| |
| |
| |
14 / Een barre winter
Einde oktober 1941 valt de eerste sneeuw, onheilspellende voorbode van de strenge winter die voor de deur staat. Angstig en vertwijfeld kijkt iedereen de sombere, koude maanden tegemoet. De lange, donkere avonden, de grauwe kilte van de herfsttijd verjagen de mensen van de straat, drijven hen vroeg naar huis. En in de eerste triestige dagen van december valt het sensationele nieuws. Koning Leopold is hertrouwd. Het huwelijk wordt bekendgemaakt door een herderlijke brief van Kardinaal Van Roey die op zondag 7 december in alle kerken van het land wordt voorgelezen:
‘Zeer beminde broeders,
Wij zijn gemachtigd u een belangrijk nieuws mede te delen: Zijne Majesteit Koning Leopold III heeft het huwelijk aangegaan met Mejuffrouw Mary Lilian Baels. De uitverkorene is een landgenote en behoort tot een zeer achtbare familie uit West-Vlaanderen, zij is een dochter van Mijnheer Hendrik Baels, gewezen Minister.
Wij hadden de eer en het genoegen het koninklijk huwelijk, de 11de september laatstleden, kerkelijk in te zegenen, in de aanwezigheid van de ouders, in de kapel van het Kasteel van Laken. De burgerlijke pleegvormen werden insgelijks in hetzelfde Kasteel vervuld.
Wij zijn gemachtigd er aan toe te voegen dat dit huwelijk uitsluitend het privaat en familieleven van de Koning aanbelangt en op publiekrechterlijk gebied geen uitwerksel zal hebben. Een authentieke akte van de Vorst bepaalt dat de koninklijke Echtgenote afstand doet van de titel en van de rang van Koningin, - voorwaarde die zijzelve aan haar huwelijk gesteld heeft - zij zal de titel voeren van Prinses van Rethy. Bij dezelfde akte verklaart de Koning dat het gebeurlijk nakomelingschap van dit huwelijk geen enkel erfrecht zal hebben op de kroon. Laten wij bidden, zeer beminde broeders, voor het behoud en het geluk van onze Koning, opdat hij, op het door de goddelijke Voorzienigheid bepaalde ogenblik, de lotsbestemming van het Vaderland weer in handen moge nemen en met wijs beleid besturen.
+ J.E. Kard. Van Roey
Aartsbisschop van Mechelen.’
Het bericht slaat in als een bom. De mensen zijn met verstomming geslagen, zij staan na de mis in groepjes samen, zij weten niet goed welke houding aan te nemen, zij maken bedenkingen, doen gissingen en vergeten er haast hun karig middagrantsoen bij. Bij een deel van de Belgische bevolking wordt, om uiteenlopende redenen, het huwelijk op heel wat kritiek onthaald. In de maandagkranten wordt de brief van kardinaal Van Roey integraal gepubliceerd, maar het valt op dat geen woord commentaar bij het huwelijk verschijnt. Ingewijden weten dat het burgerlijk huwelijk op zaterdag 6 december werd gesloten, dat er moeilijkheden waren omtrent de burgerlijke formaliteiten omdat prinses Lilian in Engeland geboren is, dat een akte van bekendheid werd opgemaakt en de procureur des konings dispensatie van publikatie moest verlenen.
De Belgen zijn amper van hun onthutsing bekomen, wanneer zij met nieuwe sensationele berichten overstelpt worden. In speciale radiouitzendingen en met grote krantenkoppen wordt het wereldnieuws verkondigd: Japan is in oorlog met de Verenigde Staten en Engeland. Op 11 december, vier dagen na de verrassende, grootscheepse aanval der Japanners op Pearl Harbor, waar de Amerikaanse vloot gevoelige verliezen lijdt, verklaren ook Duitsland en Italië de oorlog aan de Verenigde Staten. De ganse wereld kreunt onder het oorlogsgeweld.
De eerste weken wordt België overspoeld met triomfantelijke zegebulletins van het Japanse leger dat in het Verre Oosten als een wervelwind het één Amerikaans en Engels steunpunt na het andere verovert. De eerste verbijstering van de bevolking slaat spoedig om in een doffe apathie tegenover de Japanse militaire successen. De dagelijkse zorgen van verwarming, voeding, kle- | |
| |
ding wegen al zwaar genoeg op de verzwakte lichamen.
