩ suȩ tali quidem conditione, ut ȩcclesia quindecim iugera cum puero data libere possideat; ipsa vero alia quindecim sibiGa naar voetnoot117, quamdiu vixerit, retineat, quȩ etiam ea iam carne soluta libere sibi ȩcclesia recolligat. Terra hȩc sita est aput Herebach et altari contradita ab eadem Gerberga et Theodrico eius filio coram Heinrico ȩcclesiȩ advocato, cui etiam advocatia eiusdem terrȩ ab eis libere est assignata. Bernardus de Otwilre dedit ȩcclesiȩ curtim sitam aput Otwilre, quȩ solvit duodecim denarios Coloniensis monetȩ et duos gallinatios. Heinricus vir nobilis de SivernichGa naar voetnoot118 dedit huic ecclesie triginta duos denarios Colonienses in Gercene. Cum ȩcclesia hȩc et quȩlibet officinȩ adhuc culmo essent obductȩ, ceperunt hic fingere lateres et coquere ad tegumentum ȩcclesiȩ et cuiusque officinȩ ne iterum forte locus pereat ignis ardore. Eodem anno capta est Ascalona a Christianis, civitas grandis et famosa, quȩ in Iudeȩ terminis est sita, ab aquilonari plaga; usque nunc semper peregrinis Ierosolimitani itineris existens insidiosa. | |
[pagina 207]
| |
Toen het vrij-eigengoed CurleGa naar voetnoot258 te koop werd aangeboden door zijn eigenaar Reinbert, een adellijk man, - hij deed dit omdat het goed beheerst werd vanuit het kasteel van Wassenberg, waar het dichtbij lagGa naar voetnoot259 - kocht de abt het voor het klooster voor een bedrag van honderdtien mark. En omdat hij het geld niet had, sloot hij met geldschieters een overeenkomst met betrekking tot dat vrij-eigengoed en zij gaven hem het geld; die overeenkomst gold totdat na hun overlijden dit goed onbelast aan het klooster zou verblijven. Hij placht deze methode overal toe te passen om zo in staat te zijn het gebied van het klooster uit te breiden. Hij gaf Reinbert het geld en die droeg het goed - ongeveer tien hove groot - aan het klooster over. Maar Gerard, de heer van het genoemde kasteel,Ga naar voetnoot260 diende een klacht in dat de koop onrechtmatig was; daarop is hij door de abt met vijf mark tevredengesteld. Gerberga van Lanaken, een adellijke dame en weduwe, schonk het klooster, toen haar kind Lambert in het klooster werd geplaatst, dertig morgen land; en wel vijftien morgen samen met de jongen, en vijftien morgen voor haar zieleheil onder zodanige voorwaarde dat het klooster de vijftien morgen die samen met haar jongen gegeven waren, onbelast zou bezitten; dat zij zelf echter, zolang zij leefde, die andere vijftien zou behouden, die het klooster na haar overlijden ook onbelast zou verwerven. Dit land ligt in Herbach en de overdracht aan het altaar geschiedde door diezelfde Gerberga en haar zoon Diederik, ten overstaan van Hendrik, de voogd van het klooster, aan wie ook de voogdij over dit land vrijelijk door hen is overgedragen. Bernard van Oidtweiler schonk het klooster een hoeve te Oidtweiler die [als cijns] twaalf penningen in Keulse munt betaalt en twee kapoenen. Hendrik van Sievernich, een adellijk man, schonk het klooster tweeëndertig Keulse penningen in Obergartzem. Aangezien onze kerk en alle woon- en werkvertrekken tot dan toe met stro bedekt waren, begon men dakpannen te vormen en te bakken tot bedekking van de kerk en de kloostergebouwen, om te voorkomen dat de plek nog eens door vuur verloren zou gaan. In hetzelfde jaar is Askelon door de christenen ingenomen, een grote en beroemde stad die in het gebied van Judea ligt, in het noordelijk deel. Tot dan toe was Askelon voor pelgrims naar Jerusalem altijd een verraderlijke stad.Ga naar voetnoot261 | |
[pagina 208]
| |
