tisme, hoopt deze koers verder te kunnen varen. Maar al tijdens de eerste maanden van de bezetting stoot ze op onvoorziene klippen. Haar trotse ongenaakbaarheid wankelt, wanneer een aantal magistraten wegens het verlaten van hun post uit hun ambt ontslagen worden. De verordening van 7 maart 1941 waarbij alle ambtenaren, die de leeftijd van zestig jaar bereikt hebben, op pensioen worden gesteld, betekent een nieuwe zuivering van haar rangen. Maar deze aderlating kan ze tot een minimum, beperken, een bewijs van de sterke machtspositie die ze nog altijd inneemt.
In de afzondering van haar ivoren toren kan ze zich zonder veel omhaal reorganiseren en verder werken in de geest die steeds in de gerechtshoven heeft geheerst. Ze kan voorkomen dat ontslagen of op pensioen gestelde magistraten vervangen worden door leden van het V.N.V. of van Rex. In haar houding ten opzichte van hetgeen haar essentieel lijkt, blijft de magistratuur eensgezind. Onenigheden ontstaan over de grenzen van de concessies die mogen gedaan en de compromissen die kunnen gesloten worden. Meningsverschillen in het korps zelf, maar mettertijd ook toenemende conflicten met de Belgische administratie en het militair bestuur. Deze latent smeulende conflicten groeien in maart 1942 tot een openbare confrontatie uit. In de annalen zal ze als de eerste gerechtelijke crisis geboekstaafd worden.
Oorzaak van de herrie is de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie. De verplichting opgelegd aan alle landbouw- en voedingsbedrijven om deel uit te maken van deze organisatie en hun bijdragen te storten, zit de meeste producenten dwars. Zij voelen zich getroffen in hun vrijheid en geldbeugel. Uit afkeer van elke vorm van dirigisme en uit eigenbelang saboteren zij de corporatie. De verplichte bijdragen worden onregelmatig of niet betaald, de leveringen blijven ver beneden het opgelegd minimum.
Terwijl Wallonië in het ontduiken van de reglementen de toon aangeeft, oordelen secretaris-generaal De Winter en de bezettende overheid dat de nieuwe reglementering van vitaal belang is voor de normale bevoorrading van het land. Zij beklagen zich over het al te laks optreden van de Belgische rechtbanken tegen degenen die nalaten de verplichte leveringen uit te voeren of die produkten tegen woekerprijzen verkopen. De straffen door de rechters uitgesproken, achten zij te mild. Omdat hun klachten geen gehoor vinden, zoeken zij naar een efficiënter middel voor een strengere bestraffing van personen die in hun ogen de bevoorrading van het land in het gedrang brengen. De Duitsers eisen een kordaat optreden en onder hun druk vaardigen de secretarissen-generaal het beluit van 15 februari 1941 uit, waarbij een administratieve rechtspraak wordt ingesteld. Dit besluit geeft de burgemeesters van grote steden en arrondissementscommissarissen, in eerste aanleg, de provinciegouverneurs en secretarissen-generaal, in beroep, de bevoegdheid administratieve sancties te treffen, die kunnen gaan van zware boeten tot inbeslagneming en sluiting van bedrijven.
De instelling van administratieve rechtbanken, in strijd met de wettelijke tradities van het land, verwekt heel wat deining. Maar de hoge gerechtelijke organen zwijgen en leggen zich blijkbaar bij de administratieve rechbanken neer. Tot in februari 1942 de wagen voorgoed aan het rollen wordt gebracht. Voor het vredegerecht van de gemeente Louveigné wordt door 121 landbouwers een rechtsgeding ingespannen tegen de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie. Paul Tschoffen die voor de landbouwers pleit, eist terugbetaling van de verplichte bijdragen die zij gestort hebben aan de corporatie waarvan hij de wettelijkheid betwist. In maart 1942 doet de vrederechter van Louveigné uitspraak en verklaart de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie onwettelijk. Dit vonnis plaatst secretaris-generaal De Winter voor een onmogelijke situatie. Indien de reglementerende bevoegdheid van de corporatie niet langer erkend wordt, kan ze geen verplichte leveringen meer opleggen voor de bevoorrading van de verbruikscentra. Ongeveer terzelfdertijd doet het Hof van Cassatie uitspraak in een zaak betreffende de administratieve rechtbanken. Het opperste gerechtshof neemt stelling. Het verklaart de administratieve procedure ongrondwettelijk en betwist de wetgevende bevoegdheid van de secretarissen-generaal.
De Duitsers reageren prompt en vaardigen een verordening uit waarbij verbod wordt opgelegd de wettelijkheid van de besluiten van de secretarissen-generaal na te gaan. Het antwoord van de magistratuur blijft niet uit. Wanneer de wettelijkheid van de besluiten van de secretarissen-