De eindejaarsweek verloopt zoals de menzen zijn: droevig, somber, moedeloos. Middernachtmissen zijn verboden en, hoewel met Kerstmis en Nieuwjaar de avondklok tot 1.30 u wordt verlengd, liggen de straten 's nachts leeg en verlaten. De uitspattingen van enkele oorlogsrijken uitgezonderd, behoren de traditionele feesten en bezoeken tot het verleden. De meeste mensen blijven thuis en kruipen vroeg in bed. Hoogstens wordt met een paar familieleden of vrienden een kaartje gelegd, maar het kopje smaakloze malt en het fletse fluitjesbier van 0,8 graad zijn niet geschikt om de gedempte sfeer op te vrolijken.
Na Nieuwjaar begint pas voorgoed de lijdensweg van de bevolking. De temperatuur daalt zienderogen, het land wordt onder een koudegolf bedolven, het vriest onmedogend, meer dan twee maanden aan één stuk. De temperatuur bereikt in de Ardennen tot -25 en in het binnenland tot -20 graden. Het wordt één van de hardste winters die België ooit heeft gekend. De siberische koude bijt onverbiddelijk door de povere kleren en versleten schoenen van de ondervoede burgers. Ontelbare huisgezinnen hebben weinig of geen brandstof meer. De rivieren zijn dichtgevroren, het goederenverkeer is totaal ontredderd. Het schaarse kolenrantsoen kan slechts onregelmatig en in kleine hoeveelheden vervoerd en uitgedeeld worden. In de sluikhandel wordt tot 3.500 fr. voor een ton kolen geboden. Men behelpt zich met ‘schlam’, een soort steenkolengruis dat wel vuur maar geen warmte geeft en dat men moet vochtig maken om te beletten dat het in een oogwenk zou opgebrand zijn. Bij gebrek aan kolen stookt men hout, een veelgevraagde brandstof die met de dag duurder wordt. Overal worden bomen omgehakt, afgezaagd en gestolen. In bossen, parken en tuinen worden zodanige ravages aangericht dat in het Staatsblad een besluit verschijnt met politiemaatregelen tegen het clandestien omhakken van bomen. In de woningen worden de vulkachels of de ‘feux continus’, zoals de Belgen ze noemen, vervangen door duiveltjes die beter bestand zijn tegen het stoken van schlam, hout en cokes. Wekenlang leven duizenden gezinnen praktisch zonder vuur. Wanneer de kinderen van school komen, houden zij hun overjassen, sjerpen en handschoenen aan om hun huiswerk te maken, hun lessen te leren. Versteven van de kou, kruipen vele mensen met kleren en al in bed. Kinderen en mannen zijn tevreden als zij naar school of kantoor mogen om er wat warmte te vinden. Maar de huismoeders blijven thuis, alleen in de kille woning. Hun enige ontspanning is het urenlang aanschuiven in
de bijtende koude voor eetwaren die zeldzamer en slechter worden. Zij moeten koken zonder voedsel, zonder kolen, zonder gas.
Want tegelijk met het gebrek aan kolen is de ellende in de gasbedeling begonnen. In deze onmenselijke winter zijn de gasdistributiebedrijven genoodzaakt de druk in de leidingen zodanig te verminderen dat het gebruik van gas onmogelijk wordt. Er is slechts normale druk gedurende een half uur 's morgens, gedurende een uur 's middags op zondagen en drie werkdagen, en gedurende een uur 's avonds op zondagen en de drie andere werkdagen. Wanneer de vastgestelde uren voorbij zijn, sterft het gasvlammetje onverbiddelijk weg.
Tevens is het gasverbruik verboden voor de verwarming van schouwburgen, bioscopen, concerten toneelzalen, herbergen, restaurants, hotels, magazijnen, verkoop- en uitstalramen, musea en bibliotheken, kerken en andere eredienstgebouwen, scholen, alsook van alle andere voor het publiek toegankelijke instellingen.
En de siberische koude duurt onverminderd voort. De bevolking wordt overstelpt met waarschuwingen om de waterleidingen speciaal tegen het vriesweer te beschermen, omdat het reparatiematerieel bijna niet meer voorhanden is, omdat de transportproblemen en verduisteringsvoorschriften een tijdig ingrijpen uiterst moeilijk maken.