1154AnnoGa naar voetnoot119 MCLIIIIo dedit Gunterus de Endenstorph ȩcclesiȩ undecim iugera ibidem et factus frater noster; obiit VIII idus aprilis. Godefridus de Wihterche dedit ȩcclesiȩ decimas viginti diurnalium aput Trostorph. Ipse autem obiit XVIIII kalendas septembris. Benigna de Coslar dedit ecclesiȩ quinque iugera ibidem. Ipsa autem obiit XVIII kalendas februarii. Consecratus est rex Fridericus in imperatorem ab Adriano apostolico. | |
1155Anno MCLVo dedit Theodricus de Herclence sex iugera aput Corle ȩcclesiȩ. Ipse autem obiit III nonas octobris. Willemmus de Wilre dedit ȩcclesiȩ septem iugera aput Welltene. Ipse autem obiit idus octobris. Heinricus de Lemburch, Rodensis ȩcclesiȩ advocatus, vocato ad se Heinrico Leodiensi episcopo dedit ei castrum et totum Rodense allodium absque his, quȩ sunt Beati Gabrielis. Macharius de Burne dedit ȩcclesiȩ sex iugera aput Wihtreche. Ipse autem obiit XI kalendas iulii. Regressus est Fridericus rex Romanorum ab apostolico consecratus in imperatorem. | |
1156Anno MCLVIo dedit Theodricus de Wurme ȩcclesiȩ quindecim iugera aput Scusleiden et factus frater noster; obiit in pace IIII idus ianuarii. Lambertus de Mercene dedit ȩcclesiȩ iugerum et dimidium ibidem. Ipse obiit IIII idus...Ga naar voetnoot120. Adscela de [Mere] dedit iugerum aput Ambla. Ipsa obiit III nonas ianuarii. Cuius filius nomine Gunterus dedit iugerum aput Ambla. Ipse obiit III idus iulii. Heremannus de Asch dedit iugerum aput Angelstorph. Ipse obiit VII kalendas februarii. | |
[pagina 209]
| |
1154In het jaar 1154 schonk Gunter van Engelsdorf elf morgen aldaar aan het klooster en is onze broeder geworden; hij is de 6de april gestorven. Godfried van Wichterich schonk het klooster de tienden van twintig morgen te Troisdorf; hij stierf de 14de augustus. Benigna van Koslar schonk het klooster vijf morgen land aldaar; zij overleed de 15de januari. Koning Frederik is door paus Hadrianus tot keizer gekroond.Ga naar voetnoot262 | |
1155In het jaar 1155 schonk Diederik van Erkelenz zes morgen land te Curle aan het klooster; hij stierf de 5de oktober. Willem van Wijlre schonk het klooster zeven morgen te Welten; hij stierf de 15de oktober. Hendrik van Limburg, de voogd van het klooster Rode, riep Hendrik, de bisschop van Luik, bij zich en gaf hem het kasteel en het gehele vrij-eigengoed Rode, met uitzondering van hetgeen de heilige Gabriël toebehoort.Ga naar voetnoot263 Macharius van ‘Burnen’ schonk het klooster zes morgen in Wichterich; hij stierf de 21ste juni. Rooms-Koning Frederik is teruggekeerd, nadat hij door de paus tot keizer was gekroond. | |
1156In het jaar 1156 schonk Diederik van Worm vijftien morgen in ‘Scusleiden’ aan het klooster en is onze broeder geworden; hij stierf in vrede de 10de januari. Lambert van Niedermerz schonk het klooster anderhalve morgen aldaar; hij stierf op de dag voor de Iden van....Ga naar voetnoot264 Adscela van Meer gaf één morgen in Ameln; zij stierf de 3de januari. Haar zoon Gunter schonk één morgen in Ameln; hij stierf de 13de juli. Hereman van Esch schonk één morgen in Angelsdorf; hij stierf de 26ste januari. | |
[pagina 210]
| |
1157Anno Domini MCLVIIo dedit Retherus de Endenstorph ȩcclesiȩ [XXX] iugera ibidem. Ipse autem obiit II kalendas novembris. Hethenricus de Endenstorph dedit decem iugera ibidem et factus est frater receptus in communionem omnium. Ipse autem obiit III kalendas martii.
Finis | |
[pagina 211]
| |
1157In het jaar des Heren 1157 schonk Rether van Engelsdorf dertig morgen aldaar aan het klooster; hij stierf de 31ste oktober. Hedenrik van Engelsdorf schonk tien morgen aldaar en is broeder geworden, nadat hij in de gemeenschap van allen is opgenomen. Hij stierf de 27ste februari.
Einde |
|