organisaties. De tweede verordening die betrekking heeft op de bescherming van soldatengraven, bepaalt dat degene die oorlogsgraven moedwillig vernietigt, beschadigt, bevuilt of met de grond gelijkmaakt, met de dood of, in minder zware gevallen, met tuchthuis gestraft zal worden.
In een derde verordening tenslotte wordt de leerlingen van alle openbare en private scholen van het lager, middelbaar, technisch en normaal onderwijs verbod opgelegd tijdens de klasuren, de speeltijden, op de weg van en naar de school kentekens van om het even welke aard te dragen of ze openlijk te vertonen. Leerlingen die deze verordening niet naleven, zullen op bevel van de bevoegde Kreiskommandantur van school moeten weggezonden worden en zullen geen gelijkaardige school in België meer mogen bezoeken. Schoolbestuurders, leraars en opvoeders die opzettelijk of door nalatigheid dulden dat hun leerlingen kentekens dragen of vertonen, zullen met gevangenis of boete gestraft worden.
Deze verordeningen zijn kenschetsend voor de gewijzigde verhouding tussen de bezettende overheid en de bevolking. De bezetting begint zwaarder te wegen, verbodsbepalingen en dwangmaatregelen worden uitgebreid, de Duitse krijgsraden treden steeds strenger op. In het begin van de bezetting worden de doodvonnissen die aanvankelijk miniem zijn, niet uitgevoerd, maar naarmate de verzetsbewegingen actiever optreden, meer sabotagedaden worden verricht en aanslagen gepleegd, worden meer doodstraffen uitgesproken en ook uitgevoerd, stijgt het aantal arrestaties, worden de gevangenisstraffen en geldboeten zwaarder, worden meer mensen naar concentratiekampen gedeporteerd, worden meer gijzelaars aangehouden. Individuele excessen en wandaden van Duitse soldaten zijn beperkt tot een minimum van hetgeen normaal van een bezettingsleger kan verwacht worden, maar het regime zelf is harder geworden.
Maatregelen tegen de joden beginnen elkaar in versneld tempo op te volgen. De eerste verordeningen beogen de identificatie en isolatie van de joodse gemeenschappen. In de gemeenten moet een register van de joden opgemaakt worden, de toegang wordt hen verboden tot openbare ambten, de balie, het onderwijs, later mogen zij ook het beroep van geneesheer, tandarts of verpleger niet meer uitoefenen. Hun radiotoestellen worden in beslag genomen en hun handelszaken moeten de vermelding ‘joodse onderneming’ dragen. De joden mogen tussen 20u. en 7u. niet meer op straat komen, zij krijgen verbod België te verlaten en zijn verplicht zich tussen zonsondergang en zonsopgang in hun domicilie te bevinden. In Antwerpen is hen de toegang tot parken, bioscopen en schouwburgen ontzegd. Vanaf 27 mei 1942 wordt hen de verplichting opgelegd de gele ster te dragen, wordt een aanvang gemaakt met de inbeslagneming van hun goederen, zijn zij genoodzaakt geleidelijk hun handelszaken op te doeken. De aldus werkloos geworden joden worden eerst tewerkgesteld aan de Atlantikwal of in speciale kampen in Noord-Frankrijk, later moeten zij zich aanmelden in de Dossin-kazerne te Mechelen voor hetgeen ‘de tewerkstelling in het Oosten’ wordt genoemd. Op 22 juli 1942 beginnen te Antwerpen en Brussel de razzia's door de Gestapo en twee weken later vertrekt het eerste konvooi met duizend joden naar Auschwitz. Van 4 augustus 1942 tot 31 juli 1944 worden vanuit de Dossin-kazerne 29 konvooien ingelegd met meer dan 25.000 gedeporteerden, waaronder meer dan 20.000 mannen en vrouwen en ongeveer 4.700 kinderen beneden de zestien jaar. Van al deze gedeporteerden zullen er minder dan 3.000 uit de kampen terugkeren.
Maatregelen tegen de vrijmetselaars, de communisten, de leden van het verzet, de joden, de zigeuners van wie de meesten eveneens de weg naar de concentratiekampen opgaan, maar terzelfdertijd groeiende spanningen tussen de bezetter en de Belgische autoriteiten. Botsingen tussen aan de ene kant de Militärverwaltung en aan de andere kant de secretarissen-generaal, sommige provinciegouverneurs en burgemeesters, de magistratuur, het episcopaat, de universiteiten worden talrijker, scherper, bitser. Op 25 november 1941 breekt tussen het militair bestuur en de universiteit van Brussel een openlijk conflict uit, wanneer de raad van beheer van deze universiteit beslist de colleges te schorsen. Het is de uitbarsting van een geschil dat al maanden smeult. De Duitsers hebben de Brusselse universiteit altijd beschouwd als een exponent van de joods-maçonnieke, liberaal-socialistische gedachte. De antifascistische ingesteldheid van de