Aardappelen en de meeste groenten zijn tegen officiële prijs in de winkels praktisch niet meer te krijgen. Men eet rapen, bieten, pannekoeken van kastanjemeel. Het gezin is gelukkig wanneer moeder een bord warme soep kan voorschotelen. Voor zichzelf snijdt ze de boterhammen zo dun als een vel papier om ze wat dikker te kunnen laten voor man en kind. Voor enkele grammen vlees en vetstoffen staat ze halve dagen in het rijtje, ze trotseert koude en afmattende reizen om bij de boeren op het platteland een weinig bloem en boter of enkele eieren te bemachtigen en in het donkere huis slijt ze uren met naald en draad om het versleten linnengoed te verstellen, de oude
| |
| |
kleren te lappen.
De ontberingen hebben de gezichten grauw en moedeloos gemaakt. De mensen vermageren zienderogen, velen zijn tien à twintig kg afgevallen. Zij lopen in sjofele, opgelapte kleren die wijds en schots rond het tengere lichaam fladderen. De harde winter en het voedseltekort hebben bij de ouden van dagen en zieken vele slachtoffers geëist, maar het tast ook het gezondheidspotentieel van de anderen aan. De bruuske vermagering is oorzaak van talrijke breuken, het gebrek aan vetstoffen tast de zuren van de lege maag aan en veroorzaakt vele maagzweren, het gezichtsvermogen vermindert door het tekort aan vitaminen, de onevenwichtige voeding en de slechte zeep hebben huidziekten tot gevolg, het aantal gevallen van tuberculose is merkelijk gestegen en vooral stadskinderen vertonen duidelijke verschijnselen van ondervoeding.
Wanneer de ongenadige winter eindelijk wijkt en de lente openbreekt, wordt het moreel beter, krijgt men met de milde warmte van de eerste zonnestralen nieuwe hoop, verschijnen op de gezichten weer een lach, een vleugje blijdschap. In de harten borrelt opnieuw wat levensmoed, tuingereedschap wordt bovengehaald en met ijver wordt elk lapje grond omgespit, bezaaid en beplant. Sommigen leggen zich toe op het kweken van konijnen, anderen houden er enkele kippen op na en hier en daar wordt in een verborgen hokje een varken vetgemest.
Wanneer de Ronde van Vlaanderen op paasdag over de Vlaamse wegen trekt, zijn duizenden wielerliefhebbers op de been om hun favorieten en de overwinnaar Brik Schotte toe te juichen. Maar op de nieuwe lentevreugde valt de schaduw van minder prettig nieuws. Men leest in de dagbladen dat te Brussel een ravitailleringscontroleur werd doodgeslagen, dat geallieerde bommen te Brugge tien en te Blankenberge elf doden eisten. Op 29 april is het ganse land met verbijstering geslagen door het bericht dat te Tessenderlo de fabriek ‘Produits chimiques’, gespecialiseerd in de produktie van waspoeders en meststoffen, in de lucht gevlogen is. Tragische balans van deze ramp: 189 doden, waaronder talrijke kinderen die in een school dichtbij de fabriek omkwamen, ongeveer achthonderd gewonden en verwoesting van een groot deel van het dorp.
Zondag 10 mei, tweede verjaardag van de inval der Duitsers, is een heerlijke lentedag. Alle patriottische manifestaties, alsook het dragen van Belgische kentekens en driekleurige lintjes zijn door de bezetter verboden. In het ganse land is het rustig, men gaat met het gezin wandelen, in de velden, de bossen, de parken. Men draagt een meiklokje in het knoopsgat, men bezoekt sportwedstrijden, men gaat kijken naar de plechtige communikanten die voor één dag het oorlogsleed vergeten en stralend uit de kerk komen in hun ersatzkleedje of -kostuumpje, waarvoor moeder dag en nacht heeft genaaid en gestreken, waarvoor ze onder de gedempte lampekap met het flauwe licht haar ogen pijn heeft gedaan.
Opschudding bij de bevolking wanneer in het Staatsblad van 20 juli 1942 volgende officiële mededeling verschijnt:
‘De Echtgenote des Konings heeft gelukkig de 18de juli 1942 te 6u.30 een Zoon ter wereld gebracht die de voornamen draagt: Alexander-Emmanuel-Henry-Albert-Maria-Leopold.
Moeder en Kind verkeren in goede gezondheid. De geboorteakte werd opgemaakt door de h. Coelst, waarnemend Burgemeester der Stad Brussel.
De akte van vaststelling werd getekend door de Eerste Voorzitter van het Hof van Verbreking, door de Procureur-Generaal bij het Hof van Verbreking en de Dignitarissen van het Paleis.’
