werklozenprobleem nochtans niet volledig op. De bezetter wenst dat in België nieuwe arbeidsmogelijkheden geschapen worden, hij dringt er bij de Belgische centrale besturen op aan dat zij de wederopbouw van het land zonder verwijl in handen zouden nemen. Wegen, huizen, fabrieken moeten dringen hersteld of wederopgebouwd worden. Met dit doel wordt een Commissariaat-Generaal voor 's Lands Wederopbouw opgericht. Aan het hoofd ervan staat Verwilghen, secretaris-generaal van Arbeid. Met bureaus in iedere provincie en een budget van 153 miljoen frank kan het van wal steken. Zijn taak is niet te onderschatten; 170.000 huizen, 3.000 industriële en 3.400 openbare gebouwen zijn verwoest of beschadigd. Half september zijn 60.000 arbeiders voor deze werken ingezet. Het aantal werklozen slinkt zienderogen maar blijft vooralsnog een doorn in het oog van de bezettende overheid.
Is de opslorping van de werkloosheid primordiaal voor de Militärverwaltung, dan spelen prijzen en lonen een even belangrijke rol bij de hervatting van het economisch leven. Op 10 mei al worden zij geblokkeerd. Hierdoor ontstaat vrij vlug een kritieke situatie. Een aantal noodzakelijke goederen verdwijnen uit de handel en kunnen slechts tegen woekerprijzen op de zwarte markt verkregen worden. De Duitsers sturen aan op een strenge reglementering. Het tijdperk van de liberale economie is voor hen voorbij, dit van de geleide economie is aangebroken.
In het kader van deze dirigistische politiek wordt op 20 augustus 1940 het Commissariaat voor Prijzen en Lonen opgericht. Het is de eerste Nieuwe Orde-organisatie, waarvan de leiding wordt toevertrouwd aan Paul Beeckman, advokaat te Kortrijk en lid van het V.N.V. Het commissariaat wordt van dichtbij gecontroleerd door de economische afdeling van de Militärverwaltung en heeft tot essentiële opdracht de prijzen vast te stellen en toezicht uit te oefenen op het naleven van de voorgeschreven reglementering.
Maar het kan niet verhinderen dat het met de dag moeilijker wordt de onontbeerlijke levensmiddelen tegen de officieel vastgestelde prijzen te bekomen. Om in leven te blijven moet de bevolking steeds meer zijn toevlucht tot de zwarte markt nemen. De lonen blijven echter op hetzelfde peil zodat voor vele arbeiders de toestand onhoudbaar wordt. In mei 1941 slaan zij alle verordeningen en verbodsbepalingen in de wind. Een grote staking breekt uit, de zogenoemde staking van de honderdduizend. Ze ontstaat bij Cockerill, breidt zich uit tot het ganse industriebekken van Luik om vandaaruit Henegouwen en Limburg te bereiken. Ze zal de loonsverhoging die al maanden onvermijdelijk lijkt, definitief afdwingen. De lonen worden met 8 % verhoogd. Het is de enige officiële loonsverhoging die voor de ganse duur van de oorlog wordt toegestaan. Tijdens de eerste maanden van de bezetting is de dominerende figuur in het land Alexandre Galopin, gouverneur van de belangrijkste Belgische holding, de Société Générale. Het impact van deze maatschappij op de Belgische economie is enorm. Haar actieterrein bestrijkt alle branches van de industriële en financiële wereld: metaalnijverheid, non-ferrometalen, verzekeringen, maritieme ondernemingen, enz... Rond Galopin zijn een aantal prominenten geschaard die geregeld bijeenkomen. Tot het cenakel van notabelen, zoals de kring wordt genoemd, behoren naast Galopin, Willy De Munck, directeur van de Société Générale, Max-Leo Gerard, voorzitter van de Bank van Brussel, Albert-Edouard Janssen, voorzitter van de Belgische Bankvereniging, Fernand Collin, voorzitter van de Kredietbank, Albert Goffin, directeur van de Nationale Bank, oud-Ministers Paul Tschoffen en Emiel Van Dievoet, baron Vaxelaire en Leon Bekaert, Vlaams katholiek industrieel.
In de eerste weken van de bezetting komen deze personaliteiten uit het financieel, industrieel en juridisch establishement dagelijks samen. Hun agenda is goed gevuld. Zij bespreken de modaliteiten van de werkhervatting in de bedrijven, de oprichting van monetaire en kredietinstellingen, de financiering van de toelagen aan werklozen en behoeftigen. Tegelijk werken zij een doctrine uit inzake de betrekkingen tussen de Belgische autoriteiten en de bezetter. Bij de hoge ambtenaren, de patronale verenigingen, de magistratuur, de balie, de rijke bourgeoisie en de adel geniet het cenakel een groot prestige.
Tijdens de vergaderingen van het cenakel der notabelen staat het thema van de werkhervatting nochtans centraal. De bezetter heeft in onverbloemde taal zijn wens te kennen gegeyen. De administratieve, economische en financiële activiteiten moeten zo vlug mogelijk hervat worden. Voor het rijkspersoneel en het personeel