9 / Politici met nieuwe ambities
Einde juni 1940 begint de Belgische politieke wereld te ontwaken uit de lethargische slaap waarin de omstandigheden haar hebben gedompeld. Een aantal politici die in het land zijn gebleven of uit het buitenland teruggekeerd, laten zich meeslepen door de algemene stroming in de publieke opinie. Zij zijn overtuigd dat Duitsland de oorlog gewonnen heeft, dat hieruit de nodige conclusies moeten getrokken worden, dat het ogenblik is aangebroken om te trachten voor België te redden wat nog te redden valt.
Alle ogen zijn gericht op koning Leopold die op het hoogtepunt van zijn populariteit staat, die over het nodige gezag en prestige beschikt om als leidende figuur op te treden. Invloedrijke politici trappelen van ongeduld om uit de schaduw te treden, zij speculeren op de rol die zij in het nieuwe regime hopen te vertolken. Nieuwe ambities worden gekoesterd. Frankrijk heeft de wapens neergelegd en het vertrouwen in Engeland ligt onder het vriespunt. De regering Pierlot is afgeschreven en kan nog alleen op de sympathie van een stilzwijgende minderheid rekenen. Voor vele vooraanstaande politici is de teerling geworpen. Het einde van de oorlog is nakend en België heeft een nieuwe regering nodig om een vredesverdrag met Duitsland te sluiten.
De toon wordt aangegeven door de liberale oud-minister Albert Devèze, de katholieke oud-minister Paul Tschoffen, de liberale minister van staat Maurice Lippens en de voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij Hendrik De Man. Graaf Maurice Lippens is de meest actieve. Hij ontvouwt een plan tot oprichting van een staatsraad met uitvoerende macht. Deze raad zou fungeren in het kader van een Belgische staat die zou bevrijd zijn van de servituten opgelegd door het algemeen stemrecht en het partijenstelsel. Hij komt op de proppen met enkele namen die hij aan graaf Capelle, secretaris van de koning, voorstelt. Voor de verdeling van de posten zouden onder meer in aanmerking komen: Max-Leo Gerard, voorzitter van de Bank van Brussel, burggraaf Davignon, oud-ambassadeur van België te Berlijn, Hayoit de Termicourt, advokaat-generaal bij het Hof van Cassatie, en vanzelfsprekend Maurice Lippens zelf.
Wanneer blijkt dat ernstige grondwettelijke bezwaren tegen een staatsraad kunnen ingeroepen worden, laat hij het plan varen. Maar deze mislukking zet geen domper op zijn ijver. Hij heeft nog andere pijlen op zijn boog. Met het akkoord en de financiële hulp van de secretarissen-generaal richt hij opnieuw de studiecommissie op die al vóór de oorlog een ontwerp tot hervorming van de staat heeft opgemaakt. Dit ontwerp beoogde een versterking van de koninklijke macht, een stabiele en sterke uitvoerende macht en een vertegenwoordiging van de grote sociale verenigingen in de staat.
In juli 1940 komt het bureau van de studiecommissie voor de eerste maal bijeen. Het is samengesteld uit M. Lippens, voorzitter, P. Tschoffen, L. Bekaert, procureur-generaal Cornil, F. Van Goethem, P. Heymans, leden, A. De Staercke en Van Puyvelde, secretarissen. Typerend voor de tijdgeest is de beslissing die het bureau op 20 augustus met eenparigheid van stemmen neemt om de samenstelling van de studiecommissie uit te breiden en een beroep te doen op de medewerking van vertegenwoordigers van alle schakeringen der publieke opinie, in het bijzonder op leden van het V.N.V., het Verdinaso en Rex.
Victor Leemans en Hendrik Elias van het V.N.V., Emiel Thiers, leider van het Verdinaso, Leon Degrelle, chef van Rex, worden aangesproken om in de commissie te zetelen. Het streven naar openlijke samenwerking met de rechtse bewegingen, de werkzaamheden zelf van de commissie weerspiegelen het veranderd tijdsbeeld. Er wordt gesproken over een reëel gezag van de koning, over een kanselier, ministers en topambtenaren die alleen van de koning zouden afhangen, over een corporatieve kamer die zou fungeren naast een politieke kamer, waarvan de bevoegdheid beperkt zou blijven, over een nieuw statuut voor burgemeesters-ambtenaren en provinciegouverneurs die niet meer onderworpen zouden zijn aan de controle van gekozen raadsleden, over beroepsorganisaties op cor-