De blijde geboorte in het Paleis te Laken levert gedurende enkele dagen stof voor geanimeerde gesprekken en praatjes, het huwelijk van de koning komt weer ter sprake, er wordt gerekend, gekibbeld, ruzie gemaakt. Maar spoedig worden de Belgen opnieuw door andere zorgen in beslag genomen. Ondanks de dirigistische maatregelen van de bezetter en het Commissariaat voor Prijzen en Lonen tot stabilisering van de prijzen, niettegenstaande de dreiging met zware sancties tegen de overtreders van besluiten en reglementen, zijn de prijzen ontzaglijk de hoogte ingegaan, is het indexcijfer in vergelijking met april 1940 met 90 % gestegen.
Op de vlees-, groente- en fruitmarkten, waar de goederen zelden of nooit tegen de officieel vastgestelde tarieven worden verkocht, zijn incidenten onder de producenten, de handelaars, de consumenten, de rijkswacht en de controleurs schering en inslag. Een kilogram aardappelen, die juist vóór de oorlog 0,85 fr. kostte, wordt nu 2,45 fr. betaald, wanneer ze op de officiële markt
| |
| |
1
2
3
4
5
6
(1) Alles wat maar enigszins past aantrekken om het warm te hebben in die harde winter.
(2) Bedéling van de kolenrantsoenen werd een sociaal gebeuren. Iedereen ontmoette elkaar, en meestal met gespannen gelaatsuitdrukking. (3) ‘Winterhulp’ tracht de grootste nood te lenigen. Volwassenen kregen klederen (te Brussel in de Aarlenstraat), (4) werknemers kregen soep (het rangeerstation te Schaarbeek), (5) en de Volkskeukens brachten de nodige vitamines bij (soepbedeling te St.-Gillis-Brussel). (6) Winterhulp liet barakken optrekken, zoals hier op het Vossenplein in het hart van de Brusselse Marollen, om de voedselbedeling iets comfortabeler te laten gebeuren.
| |
| |
7
8
9
10
11
12
(7) De ontploffingsramp te Tessenderlo kwam zwaar aan. De fabriek lag plat en...
(8) ...honderdnegenentachtig doden moesten begraven worden, waaronder talrijke kinderen. (9) De Boerenwacht moet orde brengen en de smokkel en fraude tegengaan.
(10) Het ‘V’-teken werd door de Duitsers overgenomen. Op alle mogelijke gebouwen werd het aangebracht, b.v. op de Beurs te Brussel. (11) Ketellappers krijgen opnieuw werk. Wie kan het zich nog permitteren nieuwe spullen te kopen? (12) Wie zou er niet opschrikken wanneer hij voor het eerst een ‘zij’ als ontvanger op de tram ziet?
| |
| |
te krijgen zijn, een liter melk is gestegen van 1,80 fr. tot 2,85 fr., een ei van 0,60 tot 1,60 fr., boerenboter van 26,75 tot 41,50 fr., melkerijboter van 28,60 tot 44,75 fr., een kg suiker van 5,25 tot 7,90 fr., een kg zout van 0,70 tot 1,20 fr., biefstuk van 26 tot 37 fr. het kg, koteletten van 21 tot 28 fr. het kg, een katoenen mannenhemd van 35 tot 133 fr., een herenkostuum van 760 tot 1800 fr., een paar schoenen van 150 tot 280 fr., tabak voor de pijp van 35 tot 100 fr. het kg, een borstel van 4 tot 13 fr. Maar deze prijzen zijn een kleinigheid in vergelijking met de enorme sommen die in 1942 op de zwarte markt gevraagd worden. Boter, vet, spek gaan tot 250 fr. het kilo, aardappelen tot 20 fr., bloem tot 75 fr., een ei tot 8 fr, voor een kilo koffie wordt tot 1200 fr., voor een herenkostuum tot 4.000 fr., voor een paar schoenen tot 1000 fr., voor een kist van vijftig sigaren tot 500 fr., voor een kilo tabak tot 300 fr., voor een fietsband tot 1000 fr. geboden.
