de speciale commissies die hij besluit van 13 juli 1940 door de secretarissen-generaal worden opgericht. De sancties die kunnen getroffen worden zijn: schorsing, ontslag, afzetting.
De wet Bovesse speelt in de kaart van de Duitsers, ze is voor de bezetter een welgekomen gelegenheid om de Belgische administratie te zuiveren van personen die hen vijandig gezind zijn. Op 18 juli vaardigen zij de verordening uit betreffende de uitoefening van een openbare bedrijvigheid. Deze verordening die een aanvulling van en een controle op de Belgische tuchtmaatregelen betekent, is een doeltreffend wapen in de handen van de bezetter. Het geeft hem de mogelijkheid ambtenaren, die hun post verlaten hebben maar krachtens een beslissing van de Belgische commissies voor onderzoek weer in dienst mogen treden, toch uit de administratie te verwijderen. In artikel 2 van de verordening wordt immers bepaald dat alle personen die een openbare bedrijvigheid uitoefenen en tengevolge van de oorlogsomstandigheden het land verlaten hebben, slechts mits uitdrukkelijke toestemming van de militaire bevelhebber opnieuw in functie mogen treden. Artikel 3 van de verordening gaat nog een stuk verder. De militaire bevelhebber behoudt zich het recht voor personen, die niet onder toepassing van artikel 2 vallen d.w.z. die het land niet verlaten hebben, de uitoefening van een openbare bedrijvigheid te verbieden.
Dank zij deze verordening kan het militair bestuur dus zelf optreden tegen degenen die de Duitsers niet gunstig gezind zijn. De bezetter haalt psychologisch voordeel uit de situatie. De uitschakeling van minder betrouwbare en weerspannige elementen van wie de meesten gevlucht waren, wordt gunstig onthaald bij een groot gedeelte van de bevolking die in haar ontgoocheling en ontreddering scherp reageert tegen degenen die hun post verlaten hebben.
Samen met de centrale administratie worden de provinciale en gemeentelijke besturen gezuiverd. Zeven gouverneurs hebben het land verlaten en ongeveer de helft van de 34 arrondissementscommissarissen heeft hun voorbeeld gevolgd. Strikt genomen kan hen niets aangewreven worden, want op deze ambtenaren is de wet Bovesse niet toepasselijk. Als vertegenwoordigers van het centraal gezag waren zij verplicht hun ambt neer te leggen zodra de vijand naderde. Het stond hen vrij als particulier in het land te blijven of naar het buitenland uit te wijken.
Van de vijandige stemming in de openbare opinie tegen de Belgische autoriteiten die de vlucht hebben genomen, maakt de bezetter dankbaar gebruik om de verordening van 18 juli ook op de gouverneurs en arrondissementscommissarissen toe te passen. Acht van de negen gouverneurs worden uit hun ambt verwijderd, de zeven die naar Frankrijk zijn gevlucht alsook Van den Boogaerde, gouverneur van Oost-Vlaanderen, die in het land gebleven is maar in de ogen van de bezetter geen genade vindt. De enige die opnieuw zijn ambt mag opnemen, is baron Houtart, gouverneur van Brabant.
J. Vossen, secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, die de nieuwe benoemingen moet doen, onderhandelt met Reeder. Deze eist een meerderheid van vijf gouverneurs die de Nieuwe Orde genegen zijn. Hij stelt drie V.N.V.-ers en twee Rexisten voor. De eis is voor Vossen onaanvaardbaar. Na moeizame besprekingen wordt een compromis bereikt. In het Vlaamse land worden twee V.N.V. -ers benoemd. Michel Bulckaert, advokaat en lid van de bestendige deputatie, wordt gouverneur van West-Vlaanderen, Gerard Romsée, advokaat en V.N.V.-volks-vertegenwoordiger, gouverneur van Limburg. In Wallonië wordt een Rexist, ingenieur Albert Leroy, tot gouverneur van Henegouwen aangesteld. Voor de overige provinciën benoemt Vossen meer Belgicistisch getinte personen: Jozef Devos, arrondissementscommissaris voor Gent-Eeklo, in Oost-Vlaanderen; Jan Grauls, bekend Vlaams taalkundige en directeur bij het ministerie van Onderwijs, in Antwerpen; Georges Doyen, arrondissementscommissaris voor Borgworm, in Luik; G. Devos, advokaat, in Namen; baron René Greindl, ingenieur en arrondissementscommissaris voor Bastenaken, in Luxemburg.
De secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken geeft er zich rekenschap van dat vaste benoemingen van gouverneurs in strijd zouden zijn met artikel 2, b van de wet van 10 mei 1940 waarbij de overdracht van bevoegdheden van de provinciale organen in oorlogstijd geregeld wordt. Daarom worden de gouverneurs tijdens de bezetting ad interim aangesteld.
Voor de arrondissementscommissarissen- is de situatie identiek. Diegenen die de wijk hebben