Wanneer Paul Reynaud, de Franse premier, in een radiotoespraak Leopold III beschuldigt van verraad, ontketenen zijn woorden een storm van verontwaardiging bij de Belgische bevolking die tot in het diepst van haar ziel geschokt is door de hatelijke toon van de toespraak. Meer dan ooit zijn de Belgen gehecht aan de dynastie.
De regering Pierlot heeft daarentegen alle krediet en waardering verloren. Over een zelfde kam worden de parlementsleden geschoren die te Limoges een motie tegen de koning hebben goedgekeurd. Lid van het parlement te zijn, betekent geen referentie meer, parlementariër is een term die in de lijst van de scheldwoorden is opgenomen.
In het land waait een nieuwe wind, is de openbare opinie als een weerhaan gedraaid. Zoals Paul Struye later in zijn boek ‘Evolution du sentiment publique en Belgique sous l'occupation allemande’ terecht zal opmerken, ‘geeft drie vierden van de Belgische bevolking de indruk zich aan te sluiten of tenminste zich neer te leggen bij het nieuwe regime. Alle redenen zijn voorhanden om te geloven dat, indien Duitsland plechtig zou verklaren de koning op de troon te houden, vrede met België te willen sluiten en het land een onafhankelijk statuut te geven, de grote meerderheid van de openbare opinie haar voldoening hierover zou uitdrukken. Zonder spijt zou ze de traditionele vriendschapsbanden met andere landen verloochenen en met het verleden breken om de weg van de collaboratie op te gaan in het teken van de hegemonie van het Duitse rijk.’
21 juli 1940 is symptomatisch voor de tijdgeest. De bezetter eist dat de viering van de nationale feestdag beperkt blijft tot het traditioneel Te Deum. Alle andere plechtigheden alsook het bevlaggen van openbare gebouwen zijn verboden. Overal in het land verloopt de dag rustig en zonder incidenten. Alleen Antwerpen maakt een uitzondering. Een grote menigte stroomt er samen vóór het koninklijk paleis waar bloemen en kransen worden neergelegd met blijken van hulde en dank aan Leopold III. Een uiting van aanhankelijkheid die het vorstenhuis in de loop van zijn geschiedenis zelden heeft gekend.
Maar de sfeer die de zomermaanden van 1940 kenmerkt, zal spoedig omslaan. Met het vallen van de bladeren beginnen de traditionele anti-Duitse gevoelens weer boven te drijven, zij zullen zich scherper aftekenen naarmate de bezetting aansleept. Een aantal factoren bepalen de nieuwe ommekeer. De onverhoopt taaie weerstand van Groot-Brittannië heeft vele prognoses overhoop gehaald. De verwachte invasie van Engeland is uitgebleven, de Duitsers zijn er niet in geslaagd de luchtoorlog boven het eiland in hun voordeel te beslechten, men krijgt opnieuw vertrouwen in Albion.
De groeiende anti-Duitse stemming wordt in de hand gewerkt door bepaalde verordeningen van de bezetter. De schorsing van de provincie- en gemeenteraden vallen niet in goede aarde bij de raadsleden. Burgemeesters en schepenen die geschorst of uit hun ambt ontzet werden, voelen zich het slachtoffer van het regime. Het verlies van hun sjerp ondergaan zij als een zwaar onrecht. Samen met geschorste of ontslagen ambtenaren uit de openbare diensten, met sommige verguisde parlementsleden, met militanten van de traditionele partijen en met een aantal oudstrijders van 1914-1918 vormen zij de kernen van waaruit het verzet tegen de vijand wordt gepropageerd.
De eerste clandestiene blaadjes worden verspreid en einde september start Victor de Laveleye met de uitzendingen van Radio Belgique uit Londen, weldra gevolgd door de Nederlandse uitzendingen van Nand Geerssens, alias Jan Moedwil. Ondanks het verbod van de bezettende overheid zal de Engelse radio in de huiskring intens beluisterd worden en een grote invloed uitoefenen op de openbare opinie in België. Aanvankelijk rijst het felste verzet in Wallonië dat zich onrechtvaardig behandeld voelt. Vele Waalse soldaten bevinden zich nog altijd in krijgsgevangenschap in Duitsland, terwijl de Vlaamse, met uitzondering van de beroepsmilitairen, vrijgelaten zijn. Bij de burgers beginnen de kleine ongemakken van oorlog en bezetting, de verduistering, de avondklok, de verbodsbepalingen wrevel te wekken. Maar de doorslaggevende factor zijn de toenemende bevoorradingsmoeilijkheden. Levensmiddelen en andere goederen verdwijnen zienderogen uit de etalages van de winkels. Zonder enige nuancering schuift de gewone man de schuld ervan op de rug van de Duitsers. Zij zijn de oorzaak van het voedseltekort, van alle ellende. Wanneer soldaten van de Wehrmacht met geschenkpakjes over straat lopen, worden zij met veelzeggende blikken nage-