De Duitsers, noch de Belgische controleurs of politiediensten, noch het schrikbeeld van de zware gevangenisstraffen of hoge geldboeten, niets of niemand kunnen de sluikhandel nog stuiten. Het ganse land is door de smokkelwoede aangetast, men deinst voor niets meer terug. Het wordt een alledaagse gebeurtenis dat koeien in volle weide geslacht en naar de zwarte markt gevoerd worden. Journalisten schrijven vlijmscherpe artikels tegen de smokkelaars die ervan beschuldigd worden het volk uit te hongeren, tegen de toenemende plaag van diefstallen en plunderingen van velden, waartegen de Boerenwacht, die in de dorpen is opgericht om de aardappelen, groenten en graangewassen te beschermen, niet is opgewassen. Zij laken de manifestaties en incidenten op de nationale feestdag, de ongepaste houding van vele vrouwen die opzichtig met de Belgische kleuren gekleed gingen, sommigen met een zwarte rok, een gele blouse, een rode sjaal, de bomaanslagen waarbij veel schade werd berokkend aan twee herbergen die druk door Duitse militairen bezocht werden, de rellen die ontstonden tussen burgers en aanhangers van de Nieuwe Orde.
Op 19 augustus heerst plots in het land een andere sfeer. De moedeloosheid is omgeslagen in een ongewone agitatie, er wordt gefezeld, gefluisterd en als een vuurtje wordt het grote nieuws verspreid: de geallieerden zijn geland te Dieppe. Op de gezichten verschijnt een hoopvolle lach, de ogen stralen weer blijheid en vriendschap uit, op veler lippen ligt het woord bevrijding. Maar de optimistische geluiden verstommen spoedig, wanneer vernomen wordt dat de landing mislukt is. De gezichten vallen in de oude, grauwe plooi. Apathisch ondergaat men de Duitse propaganda in pers en radio, de volksen Wunschconcerten, de Sondermeldungen over het tot zinken brengen van zovele duizenden tonnenmaat, over de niet te stuiten opmars in Rusland en de zegetocht der Japanners in Zuidoost Azië.
Men loopt onverschillig voorbij de gebouwen en pleinen waar enorme plakkaten met het V-teken zijn aangebracht, het teken van de overwinning dat de Duitsers van de Engelsen hebben overgenomen om het als symbool voor hun eigen militaire successen te gebruiken. Men stelt plots vast dat de Duitse marken uit de omloop verdwenen zijn. De marken, of beter gezegd de Reichskreditkassenscheine, dit zijn de biljetten die door de Reichskreditbank voor de bezette landen worden uitgegeven en alleen daar geldig zijn, werden bij de invasie op 10 fr. en op 22 juli 1940 op 12,50 fr. voor een mark vastgesteld. Tot begin 1942 blijft de omloop van de Reichskreditkassenscheine stabiel, maar van dat ogenblik af wordt een toevloed van biljetten waargenomen, worden meer en meer marken bij de Nationale Bank uitgewisseld. Duitse soldaten voeren ze in uit de Oosteuropese landen waar de aankoopmogelijkheden zeer beperkt zijn. Er ontstaat een ware smokkelhandel in de marken die tegen lage prijs in Polen en Rusland worden opgekocht om in België uitgewisseld of gebruikt te worden voor het opkopen van goederen.
De toestand wordt onhoudbaar, von Falkenhausen grijpt drastisch in en beslist de Reichskreditkassenscheine in België uit de omloop te trekken.
Maar de meerderheid van de bevolking heeft geen belangstelling voor de financiële perikelen van het land, waarover zij slecht of helemaal niet wordt ingelicht. Ze heeft er weinig besef van dat de bezettingskosten, die op anderhalf miljard per jaar zijn vastgesteld, zwaar op België wegen, het dringt tot haar niet door dat het clearingstelsel tussen België en Duitsland enorme problemen voor de Belgische financiën met zich brengt.
Dit stelsel dat in principe op evenwaardige uitwisseling van produkten berust, valt in praktijk
| |
| |
ten nadele van België uit. De produkten die België in hoofdzaak naar Duitsland exporteert, overtreffen in aanzienlijke mate de goederen die uit Duitsland worden ingevoerd. De Nationale Bank van België betaalt aan de Belgische producenten de uitgevoerde goederen in frank, de Reichsbank betaalt daarentegen niet, maar crediteert de ingevoerde produkten bij de centrale clearingsdienst te Berlijn, waar het Belgisch credit als een pijl de hoogte ingaat en einde juli 1944 ongeveer 70 miljard frank bedraagt.
Harde en moeizame besprekingen tussen de betrokken diensten te Berlijn en Belgische personaliteiten uit de administratieve, economische en financiële wereld, vaak gesteund door von Falkenhausen, hebben geen resultaat. De export naar Duitsland vermindert niet, de levering van grondstoffen en levensmiddelen door de Duitsers blijft miniem. Door middel van het clearingstelsel en de pogingen tot aankoop van grote pakken aandelen in de Belgische industrie, met het doel er een overwegende invloed uit te oefenen, huldigen de Duitsers een politiek van economische afhankelijkheid van België ten opzichte van Duitsland.
In het land zelf is de geldomloop op onheilspellende wijze gestegen, van 30 miljard in mei 1940 tot ongeveer 70 miljard einde 1942. Bij de welgestelde burgers ontstaat enige paniek wanneer vernomen wordt dat in Nederland de biljetten van 500 en 1.000 gulden aan de omloop zijn onttrokken. De biljetten van 10.000 frank die voorheen zorgvuldig werden bijgehouden en praktisch uit de circulatie zijn verdwenen, komen weer te voorschijn en vloeien naar de banken. Wanneer geruchten worden verspreid dat de grote bankbiljetten in waarde zullen verminderen, willen sommige boeren geen biljetten van meer dan 100 fr. nog aanvaarden en zijn er smokkelaars die biljetten van 10.000 fr. met 20% verlies tegen kleiner geld willen ruilen. Voortaan is de kans klein dat zich nog een geval zal voordoen zoals dit van een boerin die per ongeluk in het kanaal terechtkwam en, toen ze veilig op het droge was gebracht, zich slechts om één zaak bekommerde: het drogen van de hoop grote bankbiljetten, ter waarde van drie miljoen, die ze op zich droeg.
Maar de kleine man heeft geen last met de bewaring en belegging van hopen geld. Iedere morgen herbegint zijn strijd om in leven te blijven, zijn centen zijn bestemd voor de aankoop van het allernoodzakelijkste voedsel dat met de dag schaarser en duurder wordt. De etalages van de winkels gaan er steeds kaler en leger uitzien. Sommige winkeliers die geregeld lastig gevallen worden voor zaken die niet meer voorhanden zijn, hebben aan hun deur affiches gehangen waarop te lezen staat: ‘in normale tijden zeggen wij tot de voorbijganger: wat u niet in het uitstalraam ziet, vindt u binnen. Thans zeggen wij: binnen hebben wij niets meer, al wat wij hebben, ligt in het uitstalraam.’
Waterketels, kookpannen, vaatdoeken, schoenveters zijn praktisch onvindbaar, het inpakpapier is zo zeldzaam geworden dat groenten en fruit rechtstreeks in de tassen van de klanten worden gedaan, scheermesjes kunnen slechts in zeer beperkte mate aangekocht worden en, om een tube tandpasta te bekomen, moet een gebruikte tube ingeleverd worden.
Er zijn de materiële ontberingen, er is de morele ellende. Na een bomaanslag in een bioscoop aan de Adolf Maxlaan te Brussel, waarbij een vijftiental personen, soldaten van de Wehrmacht, leden van het V.N.V. en Rex, gekwetst werden, heeft Oberfeldkommandant von Hammerstein represaillemaatregelen afgekondigd: vijftig notabelen worden als gijzelaars gevangen genomen, de Brusselse agglomeratie moet vijfduizend fietsen inleveren en de volledige schadevergoeding betalen.
Op 3 december 1942 wordt het land opgeschrikt door een nieuwe ramp in de Kempen. In een fabriek voor scheikundige produkten te Balen-Wezel heeft zich een ontploffing voorgedaan, de balans is minder tragisch dan deze van de ramp te Tessenderlo zeven maanden tevoren, maar toch zijn meer dan dertig doden en een groot aantal gewonden te betreuren.
Even kijken de Brusselaars verbaasd en spottend op, wanneer de eerste vrouwelijke ontvangers hun verschijning op de trams doen, maar ook aan deze innovatie geraakt men vlug gewoon. Het valt iedereen op dat de communiqués van het Oberkommando der Wehrmacht over de veldtocht in Rusland sedert enkele weken een gematigder toon aanslaan. In de slag om Stalingrad gaat het de Duitsers blijkbaar niet voor de wind, het tij in Noord-Afrika is definitief in het voordeel der Engelsen gekeerd en het bericht dat de Amerikanen te Algiers, Oran en in de streek van Ca- | |
| |
sablanca zijn ontscheept, heeft voor enige deining gezorgd.
Maar intussen is opnieuw de donkere winter aangebroken, zien de mensen weer met angst de sombere maanden tegemoet, de regen, mist, sneeuw en koude, de dreigende kolenschaarste, het nijpender wordende voedseltekort.
|
|